ECLI:NL:GHARL:2024:3842

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
21-001641-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake btw-carrouselfraude met valsheid in geschrift, belastingfraude, deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij btw-carrouselfraude, waarbij hij zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, belastingfraude, deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen. De feiten dateren van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013. De verdachte heeft feitelijke leiding gegeven aan het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van een vennootschap door valse facturen op te nemen en onjuiste aangiften omzetbelasting in te dienen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een cruciale rol heeft gespeeld binnen een criminele organisatie die zich bezighield met btw-carrouselfraude. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 73.002,64 bevolen, dat is verkregen uit de opbrengst van de verkoop van auto’s en een bankrekening in Zwitserland. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het belastingstelsel.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001641-20
Uitspraak d.d.: 6 juni 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo , van 6 april 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-950037-15 en 08-993125-16, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [woonadres] .
Inhoudsopgave

1. Het hoger beroep

2. Onderzoek van de zaak

3. Het vonnis waarvan beroep

3.1 Inleidende overweging

4. Ontvankelijkheid van het hoger beroep

4.1 Aanvullende overweging ten aanzien van feit 1

5. De tenlastelegging

6. De voorvragen

6.1 Geldigheid van de dagvaarding

7. De bewijsoverwegingen inzake parketnummer 08/950037-15

7.1 Inleiding
7.2 Het standpunt van de advocaten-generaal
7.3 Het standpunt van de verdediging
7.4 Het oordeel van het hof
7.4.1 [naam bedrijf]
7.4.2 [naam bedrijf]
7.4.3 Algemene overwegingen ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5
7.4.4 Ten aanzien van feit 5
7.4.4.1 Contacten met [naam bedrijf]
7.4.4.2 Contacten met andere medeverdachten
7.4.4.3 Winstaandeel [verdachte]
7.4.4.4 Criminele organisatie
7.4.4.5 Wetenschap en opzet van verdachte
7.4.5 Ten aanzien van feit 1
7.4.6 Ten aanzien van feit 2
7.4.7 Feitelijke leidinggeven aan strafbare gedragingen [naam bedrijf]
7.4.8 Ten aanzien van feit 4
7.4.9 Feitelijke leidinggeven aan strafbare gedragingen [naam bedrijf]
7.4.10 Ten aanzien van feit 3

8. De bewijsoverwegingen inzake parketnummer 08/993125-16

8.1 Het standpunt van de advocaten-generaal
8.2 Het standpunt van de verdediging
8.3 Het oordeel van het hof

9. De bewezenverklaring

10. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

11. De strafbaarheid van de verdachte

12. De op te leggen straf of maatregel

12.1 De vordering van de advocaten-generaal
12.2 Het standpunt van de verdediging
12.3 De gronden voor een straf of maatregel
12.4 De inbeslaggenomen voorwerpen

13. De toegepaste wettelijke voorschriften

14. De beslissing

1.Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 31 maart 2021 (waarna het hof op 28 april 2021 een tussenarrest heeft gewezen), 9 april 2024, 10 april 2024, 12 april 2024 – welk onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 6 juni 2024 – en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.J.N. Vermeij, naar voren is gebracht.

3.Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte – kort en zakelijk weergegeven – voor de volgende feiten veroordeeld tot straf:
Parketnummer 08-950037-15:
1. primair: het in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 feitelijke
leiding geven aan het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] , door daarin een valselijk opgemaakte factuur te verwerken;
2 primair: het in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 feitelijke leiding geven aan het onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting over de jaren 2011, 2012 en 2013 door [naam bedrijf] , waaronder de aangifte omzetbelasting over de maand december 2012;
4 primair: het in de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 feitelijke leiding geven aan het onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting over de jaren 2012 en 2013 door [naam bedrijf] ., waaronder de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2012;
5. het in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 in Nederland deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Parketnummer 08-993125-15:
Het gewoontewitwassen in de periode van 24 maart 2011 tot en met 31 maart 2015.
Aan verdachte is door de rechtbank een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van twee jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn in het vonnis beslissingen genomen over inbeslaggenomen voorwerpen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – vernietigen omdat het tot een gedeeltelijk andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
3.1
Inleidende overweging
De rechtbank heeft in haar vonnis uitvoerige overwegingen gewijd aan zowel de weerlegging van verweren als het bewijs. Bij het bespreken van de bewijsmiddelen, de (bewijs)verweren en uitdrukkelijk onderbouwde standpunten zal het hof – voor zover het hof de overwegingen van de rechtbank onderschrijft – overwegingen van de rechtbank citeren en die dan gecursiveerd weergeven. Het hof maakt die overwegingen tot de zijne en waar in de hierna cursief weergegeven tekst ‘de rechtbank’ staat vermeld moet in dat geval ‘het hof’ worden gelezen. Waar de overweging van de rechtbank aanvulling of -op een beperkt aantal punten- verbetering behoeft, is dit aangegeven met niet-cursieve tekst.

4.Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Bij inleidende dagvaarding is aan verdachte onder 2, 3 en 4 in meerdere varianten ten laste gelegd – kort gezegd – respectievelijk (feit 2) betrokkenheid bij het onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting door [naam bedrijf] over de jaren 2011, 2012 en 2013, waaronder de maanden maart 2011, september 2011 en december 2012 (gedachtestreepjes 1 tot en met 3), (feit 3) betrokkenheid bij het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] . door daarin vier valse facturen op te nemen (gedachtestreepjes 1 tot en met 4) en (feit 4) betrokkenheid bij het onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting door [naam bedrijf] . over de jaren 2011, 2012 en 2013, waaronder het tweede kwartaal 2011, vierde kwartaal 2011, eerste kwartaal 2012 en vierde kwartaal 2012 (gedachtestreepjes 1 tot en met 4).
Bij bovengenoemde vonnis is verdachte onder feit 2 partieel vrijgesproken van betrokkenheid bij het onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting door [naam bedrijf] ten aanzien van de onder het eerste en tweede gedachtestreepje tenlastegelegde aangiften over de maanden maart 2011 en september 2011. Het hof begrijpt de overweging van de rechtbank inzake deze partiële vrijspraak zo dat, nu volgens de rechtbank wetenschap van verdachte van de btw-carrousel pas vanaf december 2011 kan worden bewezen, hij van alle vóór die datum tenlastegelegde onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting over het jaar 2011 door [naam bedrijf] wordt vrijgesproken.
Onder feit 3 is verdachte integraal vrijgesproken van betrokkenheid bij het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] .
Tot slot is verdachte onder feit 4 partieel vrijgesproken van betrokkenheid bij het onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting door [naam bedrijf] ., wat betreft de onder het eerste, tweede en derde gedachtestreepje tenlastegelegde aangiften van het tweede kwartaal 2011, vierde kwartaal 2011 en eerste kwartaal 2012. Het hof begrijpt deze partiële vrijspraak van de rechtbank zo dat, nu verdachte pas vanaf de overname van [naam bedrijf] . door [naam bedrijf] op 4 juli 2012 betrokken was bij [naam bedrijf] , hij van alle voor die datum tenlastegelegde aangiften omzetbelasting van [naam bedrijf] wordt vrijgesproken.
Het hoger beroep is blijkens de akte instellen hoger beroep van 20 april 2020 onbeperkt ingesteld en dus ook tegen deze vrijspraken gericht. Het hof is evenwel van oordeel dat dit onherroepelijk deelvrijspraken betreffen waar tegen, op grond van het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, geen hoger beroep openstaat. Het hof zal verdachte daarom in zoverre nietontvankelijk verklaren in het hoger beroep.
Deze feiten zijn niet meer in de weergave van de tenlastelegging opgenomen.
4.1
Aanvullende overweging ten aanzien van feit 1
Bij inleidende dagvaarding is aan verdachte onder 1 in meerdere varianten ten laste gelegd betrokkenheid bij het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] door daarin drie valse facturen op te nemen (gedachtestreepje 1 tot en met 3). Hoewel de rechtbank verdachte partieel heeft vrijgesproken van betrokkenheid bij de onder het eerste en tweede gedachtestreepje tenlastegelegde facturen, te weten facturen van [naam bedrijf] , factuurnummer [nummer] d.d. 2 maart 2011 en [naam bedrijf] , factuurnummer [nummer] d.d. 20 mei 2011, is het hof van oordeel dat deze vrijspraken geen onherroepelijke deelvrijspraken betreffen. Het verwijt ziet immers op het gronddelict van het vervalsen van bedrijfsadministratie waarvan die facturen onderdeel zijn. Het hof is dan ook van oordeel dat het feit in zijn geheel, inclusief voornoemde facturen, opnieuw voorligt ter beoordeling in hoger beroep.

5.De tenlastelegging

De verdenking komt er – na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08/950037-15:
1:
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [naam bedrijf] , al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie door valse facturen in die administratie op te nemen;
subsidiair:
in genoemde periode samen met [naam bedrijf] en/of andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] valselijk heeft opgemaakt door valse facturen in die administratie op te nemen;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door [naam bedrijf] , al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] door valse facturen in die administratie op te nemen;
2:
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [naam bedrijf] , al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig indienen van aangiften omzetbelasting;
subsidiair:
in genoemde periode samen met [naam bedrijf] en/of andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen opzettelijk onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting van [naam bedrijf] heeft ingediend;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door [naam bedrijf] , al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting;
4.
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [naam bedrijf] , al dan niet samen met andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig indienen van aangiften omzetbelasting;
subsidiair:
in genoemde periode samen met [naam bedrijf] en/of andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen opzettelijk onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting van [naam bedrijf] heeft ingediend;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door [naam bedrijf] , al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting;
5:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft gehad het plegen van misdrijven, te weten valsheid in geschrifte, het opzettelijk niet, dan wel onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting, het niet voldoen aan verplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de administratie, en bedrieglijke bankbreuk;
08/993125-16:
in de periode van 24 maart 2011 tot en met 31 maart 2015, al dan niet samen met anderen, van het witwassen van geldbedragen, van in totaal € 160.000,--, een gewoonte heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging – na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep aan het oordeel van het hof onderworpen – dat:
inzake parketnummer 08/950037-15:
1.
primair:
de besloten vennootschap [naam bedrijf] , in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) haar (bedrijfs)administratie - zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [naam bedrijf] , voorzien van het factuurnummer [nummer] , gedateerd 2 maart 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 61.954,38 (bijlage D-764-8, pagina 15760), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [naam bedrijf] , voorzien van het factuurnummer [nummer] , gedateerd 20 mei 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 180.493,25 (bijlage D-518-8, pagina 14211), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [naam bedrijf] ., voorzien van het factuurnummer [nummer] , gedateerd 17 december 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 226.063,70 (bijlage D-173-175, pagina 9728),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven - dat tussen [naam bedrijf] en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [naam bedrijf] (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen, zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair:
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [naam bedrijf] en/of één of meer (andere) rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) de (bedrijfs)administratie van de besloten vennootschap [naam bedrijf] - zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [naam bedrijf] , voorzien van het factuurnummer [nummer] , gedateerd 2 maart 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 61.954,38 (bijlage D-764-8, pagina 15760), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [naam bedrijf] , voorzien van het factuurnummer [nummer] , gedateerd 20 mei 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 180.493,25 (bijlage D-518-8, pagina 14211), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [naam bedrijf] ., voorzien van het factuurnummer [nummer] , gedateerd 17 december 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 226.063,70 (bijlage D-173-175, pagina 9728),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen [naam bedrijf] en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [naam bedrijf] (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen, zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
meer subsidiair:
de besloten vennootschap [naam bedrijf] , in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) haar (bedrijfs)administratie - zijnde die (bedrijfs)administratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, door een groot aantal, althans één of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste factu(u)r(en), waaronder onder meer:
 een factuur vermeldende als afzender [naam bedrijf] , voorzien van het factuurnummer [nummer] , gedateerd 2 maart 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 61.954,38 (bijlage D-764-8, pagina 15760), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [naam bedrijf] , voorzien van het factuurnummer [nummer] , gedateerd 20 mei 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 180.493,25 (bijlage D-518-8, pagina 14211), en/of
 een factuur vermeldende als afzender [naam bedrijf] ., voorzien van het factuurnummer [nummer] , gedateerd 17 december 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 226.063,70 (bijlage D-173-175, pagina 9728),
bestaande de valsheid van de bedoelde factu(u)r(en) daarin dat op de factu(u)r(en) (telkens) valselijk, immers (opzettelijk) in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen [naam bedrijf] en de afzender van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [naam bedrijf] (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, althans aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, immers was er sprake van (een) schijntransactie(s),
(opzettelijk) in die (bedrijfs)administratie te verwerken en/of te doen verwerken en/of te boeken en/of te doen boeken en/of op te nemen en/of te doen opnemen, zulks (telkens) met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie, als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte,
 gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en), waaronder onder meer de gevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n), zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)n(en) kon handelen, en/of
 zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
 met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactiets) betrof (fen);
2.
primair:
de besloten vennootschap [naam bedrijf] , in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [naam bedrijf] , betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand december 2012,
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair:
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [naam bedrijf] en/of één of meer (andere) rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [naam bedrijf] , betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand december 2012,
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven;
meer subsidiair:
de besloten vennootschap [naam bedrijf] ., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [naam bedrijf] ., betreffende het/de ja(a)r(en) 2011 en/of 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand december 2012,
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte,
 gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en), waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n), zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)n(en) kon handelen en/of
 zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
 met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof(fen);
4.
primair:
de besloten vennootschap [naam bedrijf] ., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [naam bedrijf] ., betreffende het/de ja(a)r(en) 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2012,
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair:
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met de besloten vennootschap [naam bedrijf] . en/of één of meer (andere) rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [naam bedrijf] ., betreffende het/de ja(a)r(en) 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2012,
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven;
meer subsidiair:
de besloten vennootschap [naam bedrijf] ., in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [naam bedrijf] ., betreffende het/de ja(a)r(en) 2012 en/of 2013, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over het vierde kwartaal 2012,
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) een te hoog en/of onjuist, bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of (telkens) een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 juli 2013 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte,
 gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en) , waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n) zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtspersofo)n(en) kon handelen, en/of
 zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
 met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof(fen);
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen, aan een organisatie, bestaande uit
[naam persoon] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 6] en/of [verdachte 3] en/of [naam persoon] en/of [verdachte 5] en/of [naam persoon] en/of [verdachte 2] en/of [naam bedrijf] . en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of een/of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk heeft/had het plegen van misdrijven, namelijk te weten:
 valsheid in geschrifte, als bedoeld in artikel 225 Wetboek van Strafrecht, en/of
 het opzettelijk niet en/of onjuist en/of onvolledig doen van bij de belastingwet voorziene aangifte(n) omzetbelasting, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven (BTW-carrousselfraude), als bedoeld in artikel 69 eerste en/of tweede lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en/of
 het opzettelijk begaan van een of meer feit(en) als omschreven in artikel 68, eerste lid, onderdeel a en/of b en/of c en/of d en/of e en/of f en/of g, als bedoeld in artikel 69, eerste en/of tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en/of
 bedrieglijke bankbreuk, als bedoeld in artikel 341 Wetboek van Strafrecht.
inzake parketnummer 08/993125-16:
hij in de periode van 24 maart 2011 tot en met 31 maart 2015 althans tot en met 15 december 2014, te [naam plaats] en/of te [naam plaats] en/of (elders) in Nederland en/of de Zwitserse Bondsstaat en/of in het Vorstendom Monaco, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) meermalen van een of meer voorwerp(en), te weten een of meer (na te noemen) geldbedrag(en):
 de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verborgen of verhuld; en/of
 verborgen of verhuld wie de rechthebbende op die geldbedrag(en) is/was; en/of
 die geldbedrag(en) voorhanden gehad; en/of
 die geldbedrag(en) verworven en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruikt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wisten dat die geldbedrag(en)
-onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten: een of meer geldbedrag(en) tot een totaal van EURO 160.000,-- door deze geldbedrag(en) te doen of laten storten op de bankrekening met het nummer [rekeningnummer] welke door hem, verdachte werd aangehouden bij de [naam bank] te [naam plaats] , en welke door hem, verdachte, buiten het zicht van de Nederlandse (fiscale) autoriteiten werd gehouden, en/of
(vervolgens) vanaf deze bankrekening (privé)bestedingen te doen en/of een geldbedrag, groot EURO 100.000,-- over te boeken naar een bankrekening welke door de Panamese rechtspersoon [naam bedrijf] bij de [naam bank] in Monaco werd aangehouden.

