In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Vijfheerenlanden. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres1] te [woonplaats], door de heffingsambtenaar op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De waarde was vastgesteld op € 674.000 per waardepeildatum 1 januari 2021, en belanghebbende had hiertegen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar handhaafde de beschikking en de aanslag onroerendezaakbelasting, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank Midden-Nederland. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 22 mei 2024, die via een beeldverbinding plaatsvond, zijn belanghebbende en taxateur [naam1] namens de heffingsambtenaar verschenen. Partijen hebben ter zitting een compromis bereikt, waarbij de waarde van de onroerende zaak werd verminderd tot € 572.000. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de waarde dienovereenkomstig vastgesteld. Tevens is bepaald dat de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht aan belanghebbende dient te vergoeden.
De uitspraak van het Hof vernietigt de eerdere uitspraak van de Rechtbank en de beslissingen van de heffingsambtenaar. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is op 12 juni 2024 verzonden. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.