6.De voorvragen

6.1
Geldigheid van de dagvaarding - partiële nietigheid
Op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn, alsmede met vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. Bij de uitleg van deze bepaling staat de vraag centraal of de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen. Ook voor de rechter moet de tenlastelegging begrijpelijk zijn. De eis van ‘opgave van het feit’ wordt zo uitgelegd dat het geheel in de eerste plaats duidelijk en begrijpelijk moet zijn, in de tweede plaats niet innerlijk tegenstrijdig en in de derde plaats voldoende feitelijk.
Onder feit 1(…)
, in alle ten laste gelegde varianten, wordt verdachte verweten dat hij betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie door ‘een groot aantal’ valse facturen in die administratie op te nemen ‘waaronder onder meer’, waarna met behulp van gedachtestreepjes een gedetailleerde opsomming van specifieke facturen volgt. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is op welke andere facturen dan die in de opsomming staan, wordt gedoeld. Verdachte is daardoor niet in staat om zich tegen dat onderdeel van de tenlastelegging te verdedigen. Het onderdeel van de tenlastelegging ‘een groot aantal….waaronder onder meer’ onder feit 1(…)
, in alle ten laste gelegde varianten, is dan ook telkens onvoldoende duidelijk en begrijpelijk. De rechtbank verklaart de dagvaarding in zoverre partieel nietig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat voor het overige de dagvaarding geldig is.
6.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de
officieren van justitie ontvankelijk zijn in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor
schorsing van de vervolging.
7. De bewijsoverwegingen inzake parketnummer 08/950037-15 [1]
7.1
Inleiding
Aanleiding onderzoek FIOD
In 2011 – 2012 zijn bij het Coördinatiepunt btw-fraude van de Belastingdienst/FIOD signalen binnengekomen met betrekking tot diverse in Nederland gevestigde rechtspersonen en aan hen gedane intracommunautaire leveringen van goederen als computeronderdelen, Playstations en iPhones. Die signalen hadden onder meer betrekking op de BV’s [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] . Na eerste controles werd op 12 december 2012 in het Tri Partite Overleg (TPO) besloten om ten aanzien van genoemde vennootschappen - en de hieraan verbonden natuurlijke personen - een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de gang van zaken rond de in- en verkoop en facturering in relatie tot goederenstromen van elektronica rond genoemde rechtspersonen vanaf 1 januari 2011. [2] In een volgend TPO, op 27 maart 2013, werd besloten om verdachten die tijdens het lopende onderzoek nog naar voren zouden komen ook bij het onderzoek te betrekken. De bevindingen hebben bij de Belastingdienst/FIOD geleid tot een vermoeden dat sprake was van btw-carrouselfraude.
Btw-carrouselfraude
De term btw-carrouselfraude wordt gebruikt voor een samenstel van strafbare, frauduleuze, gedragingen waarbij minimaal één bedrijf (een zogenaamde ‘ploffer’) in een handels- en facturenketen geen btw afdraagt aan de fiscus. Dat bedrijf brengt vervolgens wel btw in rekening bij zijn afnemers.
De schakels in de handelsketen na de ploffer - zogenaamde ‘buffers’- vragen de btw terug.De namen en btw-nummers van bedrijven die als ploffer fungeren worden meestal maar korte tijd gebruikt, waarna de activiteiten worden gestaakt en een nieuwe ploffer de plaats inneemt van de eerdere ploffer. De Belastingdienst kan vervolgens de eerste ploffer niet meer aanspreken op zijn fiscale verplichtingen. Bestuurders van de bedrijven die fungeren als ploffer of buffer zijn slechts formeel leidinggevende en niet feitelijk betrokken bij de ondernemingen; zij zetten de bedrijven en bankrekeningen slechts op naam (‘katvangers’). Eén van de kenmerken van btw-carrouselfraude is dat sprake is van een prijsval: de ploffers factureren goederen aan de bufferbedrijven voor lagere bedragen dan waarvoor die aan de ploffers waren gefactureerd. Over het algemeen werd een structureel verlies geleden van gemiddeld ca. 13%. Deze prijsval kan alleen worden gerealiseerd doordat plofferbedrijven geen btw afdragen. De ‘winst’ die ten gevolge van deze handelwijze ontstaat, wordt over de diverse schakels verdeeld. [3]
Op basis van eerste onderzoek heeft de FIOD de volgende ondernemingen als vermoedelijke ploffers aangemerkt: [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] . De eenmanszaken [naam bedrijf] ( [naam persoon] ) en [naam bedrijf] ( [naam persoon] ) werden als vermoedelijke buffers aangemerkt. [4]
Medeverdachte [verdachte 2] heeft bij de FIOD verklaard dat hij via medeverdachte [verdachte 1] in de btw-carrouselfraude terecht is gekomen. [verdachte 1] had uitgelegd dat er werd gehandeld in kleine elektronica, die van de ene onderneming naar de andere ging, zonder dat goederen werden verplaatst. Hiervoor waren verschillende vennootschappen nodig en de verdienste zat in het niet afdragen van de btw. [5]
Het hof overweegt dat een btw-carrousel alleen dan goed kan werken als eenieder binnen die carrousel daarvan op de hoogte is, zodat het risico op doorbreking van die carrousel door een deelnemer is uitgesloten. Tenzij nadrukkelijk anders blijkt gaat het hof er daarom in beginsel vanuit dat de deelnemer aan een goederenstroom in die btw-carrousel weet dat sprake is van vooraf georganiseerde handel, waarbij er in de keten van bedrijven enkel winst kan worden gegenereerd omdat de zogenaamde ploffer de door hem in rekening gebrachte btw niet afdraagt.
[naam bedrijf] en [naam bedrijf]
Tijdens het onderzoek door de FIOD kwamen de bedrijven [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) en [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) telkens als afnemer naar voren in verschillende handelsketens met vermoedelijke ploffer- en bufferbedrijven. [6] De bedrijfsactiviteiten van [naam bedrijf] waren bij de Kamer van Koophandel omschreven als groothandel in witgoed, audio- en videoapparatuur en elektronische en telecommunicatieapparatuur en onderdelen. [7] Uit het onderzoek bleek dat [naam bedrijf] voornamelijk handelde in ‘risicogoederen’ in het kader van btw-carrouselfraude als iPhones, cpu’s, iPads, harde schijven en spelcomputers. [8] [naam bedrijf] was een groothandel in computeronderdelen. [9] Op basis van de bevindingen rond [naam bedrijf] en [naam bedrijf] heeft de FIOD gerelateerd dat de directeuren/feitelijke leidinggevenden van genoemde bedrijven zich vermoedelijk schuldig maakten aan fraude en dat [naam bedrijf] en [naam bedrijf] vermoedelijk ten onrechte aftrek van voorbelasting hadden geclaimd. [10] Medeverdachte [verdachte 5] was sinds 1 januari 2011 in dienst bij [naam bedrijf] in de functie van ‘sales director’. Hij was tevens enig werknemer. [11] Binnen [naam bedrijf] was medeverdachte [verdachte 1] de leidinggevende, hij had het voor het zeggen. [12] [verdachte] was directeur/eigenaar van [naam bedrijf] . Na de overname van [naam bedrijf] door [naam bedrijf] op 4 juli 2012 bleef [verdachte 5] als enig werknemer werkzaam binnen [naam bedrijf] en was [verdachte] de leidinggevende. [13]
Logistiek dienstverlener [naam bedrijf]
en [naam bedrijf] hebben in de tenlastegelegde periode voor opslag en doorvoer van goederen gebruik gemaakt van de diensten van logistiek dienstverlener [naam bedrijf] . Directeur van dit bedrijf in de tenlastegelegde periode was [naam persoon] . [14] [verdachte 5] heeft verklaard dat voorwaarde voor het doen van zaken was, dat goederen voor [naam bedrijf] bij [naam bedrijf] werden ondergebracht. [naam persoon] was daar zijn contactpersoon. [15] Uit onderzoek naar het handelen van [naam bedrijf] is gebleken dat de goederen regelmatig, nog vóórdat deze door de eigenaar waren vrijgegeven, het magazijn van [naam bedrijf] hadden verlaten en dat vaak dezelfde partijen binnen korte tijd terug waren bij [naam bedrijf] . [16] Ook is uit aangetroffen skypeberichten gebleken dat [naam persoon] contacten onderhield met [verdachte 5] en [verdachte] over leveringen van partijen vanuit het buitenland aan Nederlandse bedrijven die fungeerden als ploffers. [17] Getuige [naam getuige] , medewerker bij [naam bedrijf] van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013, heeft verklaard dat nieuwe ‘elektronica-klanten’ kwamen aanwaaien via [verdachte 5] en [verdachte] . [18] De ondernemingen wisselden snel. Veel van die ondernemingen bestonden maar even en verdwenen dan weer. [naam persoon] moest dan achter zijn geld aan en probeerde dit dan via [verdachte 5] of [verdachte] terug te krijgen want deze bedrijven leverden aan hen en bestonden telkens maar even, aldus [naam getuige] . [19] Ook kwam het voor dat dezelfde partijen goederen weer terugkwamen bij [naam bedrijf] . Dat kon [naam bedrijf] zien aan de stickers die erop zaten of aan het aantal goederen of de serienummers. [naam persoon] belde de leverancier dan op met de mededeling de volgende keer de stickers eraf te trekken dan wel de goederen maar naar [naam bedrijf] of [naam bedrijf] (het hof begrijpt: andere logistieke dienstverleners) toe te sturen. Ook wilden de meeste klanten alleen via Skype contact onderhouden, omdat die contacten niet traceerbaar waren, aldus [naam getuige] . [20] [naam persoon] is vanaf 21 april 2011 meermalen door de Belastingdienst gewaarschuwd voor het fenomeen van btw-carrouselfraude. [21]
Betalingsplatforms
De FIOD heeft geconstateerd dat de elektronicagoederen aan het eind van de keten via de eindschakel (een binnenlands bedrijf) veelal werden verhandeld naar een andere lidstaat waarbij ze regelmatig weer terechtkwamen bij de oorspronkelijke leverancier.
Er bleek sprake te zijn van het gebruik van betalingsplatforms die, zo vermoedde de FIOD, zijn gebruikt om de fraude te kunnen plegen en crimineel verkregen geld - gegenereerd door het niet afdragen van omzetbelasting door de plofferbedrijven - wit te wassen. De bedrijven/betalingsplatforms [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) en [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) werden verdacht van betrokkenheid bij de btw-carrouselfraude.[naam bedrijf] was een Nieuw-Zeelandse rechtspersoon en heeft vanaf 10 augustus 2011 tot medio maart 2013 als betalingsplatform gefungeerd. [22] [naam bedrijf] maakte gebruik van meerdere bankrekeningen bij twee Poolse banken. Over deze bankrekeningen liepen de transacties van meerdere bedrijven, waarbij steeds alleen de betaling van de uiteindelijke afnemer en de betaling aan de eerste leverancier zichtbaar zijn. De mutaties op de interne accounts van de tussenschakels zijn niet zichtbaar voor toezichthouders. [23] De feitelijke leiding van [naam bedrijf] berustte onder andere bij medeverdachte [verdachte 6] en [naam persoon] . [24]
[naam bedrijf] is op 30 januari 2013 ingeschreven in het handelsregister en heeft vanaf 22 maart 2013 tot 23 juli 2013 als betalingsplatform gefungeerd. [25] [naam bedrijf] was in handen van medeverdachte [verdachte 6] en de werkwijze was vrijwel identiek aan die van [naam bedrijf] . [26] Er werd gebruik gemaakt van dezelfde software, betalingen liepen via bankrekeningen van [naam bedrijf] in Liechtenstein en interne transacties werden vastgelegd in een intern account. [27] De FIOD vermoedde dat inzicht in de wijze waarop de verdeling van dat geld plaatsvond bewust werd gefrustreerd door het betalingsverkeer onoverzichtelijk te maken. [28] (…)
Van de buitenlandse bankrekening werd een extra (schaduw)administratie bijgehouden die als ‘black box’ functioneerde. [29] Beheerder van beide betalingsplatforms was [verdachte 6] . [30]
Volgens [verdachte 2] ging de afroming van de btw via de betalingsplatforms van [verdachte 6] en [naam persoon] (het hof begrijpt: [verdachte 6] en [naam persoon] ). [verdachte 1] legde [verdachte 2] uit hoe hij via het betalingsplatform [naam bedrijf] facturen moest uploaden. Van [verdachte 6] kreeg hij inloggegevens om in te loggen op het betalingsplatform. Daar zag hij dat de marge tussen de in- en verkoopfacturen die daar eerder nog te zien was, weg was. De marges op [naam bedrijf] waren veel groter dan de marges op de bankrekening. Op de bankrekening was de marge 2.500 tot 5000 euro en bij [naam bedrijf] 10.000 tot 20.000 euro, aldus [verdachte 2] . [31]
De rollen van de verdachten
In het onderhavige dossier zijn de bijdragen die de verdachte natuurlijke personen zouden hebben geleverd bij het plegen van btw-carrouselfraude ingedeeld aan de hand van verschillende rollen met daarbij een globale beschrijving van de bijdragen die zouden zijn geleverd.
Deze rollen zijn de volgendeen komen hierna bij bespreking van de tenlastegelegde feiten nader aan bod. [32]
Katvangers: formele bestuurders en leidinggevenden van de BV’s of eenmanszaken die fungeren als ploffer- en bufferbedrijven, terwijl in werkelijkheid anderen de zeggenschap hebben over die ondernemingen en/of aan die ondernemingen feitelijke leiding geven.
Systeembouwer: een ‘systeembouwer’ levert bedrijven aan die als ploffer en/of buffer kunnen worden gebruikt voor de btw-carrouselfraude. De systeembouwer zorgt tevens voor een snelle vervanging van een niet meer bruikbare onderneming en voor aansturing van katvangers.
Coördinator van goederen- en facturenstromen: deze persoon speelt een actieve rol in de coördinatie van goederen- en factuurstromen en betalingen en/of is aanspreekpunt voor logistieke dienstverleners.
Beheerder van betalingsplatforms: een beheerder van betalingsplatforms stuurt ondernemingen, betalingsplatforms en het betalingsverkeer aan.
7.2
Het standpunt van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair,
2 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard overeenkomstig de bewezenverklaring in het vonnis van de rechtbank. Verdachte had een sturende rol bij diverse goederenstromen in de btw-carrousel en mede daaruit volgt de wetenschap en het opzet van verdachte. Verdachte had niet alleen contacten met [naam persoon] en [verdachte 5] maar ook met [verdachte 1] . Verdachte heeft toegegeven dat achteraf gezien sprake was van btw-carrouselfraude. Gelet op de belangen in een btw-carrousel, is het onmogelijk dat een keten in die carrousel in handen is van een willekeurige derde. Om te kunnen profiteren van een prijsval, is controle over de goederenstroom essentieel. De voorafgaand aan de terechtzitting in hoger beroep verstrekte stukken van de raadsman doen aan een en ander niet af. In een carrousel worden ‘schone’ bedrijven gebruikt die na ontdekking door de Belastingdienst worden opgevolgd door weer andere bedrijven. Ploffers volgen elkaar in rap tempo op en buffers in een wat minder hoog tempo.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde. Niet kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de tenlastegelegde gedragingen en dat hij wetenschap had van het bestaan en functioneren van een btw-carrousel. Ook voorwaardelijk opzet kan niet worden bewezen, omdat het wilselement ontbreekt. In aanvulling hierop heeft de raadsman gewezen op enkele documenten die voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling zijn toegestuurd aan het hof, waarbij het gaat om correspondentie van verdachte met de Belastingdienst over btw-verificaties van bedrijven waar verdachte zaken mee deed. Dat achteraf is gebleken dat het daarbij om “buffers” en “ploffers” ging, zorgt er niet voor dat verdachte daarvan wetenschap had in de tenlastegelegde periode. Voorts heeft verdachte geprocedeerd tegen [naam bedrijf] Het in de arm nemen van een civiele advocaat, het contact opnemen met banken en het laten leggen van derdenbeslag verhoudt zich niet met het zijn van een cruciale schakel in een btw-carrousel, aldus de raadsman.
7.4
Het oordeel van het hof
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder1 primair, 2 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.Wanneer hierna wordt gesproken over ‘omzet’, bedoelt het hof (daar waar toepasselijk) ‘gefingeerde omzet’.
7.4.1
[naam bedrijf]
[naam bedrijf] werd op 19 januari 2010 opgericht. [33] De activiteiten bestaan uit groothandel in witgoed, audio- en videoapparatuur en telecommunicatieapparatuur en bijbehorende onderdelen; import en export van witgoed, groene energie.
Vestigingsadressen waren achtereenvolgens:

[adres] te [naam plaats] , met ingang van 28 december 2010;

[adres] te [naam plaats] , met ingang van 1 maart 2011;

[adres] te [naam plaats] , met ingang van 4 juli 2012 (datum overname door [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ));
Het bezoekadres is: [adres] te [naam plaats] .
Aandeelhouders van [naam bedrijf] waren/zijn:

[naam bedrijf] van 19 januari 2010 tot 28 december 2010;

[naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) van 28 december 2010 tot 15 februari 2011;

[naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), [adres] te [naam plaats] , van 15 februari 2011 tot 19 december 2011;

[naam bedrijf] met ingang van 4 juli 2012.
Bestuurders van [naam bedrijf] waren/zijn [34] :

Medeverdachte [verdachte 5] door [verdachte 5] van [naam bedrijf] van 19 januari 2010 tot en met 28 december 2010 [35] ;

[naam persoon] (hierna: [naam persoon] ) door [verdachte 5] van [naam bedrijf] van 28 december 2010 tot 15 februari 2011;

Medeverdachte [naam persoon] door [verdachte 5] van [naam bedrijf] van 15 februari 2011 tot 19 december 2011 [36] ;

Medeverdachte [verdachte 1] door [verdachte 5] van [naam bedrijf] van 19 december 2011 tot 4 juli 2012 [37] ;

[naam bedrijf] , vanaf 4 juli 2012 en op dezelfde datum uit functie getreden;

Verdachte door [verdachte 5] van [naam bedrijf] vanaf 4 juli 2012 [38] .
[verdachte 5] was tot 28 december 2010 door [verdachte 5] van [naam bedrijf] enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf] . Hij hield zich bezig met zowel de inkoop als verkoop van goederen. [39]
In de periode van 28 december 2010 tot 15 februari 2011 is [naam persoon] , een vriend van medeverdachte [verdachte 1] , tijdelijk bestuurder van [naam bedrijf] geweest. Bij de gesprekken over de overname door [naam bedrijf] waren [verdachte 5] , [naam persoon] en [verdachte 1] aanwezig. [naam persoon] werd eerst bestuurder, zodat [verdachte 1] zeker wist dat er geen spreekwoordelijke lijken uit de kast kwamen. [40] [verdachte 1] wist toen al dat hij [naam bedrijf] weer van [naam persoon] zou gaan overnemen. [41] Bij de overname door [naam persoon] kreeg [verdachte 5] de garantie dat hij bij [naam bedrijf] kon blijven werken. [42]
[verdachte 5] was sinds 2011 (de enige) werknemer van [naam bedrijf] . [43] Facturen ten behoeve van [naam bedrijf] werden aan [verdachte 5] gericht. [44] Tijdens het onderzoek van de FIOD kwam [verdachte 5] als aanspreekpunt van [naam bedrijf] naar voren.
Vanaf de overname door [naam persoon] deed [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), eveneens een bedrijf van medeverdachte [verdachte 1] [45] [46] dat ook was gevestigd in het kantoor aan de [adres] te [naam plaats] , de administratie voor onder meer [naam bedrijf] .
Over de rol van [verdachte 5] en [verdachte 1] binnen [naam bedrijf] , voorafgaand aan de overname door [naam bedrijf] , hebben diverse getuigen verklaard.
Zo heeft [naam persoon] , administratief medewerker bij [naam bedrijf] , verklaard dat [verdachte 5] zich reeds vóór de overname van [naam bedrijf] door [naam bedrijf] bezighield met de handel van [naam bedrijf] , de betalingen en de vrijgave van de goederen. [naam persoon] moest de orderbevestigingen, de facturatie en de btw-checks doen en had over [naam bedrijf] vrijwel altijd overleg met [verdachte 5] , meestal via de e-mail. [naam persoon] verzond de pro forma facturen naar de leverancier of de afnemer en als [verdachte 5] liet weten dat betaald was, kon definitief gefactureerd kon worden. [47] Goederen werden bijna altijd meteen doorverkocht. [48]
Namen van nieuwe leveranciers en alle stukken kreeg hij van [verdachte 5] aangeleverd. In de periode vóór de overname kreeg hij dan een companysheet, de gegevens van de Kamer van Koophandel en een paspoort aangeleverd. [49]
Tot de overname door [naam bedrijf] was het [verdachte 1] , die alle betalingen deed van [naam bedrijf] en aan wie [naam persoon] verantwoording verschuldigd was. Maar als er iets niet klopte, moest [naam persoon] naar [verdachte 5] . De concept-belastingaangiften gingen voor de overname eerst naar [verdachte 1] , hij gaf het akkoord. [50]
[verdachte] en [verdachte 5] kenden elkaar al van voor de overname door [naam bedrijf] in juli 2012, aldus [naam persoon] , want [naam bedrijf] verkocht al aan [naam bedrijf] en de ondernemingen zaten in dezelfde handel. [51]
[naam persoon] , administratief medewerker bij [naam bedrijf] en schoonvader van medeverdachte [verdachte 1] [52] , heeft verklaard dat [verdachte 1] iedereen aanstuurde. [53] [naam bedrijf] was van [verdachte 1] en [verdachte 5] werkte ook voor [naam bedrijf] . Zowel [verdachte 1] als [verdachte 5] hield zich bezig met de in- en verkopen van [naam bedrijf] . [verdachte 1] deed alle betalingen van de bedrijven waaronder die van [naam bedrijf] . [54] [verdachte 5] deed eerst geen betalingen van [naam bedrijf] . Bij [naam bedrijf] werd alles meteen verkocht. [naam persoon] zag in de boekhouding regelmatig dat de verkoop al was gerealiseerd nog voordat de inkoop was gedaan. Op een gegeven moment was dat binnen [naam bedrijf] gebruikelijk. [55]
[verdachte 5] heeft verklaard dat hijvoor de inkoop
bedrijven kreeg aangeleverd via [verdachte 1] of dat deze bedrijven zich spontaan meldden via de mail. [naam persoon] was voor de overname op papier de directeur, maar feitelijk was [verdachte 1] bepalend. [56] [verdachte 5] viel na de overname door [verdachte 1] onder zijn verantwoordelijkheid. [verdachte 5] mocht vrij onderhandelen met bedrijven aan de inkoopkant en de verkoopkant, maar hij moest hierover wel overleggen met [verdachte 1] . [57] [verdachte 1] kwam onder andere met het bedrijf [naam bedrijf] en zei dat met dat bedrijf zaken moesten worden gedaan. [verdachte 5] heeft toen de heer [naam persoon] van [naam bedrijf] ontmoet en [verdachte 1] was daarbij. [58] Vervolgens kwamen er meer bedrijven die zich uit zichzelf aanmeldden, dan wel via [verdachte 1] . Als [verdachte 5] het dan kon regelen, gingen de transacties door. Als zich een nieuw bedrijf aanmeldde, overlegde [verdachte 5] met [verdachte 1] . Als [verdachte 1] vervolgens zei dat zaken zouden worden gedaan, zoals bijvoorbeeld met [naam bedrijf] , dan gebeurde dat. [59]
Soms had hij ook wel vraagtekens bij een klant, zoals bij de heer [naam persoon] van [naam bedrijf] . [60]
[verdachte 5] heeft verklaard dat hij weliswaar voor [naam bedrijf] werkzaam was, maar dat hij niet de feitelijke leidinggevende was; hij deed slechts wat hem werd opgedragen. Eerst door [verdachte 1] , later door [verdachte] . [61]
Ook na de overname van [naam bedrijf] door [naam bedrijf] is [verdachte 5] werknemer van [naam bedrijf] gebleven. Over de rol van verdachte en medeverdachten [verdachte 5] en [verdachte 1] binnen [naam bedrijf] , na de overname door [naam bedrijf] , zijn diverse verklaringen afgelegd.
[naam persoon] heeft verklaard dat [verdachte 5] na de overname op het kantoor van [naam bedrijf] te [naam plaats] ging werken. [62] [verdachte 5] kon meer zelf gaan bepalen, aldus [naam persoon] , want [verdachte] stuurde minder strak aan dan [verdachte 1] dat deed. [63] Sinds de overname hoefde [naam persoon] , in het geval van nieuwe leveranciers, nog slechts de btw-nummers en de nummers van de Kamer van Koophandel te checken. Toen [naam persoon] [verdachte] eens benaderde, zei [verdachte] : ‘Daarvoor moet je naar [verdachte 5] ’. [64]
[naam persoon] bleef voor [naam bedrijf] werken, maar in het kantoor te [naam plaats] en [verdachte 5] kwam toen nog af en toe naar [naam plaats] . [naam persoon] bleef de in- en verkoopfacturen opmaken, maar hij deed niets uit zichzelf; alle gegevens betreffende [naam bedrijf] ontving hij van [verdachte 5] . Voor [naam persoon] bleef [verdachte 5] zijn aanspreekpunt voor [naam bedrijf] , niet [verdachte] . [65] De aangiften omzetbelasting voor [naam bedrijf] over de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 2013 werden door zijn collega [naam persoon] , in samenspraak met [naam persoon] , digitaal ingediend. [naam persoon] ging af en toe naar [naam plaats] . Voor de overname was het [verdachte 1] , na de overname [verdachte] die het akkoord moest geven voor het indienen van de aangiften omzetbelasting. [66]
[naam persoon] heeft verklaard dat hij na de overname de administratie bleef doen voor [naam bedrijf] . De administratie werd steeds onoverzichtelijker. [verdachte 5] deed nadat [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] was verkocht, wel betalingen. [naam persoon] zag telkens betalingen, terwijl daar geen facturen voor waren. [naam persoon] kaartte dat aan en ging vervolgens eens in de twee weken naar [naam plaats] om die posten te bespreken. [67] Toen [verdachte 1] naar Spanje was vertrokken, kwam hij nog wel regelmatig terug om betalingen te verrichten. [verdachte 1] stuurde toen nog op afstand aan; hij had dan telkens contact met [naam persoon] . [68] [naam persoon] besprak de aangiften omzetbelasting van [naam bedrijf] met [verdachte 5] , maar het kan kloppen dat hij de concepten via de e-mail naar [verdachte] stuurde en dat [verdachte] ervan op de hoogte was van wat moest worden betaald of teruggevraagd, aldus [naam persoon] . [69]
[verdachte 5] heeft verklaard dat hij na de overname aan verdachte verantwoording verschuldigd was. [verdachte 1] meldde zich toen nog wel omdat hij telkens geld moest hebben, vanwege een earn-outcontract. [70] [verdachte 1] had inzage in de resultaten en wilde elke maand geld hebben. [71] Direct na de overname deed verdachte de betalingen en vervolgens, vanaf augustus/september 2012, ging [verdachte 5] de betalingen doen. [72]
Verdachte heeft verklaard dat [naam bedrijf] in die tijd niet goed liep en dat [verdachte 5] aan verdachte had verteld dat [verdachte 1] voor [naam bedrijf] een koper zocht. [verdachte 5] had ook aan verdachte verteld dat hij volledig autonoom werkte voor [naam bedrijf] en dat verdachte dus niets hoefde te doen. Het was verdachtes plan om de beide bedrijven te laten fuseren. [73] In juli 2012 heeft verdachte de aandelen van [naam bedrijf] van medeverdachten [verdachte 1] en [naam persoon] overgenomen. [74] Verdachte nam [naam bedrijf] over om meer met de Nederlandse markt te kunnen doen; [verdachte 5] zou zich daar op gaan richten. Verdachte heeft een aanbetaling gedaan van € 25.000,-- in verband met de koopsom voor [naam bedrijf] en de rest zou uit de winst van [naam bedrijf] worden betaald. Na de overname droeg [naam bedrijf] een deel van haar klanten aan [naam bedrijf] over; de omzet van [naam bedrijf] steeg ten koste van de omzet van [naam bedrijf] . [75] [verdachte 1] vertrok naar Spanje. [76] Bij de overname was een van de voorwaarden dat [verdachte 5] , medewerker bij [naam bedrijf] , zou worden meegenomen. [verdachte 5] bleef dan ook voor [naam bedrijf] werken. [77]
In verband met het restant van de koopsom stuurde [verdachte 1] facturen. Het bedrag op de facturen was afhankelijk van de winst van [naam bedrijf] . [78] [verdachte 1] had na de overname, met toestemming van verdachte, nog inzage in de boeken van [naam bedrijf] en hij ontving maandelijks de cijfers. [79] De administratie van [naam bedrijf] werd, ondanks de overname vanaf juli 2012, nog altijd door [naam bedrijf] gedaan, een bedrijf van [verdachte 1] . Als [verdachte 1] de administratie wilde inzien, dan regelde [naam persoon] dat. Verdachte en [verdachte 5] leverden bij [naam bedrijf] de administratie aan en [naam bedrijf] stuurde facturen voor het verzorgen van de administratie. [80] Contractueel was vastgelegd dat [naam bedrijf] de administratie zou blijven doen zolang de koopsom niet volledig was betaald. [verdachte 1] factureerde aan [naam bedrijf] maandelijks de helft van het resultaat van [naam bedrijf] in verband met de kosten van de overname. [81] De bemoeienis van [verdachte 1] beperkte zich na de overname tot zijn rol als schuldeiser. Verdachte was verder vrij om te handelen met [naam bedrijf] zoals hij wilde. Verdachte besprak, waar het [naam bedrijf] betrof, veel met [verdachte 5] . [82]
Voor de handel stonden [naam bedrijf] en [naam bedrijf] ingeschreven op ‘trading-boards’: platforms van handelaren waar vraag en aanbod per e-mail wordt gedeeld. Rond de overname had [naam bedrijf] een aantal vaste leveranciers en klanten. Verdachte kende ze niet allemaal, maar hij nam aan dat [verdachte 5] ze kende. [83] Verdachte heeft het klantenbestand van [naam bedrijf] verder uitgebouwd. [84] De door hem verrichte check van de zakenpartners bestond uit het opvragen van een kopie van het paspoort, de gegevens van de Kamer van Koophandel, de geldigheid van het btw-nummer en een verklaring van hoedanigheid en hij meldde nieuwe leveranciers aan bij de Belastingdienst. [85] Wanneer de zakelijke verstandhouding groeide was vaker sprake van persoonlijk contact. Voor de opslag en logistieke afhandeling maakte verdachte gebruik van vaste logistiek dienstverleners als [naam bedrijf] en [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ). [naam persoon] was bij [naam bedrijf] zijn contactpersoon. [86] Verdachte was zich ervan bewust, mede naar aanleiding van een boekenonderzoek in het verleden en door waarschuwingsbrieven van de Belastingdienst, dat hij werkzaam was in een risicovolle branche. [87]
Ter terechtzittingin eerste aanleg
op 23 januari 2020 heeft verdachte verklaard dat het klopt dat [naam persoon] in verband met de aangiften omzetbelasting van [naam bedrijf] naar [naam plaats] toekwam en dat voor die aangiften de goedkeuring van verdachte nodig was. De afhandeling werd dan verder door [naam bedrijf] gedaan. Verdachte bekeek de concept-aangiften. Als hij vragen had dan stelde hij die, maar hij gaf het akkoord. [88]
7.4.2
[naam bedrijf]
[naam bedrijf] werd opgericht op 3 mei 2004 met de statutaire naam [naam bedrijf] . [89] Op 3 januari 2007 werd die naam gewijzigd in [naam bedrijf] . Het bezoekadres is [adres] te [naam plaats] . De activiteiten van [naam bedrijf] bestaan uit groothandel in computers, randapparatuur en software; handel in en het leveren van computeronderdelen.
Verdachte is sinds 22 november 2006 bestuurder van [naam bedrijf] . Verdachte is vanaf 27 maart 2009, via [naam bedrijf] , ook aandeelhouder van [naam bedrijf] . Door de overname van [naam bedrijf] op 4 juli 2012 werd verdachte door [verdachte 5] van [naam bedrijf] tevens aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf] . [90]
Met ingang van 24 december 2013 is [naam bedrijf] in staat van faillissement verklaard. [91]
Verdachte heeft verklaard dat [naam bedrijf] zich richtte op intracommunautaire transacties en handel binnen Europa. [92]
7.4.3
Algemene overwegingen ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5
Tijdens het onderzoek van de FIOD hebben in mei 2013 doorzoekingen ter inbeslagneming plaatsgevonden in de bedrijfspanden van [naam bedrijf] en [naam bedrijf] , het pand van logistiek dienstverlener [naam bedrijf] [93] , een kantoor van een accountant van [naam bedrijf] , het kantoor van medeverdachte [verdachte 1] aan de [adres] te [naam plaats] , het kantoor van medeverdachte [verdachte 3] [94] alsook in andere bedrijfspanden en kantoren en in de woningen en verblijfsadressen van verdachte en andere medeverdachten.
Tijdens deze doorzoekingen is een grote hoeveelheid aan hardware als laptops, mobiele telefoons, iPads en usb-sticks in beslag genomen alsook (digitale en fysieke) administratieve gegevens als orderbevestigingen en in- en verkoopfacturen van [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en overige betrokken ondernemingen, waaronder [naam bedrijf] .
De FIOD heeft aan de hand van die in- en verkoopfacturen, bank- en transportgegevens en overige administratie overzichten gemaakt van goederenbewegingen en facturenstromen en de bij de goederenstromen betrokken ondernemingen en dit alles vastgelegd in processen-verbaal van ambtshandelingen met schematische overzichten als Excel-bestanden. [95]
Daarnaast zijn computers en andere digitale gegevensdragers uitgelezen, waarbij onder meer aangetroffen skypegesprekken zijn uitgelezen. [96] De inhoud van aangetroffen skypegesprekken komt later in dit vonnis aan de orde.
Tijdens het onderzoek heeft de Belastingdienst overzichten gemaakt waarin is weergegeven welke bedrijven binnen ketens van samenwerkende ondernemingen als ploffer- of als bufferbedrijf zijn gebruikt door [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] voor het plegen van btw-carrouselfraude. [97]
Uit genoemde overzichten blijkt dat [naam bedrijf] in de periode van januari 2011 tot en met mei 2013 telkens heeft ingekocht bij Nederlandse bedrijven die - gedurende perioden van niet meer dan enkele maanden - als bufferbedrijf hebben gefungeerd, te weten bij [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , en [naam bedrijf] .
[naam bedrijf] heeft in 2011 ingekocht bij zowel buitenlandse ondernemingen als Nederlandse ondernemingen die als ploffer- en/of bufferbedrijf fungeerden, te weten de bedrijven [naam bedrijf] , [naam bedrijf] ( [naam bedrijf] ), [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] ( [naam bedrijf] ), [naam bedrijf] en [naam bedrijf] . [98]
In 2012 en 2013 heeft [naam bedrijf] ingekocht bij buitenlandse ondernemingen, bij [naam bedrijf] en, incidenteel, bij [naam bedrijf] .
De inkoopprijzen voor de leveringen van de buitenlandse ondernemingen waren steeds aanzienlijk hoger dan de inkoopprijzen van de binnenlandse ondernemingen. [99]
De ondernemingen waar [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] in de periode van januari 2011 tot en met mei 2013 mee hebben gehandeld kwamen en gingen. Daarnaast was sprake van de volgende kenmerken van btw-carrouselfraude: [100]

rondgaande goederenstromen ( [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] werden in een relatief kort tijdsbestek meermalen eigenaar van dezelfde goederen);

de (tussenliggende) ploffer- en bufferbedrijven hadden geen economisch toegevoegde waarde;

binnen de ketens van samenwerkende ondernemingen was telkens een prijsval te zien;

er was sprake van onzakelijke verkoopprijzen, boven de minimumconsumentenprijs.
Medeverdachte [verdachte 3] heeft ten aanzien van een groot deel van de hiervoor genoemde vennootschappen verklaard dat hij de bedrijfsgegevens daarvan heeft overhandigd aan medeverdachte [verdachte 2] , zodat met die bedrijven kon worden gehandeld. [101] [verdachte 3] heeft in het bijzonder verklaard dat hij de bedrijfsgegevens van in elk geval de volgende ondernemingen aan [verdachte 2] heeft verstrekt: [102] [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), [naam bedrijf] , [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), [naam bedrijf] , [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), [naam bedrijf] en [naam bedrijf] .
De verklaringen van [verdachte 3] met betrekking tot het overdragen van bedrijfsgegevens aan [verdachte 2] acht de rechtbank, betrouwbaar, nu deze - onder meer - steun vinden in verklaringen van medeverdachten. Zo heeft medeverdachte [naam persoon] tegenover de FIOD verklaard in 2012 gedurende ongeveer een half jaar chauffeur te zijn geweest voor [verdachte 3] en met [verdachte 3] veel naar [naam plaats] en [naam plaats] te zijn gereden als [verdachte 3]bescheiden
wilde verstrekken aan [verdachte 2] [103] . Medeverdachte [naam persoon] heeft onder meer verklaard dat hij zich op initiatief van [verdachte 3] voor veel van genoemde bedrijven als bestuurder heeft laten aanstellen, vaak via een stichting. [104]
De verklaringen van [naam persoon] en [naam persoon] vinden voorts steun in verklaringen van anderen die zich als formeel - middellijk dan wel onmiddellijk - bestuurder hebben laten aanstellen en als katvanger hebben gefunctioneerd. Verschillende van hen hebben verklaard dat [verdachte 3] hen had verteld dat een ander met de vennootschap, waar zij bestuurder van werdenof waren
, zou gaan handelenof had gehandeld
. [105]
De bestuurders van de bedrijven die voorafgaand aan leveringen aan [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] betrokken waren bij de handel, bleken zelf geen beschikkingsmacht te hebben gehad over de gefactureerde goederen.
7.4.4
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank stelt vast dat verdachte in ieder geval met medeverdachten [verdachte 5] en [naam persoon] ( [naam bedrijf] ) contacten heeft onderhouden, onder meer via Skype. Uit die communicatie, in samenhang met administratieve gegevens met betrekking tot de goederen- en geldstromen en facturen blijkt dat verdachte een actieve bijdrage heeft geleverd aan het handelen in het kader van de btw-carrouselfraude. Door toedoen van verdachte, in samenwerking met medeverdachten, hebben [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] immers partijen goederen, die bij buitenlandse ondernemingen werden ingekocht, bewust niet rechtstreeks van die buitenlandse ondernemingen afgenomen, maar via tussengeschoven ondernemingen (ploffer- en bufferbedrijven), waardoor op grote schaal fraude met omzetbelasting is gepleegd.
In paragraaf7.4.5
worden de ten laste gelegde goederenstromen en facturen nader uitgewerkt.
7.4.4.1 Contacten met [naam bedrijf]
[naam bedrijf] en [naam bedrijf] hebben in de ten laste gelegde periode voor opslag en doorvoer van goederen gebruik gemaakt van de diensten van logistiek dienstverlener [naam bedrijf] . Directeur van dit bedrijf in de ten laste gelegde periode was [naam persoon] . [106]
Uit onderzoek naar het handelen van [naam bedrijf] is gebleken dat de goederenpartijen met regelmaat, nog vóórdat deze door de eigenaar waren vrijgegeven, het magazijn van [naam bedrijf] hadden verlaten, dat tijdlijnen werden aangepast om dossiers kloppend te krijgen en dat vaak dezelfde partijen binnen korte tijd terug waren bij [naam bedrijf] . [107]
Uit een overzicht van goederenbewegingen waar [naam bedrijf] bij betrokken was, is gebleken dat de eigendom van goederenpartijen vaak in zeer korte tijd overging. [108] Goederenpartijen werden soms op de dag van binnenkomst al verplaatst naar een buitenlandse onderneming. Meer dan eens kwamen partijen goederen weer terug bij [naam bedrijf] , kort nadat ze aan een buitenlands bedrijf waren geleverd. [109]
Uit aangetroffen skypeberichten, in beslag genomen onder [naam bedrijf] [110] , is gebleken dat [naam persoon] contact onderhield met verdachte ( [naam bedrijf] ) en [verdachte 5] ( [naam bedrijf] ) over leveringen van partijen vanuit het buitenland aan Nederlandse bedrijven die fungeerden als ploffers. Zo is gebleken dat op 19 en 20 december 2011 een skypegesprek heeft plaatsgevonden tussen verdachte (‘ [naam skypeaccount] ’ [111] ), met de naam ‘ [naam skypeaccount] ’ en user ‘ [naam skypeaccount] ’ van ‘ [naam skypeaccount] ’. [112] Verdachte vraagt hier bij [naam bedrijf] informatie op met betrekking tot twee partijen goederen, één partij van 997 stuks PS3 en één partij van 2300 stuks, die zouden moeten binnenkomen vanuit ‘ [naam bedrijf] ’ en verzoekt na verzending van zijn bericht over 2300 stuks ‘vanuit [naam bedrijf] ’, om zijn bericht te wissen (‘delete message pls’).
Ten aanzien van de goederenstroom van 2300 stuks PS3 320GB bleek uit de administratie van [naam bedrijf] het volgende. De partij van 2300 stuks PS3 320GB kwam op 22 december 2011 bij [naam bedrijf] binnen vanuit het Tsjechische bedrijf [naam bedrijf] . [113] Op 20 december 2011 werd per e-mail aan [naam bedrijf] bericht dat de goederen bestemd waren voor [naam bedrijf] (handelsnaam van de ploffer[naam bedrijf]
). In dat e-mailbericht stond dat de goederen konden worden gereleased zodra daar toestemming voor werd gegeven. Op 5 januari 2012 werd per e-mail toestemming gegeven voor de vrijgave aan [naam bedrijf] . [114]
De goederen hadden echter op die datum het magazijn van [naam bedrijf] reeds verlaten, en wel gesplitst in drie verschillende delen/partijen:

op 27 december 2011 ging een deel van de partij, 500 stuks PS3, via [naam bedrijf] naar Tsjechië, op naam van [naam bedrijf] (dossier [nummer] );

op 28 december 2011 ging een deel van de partij, 1299 stuks PS3, via [naam bedrijf] naar Polen, op naam van [naam bedrijf] (dossier [nummer] );

en op 28 december 2011 gingen 501 stuks PS3 via [naam bedrijf] naar [naam bedrijf] te Polen (dossier [nummer] ).
De goederen waren dus al weg voordat vanuit [naam bedrijf] vrijgave had plaatsgevonden. Volgens een checkreport van [naam bedrijf] zou de afnemer van de goederen van [naam bedrijf] op22 december 2011 [naam bedrijf] zijn. Dit komt echter niet overeen met de facturenstroom die heeft plaatsgevonden. Volgens de facturen werden eigenaar van de goederen: op 28 december 2011 eerst ploffer [naam bedrijf] , vervolgens buffer [naam bedrijf] , en pas daarna [naam bedrijf] . [115]
Volgens een in de administratie van [naam bedrijf] aangetroffen e-mailbericht zijn de goederen op 6 januari 2012 vrijgegeven aan [naam bedrijf] (terwijl de goederen dan al weg zijn bij [naam bedrijf] ); en volgens een e-mailbericht van dezelfde datum worden de goederen vrijgegeven aan [naam bedrijf] . De goederen zijn dan evenwel, zoals blijkt uit het voorgaande, al weg bij [naam bedrijf] .
Uit de administratie van [naam bedrijf] bleek verder dat de goederen vanuit Tsjechië waren gekomen en dat een deel van diezelfde partij goederen, te weten 500 stuks, binnen korte tijd terugkeert naar Tsjechië.
Ten aanzien van de partij van 997 stuks PS3, die volgens de gebruiker van [naam skypeaccount] ( [naam skypeaccount] ) ‘al binnen zouden moeten zijn’ bleek op basis van facturen uit de administratie van [naam bedrijf] (dossier [nummer] ) dat deze partij op 21 december 2011 binnenkwam bij [naam bedrijf] vanuit een bedrijf genaamd [naam bedrijf] . De partij werd vervolgens via de ploffer [naam bedrijf] en de buffer [naam bedrijf] geleverd aan [naam bedrijf] . [116]
Verdachte heeft, geconfronteerd met het hiervoor weergegeven skypegesprek tussen [naam bedrijf] en verdachte, verklaard dat hij zich niet kan herinneren waarom hij heeft gevraagd om een bericht te ‘deleten’. [117]
Uit de skypegesprekken in combinatie met de administratie die bij [naam bedrijf] in beslag is genomen, volgt dat verdachte op 19 en 20 december 2011 al bezig was met de levering van de partij van 2300 stuks PS3 vanuit Tsjechië, welke partij geleverd zou worden aan ploffer [naam bedrijf] , en niet rechtstreeks aan [naam bedrijf] . De partij is voorts pas op 5 januari 2012 vrijgegeven, terwijl de goederen, ruim voor de vrijgave en kort na aankomst vanuit Tsjechië, door [naam bedrijf] alweer zijn doorgeleverd aan bedrijven in het buitenland. Tevens heeft verdachte zich op 19 en 20 december 2011 beziggehouden met de levering van een partij van 997 stuks PS3, terwijl die partij nog moest binnenkomen en na verhandeling aan [naam bedrijf] en [naam bedrijf] - op 22 december 2011 - werd vrijgegeven richting [naam bedrijf] . Opmerkelijk is dat [naam bedrijf] van deze transactie geen deel uitmaakt. Uit het bericht “delete message pls” blijkt dat verdachte zijn betrokkenheid bij de doorlevering van de partijen 2300 stuks PS3 320GB en 997 stuks PS3 naar ploffers en buffers en naar het buitenland heeft willen verbergen.
Getuige [naam getuige] , medewerker bij [naam bedrijf] van 1 januari2012
tot en met 31 december 2013, heeft verklaard dat hij zich bezighield met het aannemen van boekingen, releases en instructies voor de loods bij splitsing van partijen. [118] Zowel [naam persoon] als [naam getuige] hadden telefonisch en per e-mail contact met de klanten; [naam persoon] ook via Skype. [naam persoon] deed de facturatie en betalingen.
Nieuwe ‘elektronica-klanten’ kwamen aanwaaien, aldus [naam getuige] , via [verdachte 5] en [verdachte] . [naam getuige] wist dat, omdat [verdachte 5] en [verdachte] van te voren opbelden met het bericht dat er een nieuwe klant kwam. [119] [naam getuige] zag nooit de personen achter de ondernemingen die aan [naam bedrijf] leverden; zij werden aangemeld via Gmail of Hotmail. Met [naam persoon] had hij het er weleens over gehad dat [verdachte 5] net zo goed zelf achter deze mailaccounts kon zitten, want personen hadden ze nooit gezien. [120] Gegevens en referenties werden per e-mail uitgewisseld en als referentie werd vaak [naam bedrijf] of [naam bedrijf] opgegeven en dan was er tussen [naam persoon] en [verdachte 5] of [verdachte] contact over de klant. De ondernemingen wisselden snel en er was vaak een probleem met betalingen, aldus [naam getuige] . [naam persoon] sprak [verdachte 5] ook aan op de betalingen van de ondernemingen die aan [naam bedrijf] leverden. Het kwam voor dat partijen al weg waren bij [naam bedrijf] nog voordat de goederen waren vrijgegeven. In zo’n geval had [verdachte 5] overleg met [naam persoon] . De eigendom van zo’n goederenpartij lag dan bij een schakel vóór [naam bedrijf] . Veel ondernemingen bestonden maar even en verdwenen dan weer. [naam persoon] probeerde dan nog betalingen te krijgen via [verdachte 5] of [verdachte] , aldus [naam getuige] . [121]
[naam getuige] heeft ook verklaard dat dezelfde partij goederen weer terugkwam bij [naam bedrijf] . De stickers van UPS die er de vorige keer door [naam bedrijf] op waren geplakt zaten er nog steeds op. [naam persoon] belde dan de leverancier met de mededeling de stickers er de volgende keer af te trekken. Ook kwam het voor dat [naam persoon] van [naam bedrijf] goederen naar [naam bedrijf] wilde sturen, die zij een paar dagen daarvoor al hadden gehad. Dat kon [naam bedrijf] zien aan het aantal van de goederen of aan de serienummers. [naam persoon] deelde [naam persoon] dan mee de goederen maar naar [naam bedrijf] of [naam bedrijf] toe te sturen.
Daarnaast heeft [naam getuige] verklaard dat [naam persoon] gebruik maakte van Skype voor contact met klanten. De meeste klanten wilden alleen via Skype contact hebben, omdat die contacten niet traceerbaar waren. [122]
[verdachte 5] heeft verklaard dat voorwaarde voor het doen van zaken was, dat goederen voor [naam bedrijf] bij [naam bedrijf] werden ondergebracht. [123] [naam persoon] was daar zijn contactpersoon. [124] Vanuit [naam bedrijf] werd direct doorverkocht; de goederen lagen meestal maar een paar uurtjes in de opslag. Meestal had [verdachte 5] per mail of telefonisch contact met [naam bedrijf] , maar hij had ook skypecontact met [naam persoon] . [125]
7.4.4.2 Contacten met andere medeverdachten
Uit het voorgaande is gebleken dat verdachte, zowel voor als na de overname van [naam bedrijf] door [naam bedrijf] , veelvuldig contact had met medeverdachte [verdachte 5] . Zo heeft [naam persoon] , blijkens het voorgaande, verklaard dat [verdachte] en [verdachte 5] elkaar al kenden van voor de overname door [naam bedrijf] in juli 2012, waarbij hij heeft verklaard dat [naam bedrijf] al aan [naam bedrijf] verkocht en dat de ondernemingen in dezelfde handel zaten, aldus [naam persoon] . [126] [verdachte 3] kwam daar ook langsaan de [adres]
en besprak dan het een en ander met [verdachte 5] en [verdachte 1] . [127]
[verdachte] heeft ter zittingin eerste aanleg
ook verklaard dat hij [verdachte 5] al heel lang kende. [128]
Uit skypegesprekken blijkt voorts dat verdachteveelvuldig
contact onderhield met het skype-account ‘ [naam skypeaccount] ’, waarvan uit het dossier blijkt dat [verdachte 1] de gebruiker is geweest van dit skype-account [129] . Zo skypet verdachteonder meer:
‘jullie werken samen en altijd als er wat is ben ik degene die verlies is het raar dat ik bij je klaag dan?’ [130]
7.4.4.3 Winstaandeel [verdachte]
Uit bij [naam bedrijf] . inbeslaggenomen documentatie volgt volgens de FIOD dat zij onderdeel heeft uitgemaakt van een centraal aangestuurde goederenstroom, waarbij in- en verkoop plaatsvindt bij vooraf vastgestelde leveranciers en afnemers. [131] Deelnemers binnen dit platform kunnen hierdoor rekenen op een gegarandeerde marge, nu centraal de in- en verkoopprijzen worden vastgesteld. De waarde van de goederentransacties waar [naam bedrijf] . in de maanden maart en april 2011 bij betrokken is geweest bedroeg in totaal
€ 1.078.740,-. De totale waarde van de goederentransacties over de maanden maart en april 2011 betrof een bedrag van € 2.637.000,-. In het document staat onderaan vermeld “ [naam skypeaccount] 0,3% € 7.911,00”. Het hof leidt hieruit af dat verdachte over het totaalbedrag van de goederentransacties over de maanden maart en april 2011 – inclusief goederentransacties waarbij [naam bedrijf] niet (direct) betrokken was – een winstaandeel heeft verkregen van
0,3 procent, derhalve een bedrag van € 7.911,00,--.
7.4.4.4 Criminele organisatie
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Gelet op al hetgeen de rechtbank hiervoor en hierna heeft overwogen, kan zonder meer de conclusie worden getrokken dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot doel had om btw-carrouselfraude mogelijk te maken. Om dat doel te bewerkstelligen werden binnen het samenwerkingsverband herhaaldelijk diverse misdrijven gepleegd. Zo werden facturen valselijk opgemaakt in verband met de schijntransacties, welke facturen in bedrijfsadministraties werden opgenomen. Aangiften omzetbelasting werden niet of onjuist gedaan en de ploffers en buffers voldeden niet aan de fiscale administratieverplichtingen. Door geen dan wel een valse administratie te voeren en gebruik te maken van katvangers, konden de ondernemingen na faillissement vervolgens niet voldoen aan de inlichtingen- en administratieplichten zodat er sprake was van bedrieglijke bankbreuk, als bedoeld in artikel 341 onder a sub 4 Wetboek van Strafrecht (oud)
.
Het hof herhaalt hier zijn eerdere overweging dat een btw-carrousel alleen dan goed kan werken als eenieder binnen die carrousel daarvan op de hoogte is, zodat het risico op doorbreking van die carrousel door een deelnemer is uitgesloten. Tenzij nadrukkelijk anders blijkt gaat het hof er daarom in beginsel vanuit dat de deelnemer aan een goederenstroom in die btw-carrousel weet dat sprake is van vooraf georganiseerde handel, waarbij er in de keten van bedrijven enkel winst kan worden gegenereerd omdat de zogenaamde ploffer de door hem in rekening gebrachte btw niet afdraagt en die deelnemer daarmee onderdeel is van de criminele organisatie.
Binnen dit samenwerkingsverband was sprake van een zekere taakverdeling. De systeembouwers binnen de carrousel waren medeverdachten [verdachte 3] en [verdachte 2] . Zij leverden bedrijven aan die als ploffer of buffer konden worden gebruikt voor de btw-carrouselfraude. [verdachte 2] kreeg zowel van [verdachte 3] als van derden de gegevens van de ondernemingen aangeleverd, welke ondernemingen vervolgens binnen de btw-carrousel werden gebruikt als ploffer en buffer. [132] [verdachte 2] had een aansturende rol, op meer afstand van de katvangers dan [verdachte 3] .[verdachte 3] onderhield daarnaast contacten met anderen binnen het samenwerkingsverband en is meerdere malen op het kantoor aan de [adres] geweest, waar ook medeverdachten [verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 2] en [verdachte 6] werkzaamheden verrichtten. [133] Ook heeft [verdachte 3] op 13 mei 2013 via skype contact gehad met [verdachte 1] over het aanleveren van bedrijven aan de voor- en achterkant (ploffers en buffers) en betalingen die vanuit het betalingsplatform (het systeem) moeten worden gedaan, waarna gebleken is dat vanuit ‘het systeem’ gelden aan [verdachte 3] ter beschikking zijn gesteld. [134]
[verdachte 2] heeft bij de FIOD op 28 april 2022 erkend dat hij de ondernemingen [naam bedrijf] en [naam bedrijf] heeft gebruikt voor de schijnhandel binnen de btw-carrousel. Hij heeft de communicatie voor de ondernemingen gedaan en verkoopfacturen gemaakt. Van [verdachte 1] of [verdachte 5] kreeg hij instructies over wat hij moest factureren, aan wie en met welke prijzen. Instructies voor de betaling kreeg hij van [verdachte 1] . [verdachte 2] moest de factuur uploaden in [naam bedrijf] , die vervolgens automatisch werd betaald. [verdachte 2] heeft ook de onderneming [naam bedrijf] aangedragen om te gebruiken binnen de btw-carrousel. [135] Naast dat [verdachte 2] als systeembouwer kan worden aangemerkt, hield hij zich – afgeschermd door katvangers – bezig met schijnhandel in de btw-carrousel. Hoewel het voor het hof vaststaat dat [naam bedrijf] en [naam bedrijf] gebruikt zijn binnen de btw-carrousel, zal het hof deze twee eenmansbedrijven niet opnemen in de bewezenverklaring, aangezien het geen (rechts)personen zijn en op grond van artikel 51, derde lid van het Wetboek van Strafrecht evenmin als rechtspersoon worden gelijkgesteld. Deze eenmansbedrijven kunnen daarom geen strafbaar feit plegen en als zodanig dan ook geen deelnemer zijn van een criminele organisatie.
[verdachte 5] hield zich bezig met de transacties van zowel ploffers en buffers als [naam bedrijf] .[verdachte 5] was ook op de hoogte van de prijzen die bij de transacties werden gehanteerd en van het feit dat sprake was van een prijsval. Hij wist van de aansturing van leveringen vanuit [naam bedrijf] op basis van vooraf vastgestelde prijzen en marges voor de handel. [136] Uit skypegesprekken en aangetroffen administratie blijkt dat [verdachte 5] zelf contact had met buitenlandse leveranciers over de inkoopprijzen van goederen, terwijl [naam bedrijf] pas na het tussenschuiven van een ploffer en een of meerdere buffers eigenaar werd van die goederen. [137] Hij wasook
voor logistiek dienstverlener [naam bedrijf] het aanspreekpunt en coördineerde de goederen- en facturenstromen. [138] [verdachte 5] had ook met [naam persoon] van [naam bedrijf] skypecontact over leveringen van partijen vanuit het buitenland aan Nederlandse bedrijven die fungeerden als ploffers. [verdachte 5] werd door [naam persoon] ook aangesproken op het uitblijven van betalingen van leveranciers van [naam bedrijf] . [139] [verdachte 5] werd bij zijn werkzaamheden
aangestuurd door en volgde de instructies op van medeverdachte [verdachte 1] .Tevens had [verdachte 5] na de overname van [naam bedrijf] door [naam bedrijf] ook betrokkenheid bij [naam bedrijf] .
Na de overname(…)
was [verdachte 5] verantwoording verschuldigd aan [verdachte] . [verdachte 5] onderhield daarnaast contacten met diverse medeverdachten, alsmede met buitenlandse ondernemingen die ook betrokken waren bij de carrouselfraude. [verdachte 5] had zicht op de goederenstromen en de daarbij behorende prijsval, zoals ook blijkt uit het door hem opgestelde Excel-bestand.
[verdachte 1] stuurde niet alleen [verdachte 5] aan binnen [naam bedrijf] , maar hij hield zich daarnaast ook actief bezig met de goederen- en facturenstromen.Uit een skypegesprek blijkt dat [verdachte 1] bemoeienis heeft gehad met facturen- en goederenstromen tussen een buitenlandse leverancier, ploffer, buffer en uiteindelijk [naam bedrijf] , waarbij een prijsval heeft plaatsgevonden. [140] Net als [verdachte 5] deed ook [verdachte 1] de in- en verkopen van [naam bedrijf] . [verdachte 1] deed ook alle betalingen. Binnen [naam bedrijf] was het op enig moment gebruikelijk dat de verkoop al was gerealiseerd nog voordat de inkoop was gedaan. [141] [verdachte 5] kreeg bedrijven aangeleverd van [verdachte 1] en als [verdachte 1] zei dat met een bedrijf zaken moest worden gedaan, dan gebeurde dat. [142] Het excelbestand met inkoopprijzen van enkele ploffers, waarbij een prijsval zichtbaar is en [naam bedrijf] telkens als laatstgenoemde partij de afnemer was, heeft [verdachte 5] op verzoek van [verdachte 1] bijgehouden. [143]
[verdachte] hield zich bezig met de transacties van ploffers en buffers, alsmede van [naam bedrijf] en vanaf 4 juli 2012 van [naam bedrijf] . Ook hij kan als coördinator van de goederen- en facturenstromen worden gekenmerkt, nu hij nauw contact onderhield met zowel [verdachte 5] als logistiek dienstverlener [naam bedrijf] .Ook verdachte had met [naam persoon] van [naam bedrijf] skypecontact over goederen, waarbij [naam bedrijf] pas na het tussenschuiven van een ploffer en buffer eigenaar werd van de goederen dan wel waarbij [naam bedrijf] geen afnemer was van de goederen. Verdachte vroeg daarna zijn bericht te wissen. [144] Volgens [naam getuige] , medewerker bij [naam bedrijf] , kwamen nieuwe elektronica-klanten aanwaaien via [verdachte 5] en [verdachte] . [naam getuige] zag nooit de personen achter de ondernemingen. Als referentie werd vaak [naam bedrijf] of [naam bedrijf] opgegeven en dan was er tussen [naam persoon] en [verdachte 5] of [verdachte] contact over de klant. De ondernemingen wisselden snel en er was vaak een probleem met betalingen. [naam persoon] probeerde dan nog betalingen te krijgen via [verdachte 5] of [verdachte] . [145] Uit skypegesprekken blijkt voorts dat [verdachte] veelvuldig contact onderhield met het skypeaccount ‘ [naam skypeaccount] ’, waarvan [verdachte 1] de gebruiker is geweest. [146] Hoewel [verdachte](…)
wetenschap had van de btw-carrouselfraude heeft hij, na diverse gesprekken met [verdachte 1] en [verdachte 5] , een weloverwogen keuze gemaakt om [naam bedrijf] over te nemen op 4 juli 2012.
Voor het verborgen blijven van de btw-carrousel was het gebruik van betalingsplatforms essentieel.Zoals hiervoor overwogen maakten de betalingsplatforms gebruik van meerdere (buitenlandse) bankrekeningen, waar transacties van meerdere ploffers en buffers over liepen. De door de ploffers verrichte betalingen aan [naam bedrijf] betreffen de positieve winstmarges van de niet afgedragen omzetbelasting. [147] Een deel van deze gelden is vervolgens door [verdachte 5] van interne transacties via [naam bedrijf] doorgeboekt. [148] Na stillegging van het betalingsplatform [naam bedrijf] verliepen betalingen via het betalingsplatform [naam bedrijf] . [149] De interne transacties werden bijgehouden via het interne, voor toezichthouders onzichtbare, systeem (‘black box’), waarbij de niet afgedragen btw op de bankrekeningen is achtergebleven. Vanaf de bankrekeningen van de betalingsplatforms werden de gelden via verschillende bedrijven en bankrekeningen afgeroomd. [150] Medeverdachte [verdachte 6] was beheerder van de betalingsplatforms [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en daardoor in staat om de betalingsplatforms en het betalingsverkeer aan te sturen en de leden van de criminele organisatie te voorzien van gelden.[verdachte 6] was betrokken bij de oprichting/overname van [naam bedrijf] en [naam bedrijf] , hij ontving een deel van de winst van [naam bedrijf] en hij nam samen met [naam persoon] de algemene beslissingen, de ‘managementbeslissingen’ binnen [naam bedrijf] . Verder blijkt uit skypegesprekken dat [verdachte 6] invloed had op waar gelden van betalingsplatforms naartoe gingen alsmede over de communicatie richting de klanten over gewijzigde kosten. [151] Daarnaast had [verdachte 6] bemoeienis met goederenstromen/schijnhandel, waar goederen via [naam bedrijf] , een Nederlandse ploffer en buffer weer terecht kwamen bij [naam bedrijf] . [152]
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekten tot/verband hielden met de verwezenlijking van het binnen de criminele organisatie bestaande oogmerk. Uit het voorgaandeen het hiernavolgende
blijkt dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de criminele organisatie. De rechtbank acht zodoende bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
7.4.4.5 Wetenschap en opzet van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij er niet van op de hoogte was dat bij de handel door [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] sprake was van btw-carrouselfraude en dat hij bij de aansturing van personen zeker niet een dergelijk oogmerk heeft gehad. Indien anderen, bijvoorbeeld [verdachte 1] , zich daarmee bezig hebben gehouden, dan was verdachte daar niet van op de hoogte. Tot de overname van [naam bedrijf] was hij bij goederenstromen op naam van [naam bedrijf] niet betrokken en na de overname was hij ook niet van alle handel van [naam bedrijf] op de hoogte. [verdachte 5] had gezegd dat hij volledig autonoom werkte en dat hij niets hoefde te doen.
Ten aanzien van de stelling van de FIOD dat verdachte ook uit prijsverschillen - gehanteerd door buitenlandse en binnenlandse ondernemingen - had kunnen afleiden dat fraude werd gepleegd, heeft verdachte verklaard dat een goede prijs niet slechts door de hoogte ervan wordt bepaald, maar tevens afhankelijk is van betalingscondities en de conditie van goederen.
De rechtbank is van oordeel dat het hierboven weergegeven verweer, inhoudende kort gezegd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het ten laste gelegde frauduleuze handelen, op grond van de in ditarrest
weergegeven bewijsmiddelen moet worden verworpen.Uit hetgeen hiervoor is overwogen,met name onder 7.4.4.1 ten aanzien van contacten met [naam bedrijf] en onder 7.4.4.3 met betrekking tot het winstaandeel van [verdachte] , waaruit volgt dat verdachte voorafgaand aan de overname van [naam bedrijf] al betrokken was bij btw-carousselfraude, en uit hetgeen hierna nog aan de orde zal komen
, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte(…)
wetenschap had van het feit dat btw-carrouselfraude werd gepleegd met goederen- en facturenstromen waarbij [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] betrokken waren en dat zijn opzet hierop gericht was.
7.4.5
Ten aanzien van feit 1
Onder feit 1 is verdachte ten laste gelegd dat hij betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van de administratie van [naam bedrijf] door in die administratie valse facturen op te nemen.
Factuur [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] d.d. 2 maart 2011
In de administratie van logistiek dienstverlener [naam bedrijf] is een transactie aangetroffen inzake 245 stuks PS3 320gb (dossier [nummer] ), waarbij de 245 PS3 320gb door [naam bedrijf] werden geleverd aan respectievelijk [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] . [153]
Uit de bij de hiervoor genoemde ondernemingen inbeslaggenomen administratie is gebleken dat:
- [naam bedrijf] op 23 februari 2011 een partij van 245 Sony PS3 320gb heeft gefactureerd aan [naam bedrijf] voor € 59.535,00,- exclusief btw, dus € 243,- per stuk; [154]
- [naam bedrijf] dezelfde partij op 2 maart 2011 heeft gefactureerd aan [naam bedrijf] voor
€ 61.954,38 exclusief btw met een prijs van € 212,50 per stuk; [155]
- [naam bedrijf] dezelfde partij op 2 maart 2011 heeft gefactureerd aan [naam bedrijf] voor
€ 63.412,13 exclusief btw met een prijs van € 217,50 per stuk; [156]
- [naam bedrijf] de partij aan [naam bedrijf] heeft gefactureerd op 3 maart 2011 voor
€ 67.493,83 exclusief btw met een prijs van € 231,50 per stuk; [157]
[naam bedrijf] heeft de goederen dus voor € 243,00 per stuk ingekocht en voor € 212,50 per stuk verkocht. De verkoopprijs bedroeg daarmee 87,45% van de inkoopprijs. Deze prijsval is als onzakelijk aan te merken. Het bedrijf [naam bedrijf] (handelsnaam van [naam bedrijf] ) heeft in de keten als ploffer gefungeerd. [158]
Factuur [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] d.d. 20 mei 2011 [159]
In de administratie van logistiek dienstverlener [naam bedrijf] is een transactie aangetroffen inzake 1100 stuks i7-950 en 5 stuks Apple iPad 2 64gb (dossiers [nummer] en [nummer] ). [160] Uit onderzoek blijkt dat deze goederen vanuit [naam bedrijf] geleverd zijn aan respectievelijk [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] (iPads) en [naam bedrijf] (CPU’s).
Uit de inbeslaggenomen administratie is gebleken dat:
- [naam bedrijf] op 16 juni 2011 een partij van 1100 stuks Intel i7-950 CPU en 5 stuks Apple iPad 64gb heeft gefactureerd aan [naam bedrijf] (handelsnaam [naam bedrijf] ) voor een bedrag van € 174.425,-- exclusief btw. De prijs per stuk van de Intel i7-950 CPU bedroeg € 155,-- en van de Apple iPad 64gb
€ 785,--. [161]
- [naam bedrijf] op 20 mei 2011 de partij van 1100 Intel i7-950 CPU en 5 Apple iPad 64gb heeft gefactureerd aan [naam bedrijf] ten name van [verdachte] voor
€ 180.493,25 (incl. € 28.818,25 btw). De prijs per stuk van de CPU bedroeg € 135,-- en van de Apple iPad € 635,-- excl. btw. [162]
[naam bedrijf] heeft de goederen dus voor respectievelijk € 155,-- en € 785,-- ingekocht en voor € 135,-- en € 635,-- verkocht. De verkoopprijzen bedroegen daarmee respectievelijk 87,10% en 80,90% van de inkoopprijzen. Deze prijsval is als onzakelijk aan te merken. Daarnaast is opvallend dat de goederen eerder door [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] zijn gefactureerd dan dat deze zijn ingekocht bij [naam bedrijf] . Het bedrijf [naam bedrijf] (handelsnaam van [naam bedrijf] [163] ) heeft in de keten als ploffer gefungeerd. [164] In de e-mailwisseling van 25 en 26 mei 2011 blijkt dat verdachte de klant voor deze goederen bij [naam bedrijf] heeft ingebracht en betrokken is geweest bij de release van deze goederen. [165]
Factuur [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] van 17 december 2012 [166]
In de administratie van [naam bedrijf] zijn twee verkoopfacturen van [naam bedrijf] gericht aan [naam bedrijf] aangetroffen. Op de eerste factuur, gedateerd 17 december 2012, staat vermeld dat 105 stuks Apple iPad aan [naam bedrijf] zijn verkocht voor € 60.863,30 (inclusief btw). [167] Op de tweede factuur,met factuurnummer [nummer] , en
eveneens gedateerd 17 december 2012, staat vermeld dat [naam bedrijf] 390 stuks Apple iPad aan [naam bedrijf] heeft verkocht voor € 226.063,70 (inclusief btw). [168]
De goederen- en factuurstroom die hoort bij deze facturen wordt hierna in kaart gebracht.
Tijdens het onderzoek naar de facturering bleek dat de ene keer sprake was van facturen voor partijen van 390 stuks en 105 stuks Apple iPad, model MD370FD/A en een andere keer van facturen voor partijen van 395 stuks en 100 stuks. Het ging echter steeds om goederen van dezelfde herkomst/ oorspronkelijk leverancier. [169]
In de administratie van logistiek dienstverlener [naam bedrijf] werd in verband met deze goederenstroom een transactie aangetroffen inzake 495 stuks Apple iPad (dossier [nummer] ) waarbij de 495 Apple iPads door [naam bedrijf] werden geleverd aan [naam bedrijf] en [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ). [170]
Uit het ‘inspection sheet’ [171] van [naam bedrijf] bleek dat het ging om twee partijen:
 390
390 stuks Apple model MD370FD/A;
 390
105 stuks Apple model MD367FD/A.
In de administratie van [naam bedrijf] werd voorts een transactie aangetroffen inzake 495 stuks Apple iPad, waaruit blijkt dat de iPads door [naam bedrijf] werden geleverd aan [naam bedrijf] en vervolgens aan [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] . [172]
Volgens het ‘check report’ van [naam bedrijf] ging het om:
 395
395 stuks Apple model MD370FD/A;
 395
100 stuks Apple model MD367FD/A.
Op 11 december 2012 kwamen de goederen op naam van [naam bedrijf] binnen in het magazijn van [naam bedrijf] . In de administratie van [naam bedrijf] werd een vervolgtransactie aangetroffen waaruit bleek dat nog dezelfde dag de partij van in totaal 495 Apple iPads in opdracht van [naam bedrijf] van [naam bedrijf] werd verplaatst naar het magazijn van [naam bedrijf] (dossier [nummer] ). [173] Bij [naam bedrijf] is een transactie aangetroffen waaruit bleek dat [naam bedrijf] de 495 stuks Apple iPads op 12 december 2012 leverde aan [naam bedrijf] te Duitsland ( [nummer] ). [174]
Onderzoek aan de hand van de aangetroffen inkoop- en verkoopfacturen bij [naam bedrijf] en ploffer- en bufferbedrijven leverde het volgende op:
-
[naam bedrijf] heeft op 7 december 2012 een partij van 495 stuks Apple iPad 3 32GB 4G gefactureerd aan [naam bedrijf] voor € 256.410,-- exclusief btw, dus€ 518,-- per stuk; [175]
-
[naam bedrijf] heeft eveneens op 7 december 2012 een partij van 495 stuks Apple iPad aan [naam bedrijf] gefactureerd voor € 266.409,-- exclusief btw, dus € 538,20 per stuk; [176]
-
[naam bedrijf] heeft eveneens op 7 december 2012 een partij van 495 stuks Apple iPad aan [naam bedrijf] gefactureerd voor (omgerekend van Engelse pond naar euro)€ 270.512,50. [177] Blijkens de verkoopfactuur zijn de 495 iPads verkocht voor
€ 546,50 per stuk. Deze verkoopprijs komt overeen met op de purchase-order van [naam bedrijf] genoemde prijs; [178]
-
[naam bedrijf] heeft ook op 7 december 2012 een partij van in totaal 495 stuks Apple iPads gefactureerd aan [naam bedrijf] voor € 278.511,75 (inclusief btw), dat wil zeggen€ 465,-- per stuk. [179] De iPads zijn verkocht voor een prijs die 85,09% van de verkoopprijs van [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] bedraagt, waarmee blijkt van een onzakelijke prijsval;
-
[naam bedrijf] heeft op 7 december 2012 een partij van 105 stuks Apple iPad aan [naam bedrijf] gefactureerd voor € 59.669,03 (inclusief btw), dat wil zeggen € 469,65 per stuk. [180] Op diezelfde dag heeft [naam bedrijf] 390 stuks Apple iPad aan [naam bedrijf] gefactureerd, voor€ 221.627,84 (inclusief btw), dat wil zeggen ook voor € 469,65 per stuk. [181]
In de administratie van [naam bedrijf] zijn twee verkoopfacturen van [naam bedrijf] gericht aan [naam bedrijf] aangetroffen. Op de eerste factuur, gedateerd 17 december 2012, staat vermeld dat 105 stuks Apple iPad aan [naam bedrijf] zijn verkocht voor € 60.863,30 (inclusief btw), dat wil zeggen€ 479,05 per stuk. [182] Op de tweede factuur, eveneens gedateerd 17 december 2012, staat vermeld dat [naam bedrijf] 390 Apple iPads aan [naam bedrijf] heeft verkocht voor € 226.063,70 (inclusief btw), dat wil zeggen ook voor € 479,05 per stuk. [183]
In de administratie van [naam bedrijf] zijn voorts nog drie verkoopfacturen van [naam bedrijf] gericht aan [naam bedrijf] aangetroffen, waaruit bleek dat 495 Apple iPads aan [naam bedrijf] zijn verkocht in gesplitste partijen voor in totaal € 255.420,00 (zonder btw), dat wil zeggen€ 516,-- per stuk. [184]
De facturen wekken de indruk dat het gaat om andere partijen iPads, echter uit onderzoek naar de genoemde aantallen blijkt dat het oorspronkelijk getal van 495 is verwerkt in de orders:
1.
390 stuks Apple model MD370FD/A en 105 stuks Apple model MD367FD/A;
2.
395 stuks Apple model MD370FD/A en 100 stuks Apple model MD367FD/A.
Samen steeds een aantalvan 495
. [185]
Blijkens het voorgaande werd [naam bedrijf] in korte tijd twee maal eigenaar van dezelfde goederen en is er sprake geweest van een prijsval. Onderzoek naar deze goederenstroom wees uit dat deze goederen niet voor de consumentenmarkt waren bestemd. [186]
Conclusie
Het hof concludeert dat de aan voornoemde facturen ten grondslag liggende goederen- en facturenstroom schijnhandel betreft en dat de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] . in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 valselijk is opgemaakt door voornoemde valselijk opgemaakte facturen daarin te verwerken.
7.4.6
Ten aanzien van feit 2
[naam bedrijf] heeft over 2011 een bedrag van € 70.449.089,-- aan omzet opgegeven. Over het jaar 2012 werd een bedrag van € 45.863.556,-- aan omzet opgegeven. [187] [naam bedrijf] heeft de maandelijkse aangiften over de jaren 2011 tot en met 2013 telkens digitaal ingediend. [188]
In het onderzoek is berekend dat de staat over de periode 2011 – 2013 door het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting en het ten onrechte in aftrek brengen van voorbelasting een fiscaal nadeel heeft geleden tot een bedrag van (mogelijk) in totaal € 4.618.394,-- (over 2011: € 1.805.619; over 2012: € 2.277.928,-- ; over 2013: € 534.847,--). [189]
Zoals hiervoor is overwogenwas het voor
[verdachte] , en dus ook voor [naam bedrijf] , duidelijk dat [naam bedrijf] betrokken was in een btw-carrousel.(…) In
december 2011 heeft [naam bedrijf] , op basis van de onjuisteen valselijk opgemaakte
facturen (het betrof immers schijnhandel) aangiften omzetbelasting gedaan.Een aantal
facturenis
hiervoor onder7.4.5
uitgewerkt. De btw, vermeld op dergelijke onjuiste facturen, is volgens artikel 37 van de Wet op de omzetbelasting weliswaar verschuldigd, maar er bestaat geen recht op aftrek van voorbelasting voor de ondernemer die dergelijke facturen opneemt in zijn administratie. Wanneer een ondernemer op basis van dergelijke facturen toch btw in aftrek brengt, is sprake van een onjuiste aangifte omzetbelasting. [190] De rechtbank concludeert zodoende dat de aangiften van [naam bedrijf] in de periode van december 2011 tot en met december 2013 onjuist zijn ingediend.
7.4.7
Feitelijke leidinggeven aan strafbare gedragingen [naam bedrijf]
Nu ten aanzien van feiten onder 1 en 2 vaststaat dat de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] valselijk is opgemaakt door in die administratie opzettelijk valselijk opgemaakte facturen op te nemen en voorts vaststaat dat onjuiste aangiften omzetbelasting zijn ingediend, dient vervolgens te worden beoordeeld of verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan deze gedragingen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Feitelijke leidinggeven
Bij de vraag of sprake is geweest van feitelijke leidinggeven dient op grond van jurisprudentie aan navolgend criterium te worden getoetst.
Op grond van artikel 51 Sr kunnen strafbare feiten worden begaan door een rechtspersoon. Hiertoe is van belang of de verboden gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Het antwoord op deze vraag hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn wanneer zich een of meer van de hierna volgende omstandigheden voordoen, zo bepaalde de Hoge Raad in het Drijfmest-arrest (HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938):
het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit andere hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
[naam bedrijf] heeft in de hierboven weergegeven periode valselijk opgemaakte facturen in haar bedrijfsadministratie opgenomen met het oogmerk om die bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken bij het doen van aangiften omzetbelasting. Daarnaast heeft [naam bedrijf] onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend, immers op basis van omzet die was gebaseerd op bedragen op valselijk opgemaakte facturen, zodat de aangiften daarmee onjuist waren.
Genoemde gedragingen houden verband met een of meer wettelijke verplichtingen op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet op de omzetbelasting en hebben aldus plaatsgevonden binnen de sfeer van de rechtspersoon. Die gedragingen kunnen daarom in redelijkheid aan [naam bedrijf] worden toegerekend.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of kan worden bewezen dat de verdachte aan die gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven.
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte feitelijke leiding heeft gegeven dient niet uitsluitend te worden betrokken de juridische positie, maar ook de feitelijke positie van de verdachte bij de rechtspersoon en het gedrag dat de verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven.
Bij het gedrag dat de verdachte heeft vertoond, kan worden gedacht aan actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip feitelijke leiding geven valt, maar ook het algemene door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid waarvan de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is dan wel het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Als feitelijke leidinggever moet de verdachte ten minste de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan – in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten – ook sprake zijn indien hetgeen de feitelijke leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging.
Onder omstandigheden kan aan het voor de feitelijke leidinggever geldende opzetvereiste eveneens zijn voldaan indien hij de werkzaamheden van de onderneming zo heeft georganiseerd dat hij ermee rekening heeft gehouden dat de aan de betrokken werknemers gegeven opdrachten niet konden worden uitgevoerd zonder dat dit gepaard ging met het begaan van strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke positie van verdachte bij [naam bedrijf] , in samenhang met het gedrag dat de verdachte heeft vertoond en/of nagelaten zodanig is geweest, dat hij geacht moet worden aan de verboden gedragingen feitelijke leiding te hebben gegeven.
Verdachte was bestuurder en aandeelhouder van [naam bedrijf] en was ook feitelijk in de ten laste gelegde periode degene die binnen [naam bedrijf] aan de touwtjes trok; de feitelijke leidinggevende. Voor de betrokkenheid van [naam bedrijf] bij btw-carrouselfraude kan verdachte, gelet op zijn positie en hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van zijn wetenschap, dan ook verantwoordelijk worden gehouden.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat is voldaan aan het voor feitelijke leidinggeven geldende opzetvereiste dat verdachte de werkzaamheden van de onderneming zo heeft georganiseerd dat hij ermee rekening heeft gehouden dat het opmaken van de bedrijfsadministratie en de aangiften omzetbelasting (door een accountant) niet kon worden uitgevoerd zonder dat dit gepaard ging met het begaan van voornoemde strafbare feiten.
Het hof is van oordeel, gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld ten aanzien van de gedragingen van de verdachte en zijn rol bij door [naam bedrijf] begane strafbare feiten, dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de onder 1 primair (in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013) en 2 primair (in de periode van december 2011 tot en met 24 december 2013) ten laste gelegde gedragingen van [naam bedrijf] .
7.4.8
Ten aanzien van feit 4
[naam bedrijf] heeft over het vierde kwartaal van 2012 de aangifte omzetbelasting digitaal ingediend bij de Belastingdienst op 28 januari 2013. [191]
De aangiften omzetbelasting voor [naam bedrijf] over de periode vanaf 1 januari2012
tot en met 2013 zijn door [naam persoon] digitaal ingediend, in samenspraak met [naam persoon] , beiden medewerkers van [naam bedrijf] dat de administratie deed voor [naam bedrijf] . [192]
Over heel 2012 heeft [naam bedrijf] voor de omzetbelasting een bedrag van € 39.563.066,-- opgegeven als omzet en een bedrag van € 55.894,-- aan omzetbelasting teruggevraagd. [193]
Over het eerste en tweede kwartaal van 2013 heeft [naam bedrijf] een bedrag van € 12.665.389,-- aangegeven als omzet en een bedrag van € 11.485,-- aan omzetbelasting teruggevraagd. [194]
De Belastingdienst heeft op basis van de bankgegevens vastgesteld, dat in de periode 1 januari 2011 tot en met januari 2013 voor een bedrag van in totaal € 75.940.780,79 werd ingekocht van ondernemingen die binnen een handelsketen als bufferbedrijf hadden gefungeerd. [195]
[naam bedrijf] heeft - over 2011 - voor zeker € 27.204.856,-- (inclusief omzetbelasting) ingekocht via bufferbedrijven, waarvan een deel groot € 27.015.444,04 via: [196] [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , en [naam bedrijf] .
Voor 2012 tot en met januari 2013 geldt dat voor een bedrag van € 48.925.336,75 werd ingekocht via de buffers: [197] [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] .
Tijdens het onderzoek naar btw-carrouselfraude viel het op, dat het bestuur van bedrijven die goederen doorleverden naar uiteindelijk [naam bedrijf] , dikwijls viel te herleiden naar dezelfde personen, waaronder naar de medeverdachte [verdachte 3] . [198] De partijen goederen die werden verhandeld waren steeds uit andere EU-landen afkomstig. Doelbewust werden goederen, ingekocht in het buitenland, niet rechtstreeks aan [naam bedrijf] gefactureerd, maar via meerdere tussengeschoven ondernemingen (ploffers en buffers). De (Nederlandse) bedrijven tussen de eerste leverancier in het buitenland en [naam bedrijf] dienden geen dan wel onjuiste aangiften voor de omzetbelasting in, droegen geen omzetbelasting af en hielden geen, dan wel een onvolledige of onoverzichtelijke, administratie bij. [199] De facturen die betrekking hebben op de transacties binnen de carrouselfraude, de schijnhandel, zijn onjuisten valselijk opgemaakt
. De btw, vermeld op dergelijke onjuiste facturen, is volgens artikel 37 van de Wet op de omzetbelasting weliswaar verschuldigd, maar er bestaat geen recht op aftrek van voorbelasting voor de ondernemer die dergelijke facturen opneemt in zijn administratie. Wanneer een ondernemer op basis van dergelijke facturen toch btw in aftrek brengt, is sprake van een onjuiste aangifte omzetbelasting. [200] De rechtbank concludeert zodoende dat de aangiften van [naam bedrijf] vanaf het eerste kwartaal van 2011 tot en met het tweede kwartaal van 2013 onjuist zijn ingediend.
7.4.9
Feitelijke leidinggeven aan strafbare gedragingen [naam bedrijf]
Nu ten aanzien van feit 4 vaststaat dat onjuiste aangiften omzetbelasting zijn ingediend, dient vervolgens te worden beoordeeld of verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan deze gedragingen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Feitelijke leidinggeven
De rechtbank heeft getoetst aan het onder7.4.7
weergegeven juridisch kader.
[naam bedrijf] heeft in de hierboven weergegeven periode onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend, immers op basis van omzet die was gebaseerd op bedragen op valselijk opgemaakte facturen, zodat de aangiften daarmee onjuist waren. Genoemde gedragingen houden verband met een of meer wettelijke verplichtingen op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet op de omzetbelasting en hebben aldus plaatsgevonden binnen de sfeer van de rechtspersoon. Die gedragingen kunnen daarom in redelijkheid aan [naam bedrijf] worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke positie van verdachte bij [naam bedrijf] , vanaf 4 juli 2012, in samenhang met het gedrag dat de verdachte heeft vertoond en/of nagelaten zodanig is geweest, dat hij geacht moet worden aan de verboden gedragingen feitelijke leiding te hebben gegeven. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte, na diverse gesprekken met [verdachte 1] en [verdachte 5] en terwijl hij wist dat [naam bedrijf] zich bezighield met activiteiten in het kader van btw-carrouselfraude, een weloverwogen keuze heeft gemaakt om [naam bedrijf] over te nemen op 4 juli 2012, waarbij hij als voorwaarde heeft gesteld dat [verdachte 5] zou meegaan.Ook was volgens [verdachte 5] een van de afspraken dat zaken zouden worden gedaan met dezelfde bedrijven als voorheen. [201]
Verdachte heeft sinds de overname nauw samengewerkt met medeverdachte [verdachte 5] ; verdachte en [verdachte 5] zaten samen op het kantoor in [naam plaats] . Ook daarvoor kenden verdachte en [verdachte 5] elkaar al. Zowel verdachte als [verdachte 5] stonden in nauw contact met de logistiek dienstverlener [naam bedrijf] . Verdachte stemde, ter gelegenheid van de overname door [naam bedrijf] van [naam bedrijf] , in met het bestaan van een earn-out overeenkomst met medeverdachte [verdachte 1] en het feit dat [verdachte 1] maandelijks inzage had in de cijfers van [naam bedrijf] .
Het feit dat verdachte, naar hij stelt, na de overname aan [verdachte 5] veel ruimte heeft gegeven om autonoom te handelen maakt een en ander niet anders; immers verdachte wist dat [naam bedrijf] betrokken was bij goederen- en facturenstromen die voor het plegen van btw-carrouselfraude werden gebruikt.
Ook de positie van [verdachte 1] ontsloeg verdachte niet - gelet op zijn essentiële positie als leidinggevende van zowel [naam bedrijf] als [naam bedrijf] - van de plicht om te handelen overeenkomstig de Wet op de omzetbelasting en de Algemene wet der rijksbelastingen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Het voorgaande geldt temeer, nu de Belastingdienst verdachte in het verleden heeft gewaarschuwd dat hij werkzaam was in een risicovolle branche.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte ook voor het ten laste gelegde handelen van [naam bedrijf] na de overname door [naam bedrijf] op 4 juli 2012 verantwoordelijk moet worden gehouden.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat is voldaan aan het voor feitelijke leidinggeven geldende opzetvereiste dat verdachte(…)
de werkzaamheden van de onderneming zo heeft georganiseerd dat hij ermee rekening heeft gehouden dat de aan [naam persoon] en [naam persoon] gegeven opdrachten niet konden worden uitgevoerd zonder dat dit gepaard ging met het begaan van voornoemde strafbare feiten.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld ten aanzien van de gedragingen van de verdachte en zijn rol bij door [naam bedrijf] begane strafbare feiten, van oordeel dat de verdachte(…)
feitelijke leiding heeft gegeven aan de onder 4 primair - ten aanzien van de aangiften omzetbelasting over het derde kwartaal 2012 tot en met het tweede kwartaal van 2013 - ten laste gelegde gedragingen van [naam bedrijf] .

8.De bewijsoverwegingen inzake parketnummer 08/993125-16

8.1
Het standpunt van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard overeenkomstig de bewezenverklaring in het vonnis van de rechtbank. Verdachte heeft de ontvangsten op zijn Zwitserse bankrekening niet in zijn aangiften inkomstenbelasting opgenomen en om die reden is sprake van een vermoeden van witwassen. Verdachte heeft zijn verklaring dat hij betalingen heeft ontvangen vanwege de verkoop van een database aan [naam persoon] niet onderbouwd met stukken en de betalingsomschrijvingen wijzen daar evenmin op. Daarnaast heeft [naam persoon] ontkend een database van verdachte te hebben gekocht en heeft [naam persoon] verklaard dat zij verdachte niet kent en niets weet over betalingen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat relevante wetenschap dat het geld dat verdachte ontving op zijn Zwitserse bankrekening gegenereerd zou zijn door [verdachte 5] van een btw-carrousel of anderszins uit misdrijf afkomstig zou zijn, bij verdachte ontbrak. Verdachte heeft gesteld dat hij de opbrengst van de (onderhandse) verkoop van een database aan [naam persoon] buiten de boeken van [naam bedrijf] wilde houden en dat het geld daarvan afkomstig is. De financier van [naam bedrijf] stond het niet toe dat verdachte dividend aan zichzelf uitkeerde. Dan is het ook volstrekt logisch dat je geen verkoopovereenkomst opstelt. De verklaring van verdachte wordt door het openbaar ministerie ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat het fiscaal gronddelict een gronddelict voor witwassen kan opleveren. Het witwassen in de zin van voorhanden hebben, verwerven, overdragen en/of omzetten van een geldbedrag kan bewezen worden verklaard. Van gewoontewitwassen is geen sprake geweest, nu alles is terug te voeren tot het enkele wilsbesluit van verdachte om geld buiten [naam bedrijf] om in privé te verkrijgen, aldus de raadsman.
Tot slot heeft de raadsman ter terechtzitting van het hof desgevraagd meegedeeld dat (voorwaardelijke) getuigenverzoeken niet worden gehandhaafd.
8.3
Het oordeel van het hof
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, Sr opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het in de tenlastelegging genoemde goed afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat het desbetreffende goed afkomstig is uit enig misdrijf. Dit bestanddeel kan bewezen worden geacht als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het goed uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het desbetreffende goed.
Overboekingen van en naar Zwitserse bankrekening verdachte
Uit het onderzoek is gebleken dat verdachte een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] heeft aangehouden bij [naam bank] in [naam plaats] , Zwitserland. [202] Verdachte heeft bevestigd dat dit zijn bankrekening is. [203] Op de bankafschriften is te zien dat verdachte tussen 24 maart 2011 en 1 januari 2012 in totaal€ 160.000,-- op deze bankrekening heeft ontvangen, opgebouwd uit de volgende bedragen:
-
op 24 maart 2011 een bedrag van € 30.000,--, afkomstig van [naam bedrijf] ; [204]
-
op 24 mei 2011 een bedrag van € 40.000,--, afkomstig van [naam bedrijf] ; [205]
-
op 9 november 2011 een bedrag van € 10.000,--, afkomstig van [naam bedrijf] ; [206]
-
op 30 december 2011 een bedrag van € 40.000,--, afkomstig van [naam bedrijf] ; [207]
-
op 3 januari 2012 een bedrag van € 40.000,--, afkomstig van [naam bedrijf] . [208]
Verdachte heeft deze ontvangsten niet in zijn aangiften inkomstenbelasting opgenomen [209] en deze dus buiten het zicht van de Nederlandse fiscale autoriteiten gehouden. Verdachte heeft bevestigd dat hij hiervan geen aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan. [210]
Vanaf deze bankrekening is op 7 september 2012 en 22 november 2012 in totaal € 100.000,-- overgeboekt naar de bankrekening van [naam bedrijf] bij de [naam bank] in Monaco. [211] Verdachte heeft verklaard dat hij dit bedrag heeft overgemaakt. [212] [naam bank] is een Panamese rechtspersoon, waarvan medeverdachte [verdachte 1] de enig aandeelhouder is. [213]
Daarnaast zijn vanaf de bankrekening bij [naam bank] diverse betalingen gedaan die als privébestedingen kunnen worden aangemerkt, zoals uitgaven bij restaurants, hotels en kledingwinkels. [214]
Afkomstig uit enig misdrijf?
De rechtbank overweegt dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat voornoemde geldbedragen van enig concreet aan te duiden misdrijf afkomstig zijn, temeer nu van de bronnen van deze gelden ( [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] ) niet is komen vast te staandat
zij in deze zaak onderdeel waren van de criminele organisatie en/of de btw-carrousel.
Wel is de rechtbank van oordeel dat voornoemde betalingen hebben plaatsgevonden onder omstandigheden die, in samenhang bezien, als zogenoemde typologieën van – en daarmee kenmerken voor – witwassen zijn aan te merken, namelijk betalingen vanaf buitenlandse bankrekeningen, grote contante geldopnamen (vanaf de Zwitserse bankrekening) en het feit dat verdachte in het buitenland geld op een daar geopende, buiten het zicht van de Nederlandse autoriteiten gehouden, bankrekening heeft staan.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen deze feiten en omstandigheden zonder meer een vermoeden van witwassen. Gelet op dit vermoeden mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geld.
Verdachte heeft onder meer ter zittingin eerste aanleg
van 23 januari 2020en in hoger beroep
verklaard dat de gelden op zijn Zwitserse bankrekening afkomstig zijn van [naam bedrijf] en betrekking hebben op de verkoop van een database, op basis van afspraken met [naam persoon] .
Verdachte heeft zijn verklaring op geen enkele wijze onderbouwd met stukken waaruit deze afspraken blijken, ook niet met bijvoorbeeld een schriftelijke overeenkomst ofe-mailconversatie met [naam persoon] .Integendeel: desgevraagd
heeft [naam persoon] verklaard dat hij van verdachte geen databank met contactpersonen heeft gekocht. [215] Ook [naam persoon] , directeur van [naam bedrijf] ten tijde van voornoemde overboekingen, [216] heeft verklaard dat zij verdachte niet kent en niets weet over deze betalingen. [217] Daarnaast duidden de betalingsomschrijvingen (‘commissions’, ‘initial payment’ en ‘commision invoice’) – die bovendien in slechts twee van de vijf gevallen van [naam bedrijf] afkomstig zijn – niet op de verkoop van een database.
Gelet daarop kan naar het oordeel van de rechtbank met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat voornoemde geldbedragen een legale herkomst hebben. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte hiervan wist.
Conclusie
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van de hiervoor genoemde geldbedragen de werkelijke aard en herkomst heeft verborgen en verhuld, heeft verborgen en verhuld wie de rechthebbende van die geldbedragen was, deze geldbedragen voorhanden heeft gehad en deze geldbedragen heeft verworven, overgedragen, omgezet en gebruikt.
Gewoonte
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte gedurende een ruime periode meerdere grote geldbedragen heeft witgewassen. Gelet op de frequentie en de ruime periode acht de rechtbank tevens het gewoontewitwassen wettig en overtuigend bewezen.

9.De bewezenverklaring

Het hof acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen – voor zover in hoger beroep aan het oordeel van het hof onderworpen – wettig en overtuigend bewezen dat:
inzake parketnummer 08/950037-15:
1.
primair:
de besloten vennootschap [naam bedrijf] , in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 december 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), haar bedrijfsadministratie – zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen – telkens valselijk heeft opgemaakt, door valselijk opgemaakte facturen, te weten:
 een factuur vermeldende als afzender [naam bedrijf] , voorzien van het factuurnummer [nummer] , gedateerd 2 maart 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 61.954,38, en
 een factuur vermeldende als afzender [naam bedrijf] , voorzien van het factuurnummer [nummer] , gedateerd 20 mei 2011, vermeldende het factuurbedrag EUR 180.493,25, en
 een factuur vermeldende als afzender [naam bedrijf] ., voorzien van het factuurnummer [nummer] , gedateerd 17 december 2012, vermeldende het factuurbedrag EUR 226.063,70,
bestaande de valsheid van de bedoelde facturen daarin dat op de facturen valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, was vermeld - zakelijk weergegeven - dat tussen [naam bedrijf] en de afzender van die facturen een (legitieme) goederentransactie en/of levering had plaatsgevonden en dat [naam bedrijf] (ter zake daarvan) een geldbedrag en omzetbelasting verschuldigd was, immers was er sprake van een schijntransactie,
opzettelijk in die bedrijfsadministratie te verwerken, aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
primair:
de besloten vennootschap [naam bedrijf] , in de periode van december 2011 tot en met 24 december 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en), telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten meerdere (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten naam van [naam bedrijf] , betreffende december 2011 en de jaren 2012 en 2013, waaronder:
 de aangifte omzetbelasting over de maand december 2012,
onjuist heeft gedaan bij de Inspecteurs der belastingen of de Belastingdienst, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende die onjuistheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangiften een onjuist bedrag aan omzet en/of een onjuist bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
4.
primair:
de besloten vennootschap [naam bedrijf] ., in de periode van 4 juli 2012 tot en met 1 juli 2013 in Nederland, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten meerdere (elektronische) aangiften voor de omzetbelasting ten naam van [naam bedrijf] ., betreffende de jaren 2012 en 2013, waaronder:
 de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2012,
onjuist heeft gedaan bij de Inspecteurs der belastingen of de Belastingdienst, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende die onjuistheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangiften een onjuist bedrag aan omzet en/of een onjuist bedrag aan (betaalde) voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
5.
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 in Nederland, heeft deelgenomen, aan een organisatie, bestaande uit [verdachte 1] en [verdachte 6] en [verdachte 3] en [verdachte 5] en [naam persoon] en [verdachte 2] en [naam bedrijf] . en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk te weten:
 valsheid in geschrifte, als bedoeld in artikel 225 Wetboek van Strafrecht, en
 het opzettelijk niet en/of onjuist en/of onvolledig doen van bij de belastingwet voorziene aangiften omzetbelasting, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven (btw-carrousselfraude), als bedoeld in artikel 69 eerste en/of tweede lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en
 het opzettelijk begaan van een of meer feit(en) als omschreven in artikel 68, eerste lid, onderdeel a en/of b en/of c en/of d en/of e en/of f en/of g, als bedoeld in artikel 69, eerste en/of tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en
 bedrieglijke bankbreuk, als bedoeld in artikel 341 Wetboek van Strafrecht;
inzake parketnummer 08/993125-16:
hij in de periode van 24 maart 2011 tot en met 31 maart 2015, in Nederland en/of de Zwitserse Bondsstaat en/of in het Vorstendom Monaco, van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, meermalen van geldbedragen:
 de werkelijke aard of de herkomst verborgen of verhuld; en/of
 verborgen of verhuld wie de rechthebbende op die geldbedragen was; en
 die geldbedragen voorhanden gehad; en
 die geldbedragen verworven en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruikt,
terwijl hij, verdachte, wist dat die geldbedragen telkens - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
te weten: geldbedragen tot een totaal van EURO 160.000,-- door deze geldbedragen te doen of laten storten op de bankrekening met het nummer [rekeningnummer] welke door hem, verdachte werd aangehouden bij de [naam bank] te [naam plaats] , en welke door hem, verdachte, buiten het zicht van de Nederlandse (fiscale) autoriteiten werd gehouden, en
vervolgens vanaf deze bankrekening privébestedingen te doen en een geldbedrag, groot EURO 100.000,-- over te boeken naar een bankrekening welke door de Panamese rechtspersoon [naam bedrijf] bij de [naam bank] in Monaco werd aangehouden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

10.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 08-950037-15 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Het in de zaak met parketnummer 08-950037-15 onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 08-950037-15 onder 4 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 08-950037-15 onder 5 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het in de zaak met parketnummer 08-993125-16 bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

11.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

12.De op te leggen straf of maatregel

12.1
De vordering van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben gesteld dat als uitgangspunt de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden passend is en dat in plaats van de door de rechtbank opgelegde geldboete van € 73.002,64, dat bedrag verbeurd zal moeten worden verklaard. In verband met een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, hebben de advocaten-generaal gevorderd dat verdachte voor het in de zaak met parketnummer 08-950037-15 onder 1 primair, 2 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 08-993125-16 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar en drie maanden en verbeurdverklaring van €73.002,64.
12.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit – kort en zakelijk weergegeven – bij een bewezenverklaring een eventueel op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de duur die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdediging verzet zich niet tegen oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf. Daarnaast heeft de raadsman verzocht het bedrag van het totale beslag van € 73.002,64 te betrekken bij de totaal op te leggen straf en daarbij de onderlinge verhoudingen tussen de diverse (mede)verdachten beter en rechtvaardiger af te wegen dan het openbaar ministerie heeft gedaan in haar strafeis. De raadsman heeft hierbij ook gewezen op de forse overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep, de meewerkende houding van verdachte bij het onderzoek, het ontbreken van justitiële documentatie en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou rampzalig zijn voor het financiële en emotionele welzijn van zijn vrouw en kinderen, aldus de raadsman.
12.3
De gronden voor een straf of maatregel
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Het hof zal – voor zover het hof de overwegingen van de rechtbank onderschrijft – overwegingen van de rechtbank citeren en die dan gecursiveerd weergeven. Waar in de cursief weergegeven tekst ‘de rechtbank’ is vermeld, moet ‘het hof’ worden gelezen.
Binnen de btw-carrousel werden fictieve handelsstromen vorm gegeven door gebruik te maken van onder andere valse facturen. Doordat binnen de btw-carrousel de ploffers geen omzetbelasting afdroegen, konden de ploffers ruim onder de inkoopprijs doorverkopen aan buffers, welke buffers dan ieder een deel van de ‘winst’ - die enkel kon worden behaald doordat de ploffer geen omzetbelasting afdroeg - konden behouden. Deze gedragingen vonden plaats in het verband van een criminele organisatie. Verdachte heeft een wezenlijke rol gespeeld binnen deze btw-carrousel.
Bewezen is verklaard dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] en het opzettelijk onjuist doen van de aangiften omzetbelasting van [naam bedrijf] in de periode van december 2011 tot en met december 2013. Daarnaast is bewezen verklaard dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het opzettelijk onjuist doen van de aangiften omzetbelasting van [naam bedrijf] in de periode van het derde kwartaal van 2012 tot en met het tweede kwartaal van 2013. De goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting staat of valt bij de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van de aangiften. Door opzettelijk onjuist aangiften te doen heeft verdachte bijgedragen aan de ondergraving van het systeem van de heffing van omzetbelasting. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van gelden.
Verdachte coördineerde de goederen- en facturenstromen. Hij hield zich bezig met de transacties van ploffers en buffers, alsmede van [naam bedrijf] en vanaf 4 juli 2012 ook van [naam bedrijf] . Binnen de carrousel, waarbinnen voor honderden miljoenen euro’s werd omgezet, had verdachte dan ook een cruciale rol.Uit het dossier kan worden opgemaakt dat het fiscale benadelingsbedrag alleen al met betrekking tot [naam bedrijf] en [naam bedrijf] , reeds ruim twintig miljoen euro bedraagt.
Het hof heeft bij de straftoemeting ook gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 april 2024, waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit zodat dat niet strafverhogend werkt.
Het hof heeft bij de straftoemeting verder rekening gehouden met de rechterlijke oriëntatiepunten bij fraude. Bij een benadelingsbedrag van één miljoen euro en hoger is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden tot de maximum gevangenisstraf die op grond van het bewezenverklaarde delict kan worden opgelegd. De maximum gevangenisstraf voor gewoontewitwassen is op grond van artikel 420ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht een gevangenisstraf van acht jaar. Nu sprake is van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, is de maximaal op te leggen straf voor de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf van tien jaar en circa acht maanden.
Ook houdt het hof bij het bepalen van de straf in matigende zin rekening met de bijkomende straf van verbeurdverklaring die het hof zal uitspreken.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden passend.
Wat betreft de overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6, eerste lid, EVRM in eerste aanleg overweegt het hof als volgt. Verdachte is op 3 maart 2015 in verzekering gesteld. Anders dan de raadsman heeft betoogd is het hof van oordeel dat op die datum de redelijke termijn is aangevangen. Op 6 april 2020 heeft de rechtbank vonnis gewezen. Aldus werd pas na vijf jaar en één maand vonnis gewezen. Gedurende deze jaren hebben er bij de rechtbank diverse zittingen, waaronder ook meerdere regiezittingen, plaatsgevonden en is een groot aantal getuigen, waarvan een groot deel in het buitenland verbleef, gehoord. De ingewikkeldheid en omvang van de onderhavige zaak brengt met zich dat een langere duur dan twee jaar in eerste aanleg is gerechtvaardigd. Het hof is van oordeel dat de redelijke termijn in eerste aanleg op drie jaar is te stellen en daarmee de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg op circa vijfentwintig maanden.
Ook in hoger beroep is de redelijke termijn overschreden. Verdachte heeft op 20 april 2020 hoger beroep ingesteld en het hof doet op 6 juni 2024, na vier jaar en circa anderhalve maand, einduitspraak. Ook in hoger beroep hebben verdachte en de medeverdachten onderzoekswensen geformuleerd die voor een deel zijn toegewezen. Het hof stelt de redelijke termijn in hoger beroep op tweeëneenhalf jaar en daarmee de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep op circa twintig maanden.
Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep zal het hof een totale strafkorting toepassen van 25%, te weten 15% procent voor de overschrijding in eerste aanleg en 10% voor de overschrijding in hoger beroep.
Het hof zal, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep, de in beginsel passend geachte straf van 32 maanden matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
12.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte is beslag gelegd op:
  • een personenauto, merk Audi, model A7, kenteken [kenteken] ;
  • een personenauto, merk Porsche, model Cayenne, kenteken [kenteken] ;
  • het tegoed op de bankrekening in Zwitserland, te weten [naam bank] rekeningnummer [rekeningnummer] , van € 7.497,64.
De advocaten-generaal hebben gesteld dat de auto’s zijn vervreemd en dat de totale waarde
€ 65.505,- bedraagt. Zij hebben de verbeurdverklaring gevorderd van dit bedrag en het bedrag op de Zwitserse bankrekening, derhalve in totaal een bedrag van € 73.002,64.
De raadsman heeft betoogd dat de auto’s niet grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen, zodat voor de waarde van het uitgewonnen beslag, te weten € 65.505,-, geen verbeurdverklaring kan volgen. Wel kan dit bedrag voor een eventueel op te leggen geldboete in aanmerking worden genomen. Het bedrag op de Zwitserse bankrekening van € 7.497,64 kan volgens de raadsman wel verbeurd worden verklaard.
Het hof is van oordeel dat de geldbedragen die resulteren uit de verkoop van de personenauto’s en het tegoed van voornoemde bankrekening moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen die aan verdachte toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen.

13.De toegepaste wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 24, 33, 33a, 47, 51, 57, 140, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

14.De beslissing

Het hof:
Verklaartverdachte niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de volgende deelvrijspraken in het vonnis waarvan beroep,
wat betreft het in de zaak met parketnummer 08-950037-15-14 onder 2 tenlastegelegde, te weten:
  • de aangifte omzetbelasting over de maand maart 2011 (eerste gedachtestreepje);
  • de aangifte omzetbelasting over de maand september 2011 (tweede gedachtestreepje);
  • alle overige aangiften omzetbelasting over de periode van 1 januari 2011 tot december 2011;
en
wat betreft het in de zaak met parketnummer 08-950037-15 onder 3 tenlastegelegde: in zijn geheel,
en
wat betreft het in de zaak met parketnummer 08-950037-15 onder 4 tenlastegelegde, te weten:
  • de aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal 2011 (eerste gedachtestreepje);
  • de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2011 (tweede gedachtestreepje);
  • de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 (derde gedachtestreepje)
  • alle overige aangiften omzetbelasting over de periode van 1 januari 2011 tot 4 juli 2012.
Vernietigthet vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaartde dagvaarding partieel nietig voor wat betreft:
- het onderdeel ‘een groot aantal…waaronder onder meer’ onder feit 1.
Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08-950037-15 onder 1 primair, 2 primair, 4 primair en 5 en in de zaak met parketnummer 08-993125-16 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet in de zaak met parketnummer 08-950037-15 onder 1 primair, 2 primair, 4 primair en 5 en in de zaak met parketnummer 08-993125-16 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een geldbedrag van € 65.505,-, zijnde de verkoopopbrengst van:
  • het tegoed op de bankrekening in Zwitserland, te weten [naam bank] rekeningnummer [rekeningnummer] , van € 7.497,64.
Aldus gewezen door:
mr. M.L. Plas, voorzitter,
mr. A. van Maanen en mr. P.L.M. van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. Y.A. Hoekstra, griffier,
en op 6 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 6 juni 2024.
Tegenwoordig:
mr. M.L. Plas, voorzitter,
mr. A. van Maanen en mr. P.L.M. van Gorkom, raadsheren,
mr. A.E.M. Doedens en mr. F.A. Demmers, advocaten-generaal,
mr. Y.A. Hoekstra, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter sluit het onderzoek ter terechtzitting en spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD, met dossiernummers 50934 en 56341 (onderzoek [onderzoeknaam] en onderzoek Vertigo). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, gesloten op 12 mei 2015.
2.OPV – AH-500, pag. 35 bovenaan en pag. 37 halverwege.
3.AH-500, pag. 1 en pag. 2; AH-164, pag 1.
4.AH-500, pag. 36 onderaan en pag. 37.
5.V-043-09, pag. 7.
6.AH-500, pag. 2 halverwege en pag. 61.
7.Uittreksel KvK D-158.
8.AH-503, pag. 5 halverwege.
9.AH-501, pag. 4 onderaan en AH-057 pag. 10 bovenaan, D-1110, uittreksel KvK.
10.AH-500, pag. 2; zie ook de ambtsedige verklaring van [naam persoon] , AH 212, pag. 3, 4 en 5.
11.D-1229; G-024-01, pag. 2 onderaan.
12.O.a. G-014-01, pag. 4-6; G-019-01, pag. 2-3; V-021-02, pag. 4 bovenaan en halverwege; V-021-09, pag. 2 en pag. 4; V-022-01, pag. 3; V-025-01, pag. 5 halverwege, pag. 6 en pag. 12 bovenaan; AH-506, pag. 7 bovenaan.
13.V-021-09, pag. 4 halverwege; V-022-02, pag. 3 halverwege en onderaan; D-158, KvK [naam bedrijf] ; D-159, KvK [naam bedrijf] D-178, KvK [naam bedrijf] .
14.AH-525, pag. 6-7; D-213; D-611.
15.V-021-09, pag. 3 halverwege/onderaan en pag. 4 onderaan.
16.AH-169, pag. 2 e.v.
17.AH-122, pag. 6 onderaan en pag. 12-13; D-423, pag. 17 e.v. en pag. 26-27.
18.G-011-01, pag. 2.
19.G-011-01, pag. 3.
20.G-011-01, pag. 3, 4 en 6.
21.AH-525, pag. 8; D-1232; D-231; G-025-01, pag. 3.
22.AH-551, pag. 4 bovenaan en pag. 9 onderaan; Vonnis Landgericht Augsburg inzake [naam persoon] (Nederlandse versie), pag. 20; AH-180, pag. 10 bovenaan.
23.D-1557 en D-1560; AH-551, pag. 12 onderaan en 13 bovenaan.
24.AH-551 par 4.2.2
25.D-1490; Vonnis Landgericht Augsburg inzake [naam persoon] (Nederlandse versie), pag. 20; D-1499; AH-552, pag. 5 halverwege.
26.AH-552, pag. 7 halverwege; D-1490, pag. 5.
27.AH-552, pag. 5 halverwege, pag. 6 bovenaan en pag. 12 halverwege.
28.AH-500, pag. 2 onderaan en pag. 3 bovenaan; AH-180, pag. 10 onderaan en pag. 29 bovenaan.
29.AH-513, pag. 4 halverwege.
30.V-067-04-01, pag. 4 bovenaan, pag. 5 halverwege; proces-verbaal ter terechtzitting eerste aanleg [verdachte 6] van 28 januari 2020, pag. 4; V-067-02-01, pag. 12; G-017-02, pag. 5 bovenaan; G-017-06, pag. 13 en 14; V-060-05, pag. 3.
31.V-043-09, pag. 9.
32.AH-500, pag. 46, 50, 51, 64, 68, 69, 92, 93
33.D-158, uittreksel Kamer van Koophandel, [naam bedrijf] .
34.D-158, pag. 4/5.
35.D-161, uittreksel Kamer van Koophandel [naam bedrijf] , pag. 2.
36.D-160, pag. 1, uittreksel Kamer van Koophandel, [naam bedrijf]
37.D-157, gegevens Kamer van Koophandel, [naam bedrijf] .
38.D-159, pag. 1, uittreksel Kamer van Koophandel, [naam bedrijf]
39.V-021-02, pag. 3 halverwege.
40.V-021-02, pag. 2 halverwege en V-025-01, pag. 5 halverwege.
41.V-021-02, pag. 2 halverwege en onderaan.
42.V-021-02, pag. 3 bovenaan.
43.D-1229 en G-024-01, pag. 2 onderaan.
44.D-032, D-037, pag. 6, 7, 10 en 11, D-090, pag. 10 tot en met 13: facturen gericht aan [naam bedrijf] .
45.G-019-01, pag. 2 onderaan.
46.G-014-01, pag. 2 halverwege.
47.G-014-01, pag. 3 onderaan en pag. 5 halverwege en onderaan.
48.G-014-01, pag. 3 onderaan.
49.G-014-01, pag. 3 onderaan en 5 onderaan.
50.G-014-01, pag. 4 onderaan en pag. 6 bovenaan en halverwege.
51.G-014-01, pag. 4 bovenaan.
52.G-019-01, pag. 2 halverwege.
53.G-019-01, pag. 5 onderaan.
54.G-019-01, pag. 3 halverwege.
55.G-019-01, pag. 8 bovenaan.
56.V-021-09, pag. 2 halverwege en onderaan.
57.V-021-09, pag. 2 halverwege.
58.V-021-09, pag. 2 onderaan en 3 bovenaan.
59.V-021-09, pag. 4 bovenaan; proces-verbaal ter terechtzitting eerste aanleg verdachte [verdachte 5] .
60.V-021-09, pag. 4 halverwege.
61.V-021-09, pag. 4 halverwege.
62.G-014-01, pag. 4 bovenaan.
63.G-014-01, pag. 5 bovenaan.
64.G-014-01, pag. 6 halverwege.
65.G-014-01, pag. 4-6.
66.G-014-01, pag. 4 halverwege en onderaan.
67.G-019-01, pag. 2 onderaan en pag. 3 halverwege.
68.G-019-01, pag. 2 onderaan.
69.G-019-01, pag. 10 onderaan.
70.V-021-09, pag. 2 onderaan.
71.V-021-09, pag. 4 halverwege.
72.V-021-09, pag. 2 onderaan.
73.V-022-07, pag. 2 onderaan.
74.V-022-01, pag. 3 onderaan e.v.
75.V-022-03, pag. 5 bovenaan; V-022-01, pag. 3 onderaan; V-022-02, pag. 4 halverwege.
76.V-022-01, pag. 3 onderaan.
77.V-022-02, pag. 3 halverwege en onderaan.
78.V-022-02, pag. 4 halverwege.
79.V-022-02, pag. 4 halverwege.
80.V-022-02, pag. 4 halverwege.
81.V-022-02, pag. 4 onderaan.
82.V-022-02, pag. 5 bovenaan.
83.V-022-02, pag. 6 onderaan.
84.V-022-02, pag. 5 halverwege en onderaan.
85.V-022-02, pag. 6 onderaan.
86.V-022-02, pag. 6 bovenaan.
87.V-022-02, pag. 7 bovenaan.
88.Proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2020, pag. 8.
89.D-178, gegevens Kamer van Koophandel, [naam bedrijf] .
90.AH-501, pag. 4 bovenaan; D-159.
91.AH-502, pag. 6 bovenaan en D-1110, uittreksel Kamer van Koophandel [naam bedrijf] .
92.V-022-03, pag. 4 onderaan.
93.AH-096 proces-verbaal doorzoeking en inbeslagname [naam bedrijf] ; AH-098, proces-verbaal doorzoeking [naam bedrijf] .
94.AH-095, doorzoeking kantoor [verdachte 3] .
95.Zie o.a. AH-144 en AH-503, pag. 6 onderaan en pag. 7 met een overzicht van 22 goederenstromen waar [naam bedrijf] en [naam bedrijf] in de periode januari 2011 – mei 2013 bij betrokken waren en de (nummers van de) processen-verbaal waarin deze zijn uitgewerkt; AH-222.
96.Zie onder meer AH-122.
97.AH-212, pag. 17 en D-1057, D-1057-1 (schema’s inzet ploffers 2011 - 2013) en D-1058 (schema inzet buffers 2011 – 2013).
98.AH-212, pag. 16 en 17.
99.AH-212, pag. 17 halverwege.
100.AH-144, pag. 5 onderaan.
101.V-010-01, pag. 2 onderaan, pag. 3 onderaan en 4 bovenaan en onderaan.
102.V-010-01, pag. 3 onderaan en 4 bovenaan.
103.V-017-01, pag. 3.
104.V-009-04, pag. 11 en 12, pag. 15 onderaan en 16 bovenaan.
105.Zie onder meer V-040-01 (verklaring [naam persoon] ), V-013-02 (verklaring [naam persoon] ), V-012-01 (verklaring [naam persoon] ), V-042-01 (verklaring [naam persoon] )
106.AH-525, pag. 6 bovenaan.
107.AH-169, proces-verbaal van bevindingen dossiers [naam bedrijf] , pag. 2.
108.AH-525, pag. 11 onderaan en D-1231, overzicht goederenbewegingen [naam bedrijf] .
109.AH-525, pag. 11 onderaan.
110.AH-122, proces-verbaal bevindingen Skype, pag. 6, AH-099-01 en AH-098 (inbeslagname digitale gegevens [naam bedrijf] ); D-422 (skypeberichten op laptop [naam persoon] ); zie ook AH-167, proces-verbaal van bevindingen verhullende skypecommunicatie, pag. 6 e.v.
111.V-022-07, pag. 8 bovenaan, verklaring verdachte:
112.AH-122, pag. 12 – 13 en D-423 pag. 26 en 27, weergave skypegesprekken 19 en 20 december 2011.
113.AH-521, pag. 21 onderaan en D-546 (dossier [naam bedrijf] ).
114.D-546, pag. 2 en 9.
115.AH-122, pag. 13 halverwege.
116.AH-122, pag. 13, onderaan; AH-521, pag. 22 onderaan en D-547 (dossier [naam bedrijf] , [nummer] )
117.zie V-022-07, pag. 10 onderaan en 11 bovenaan.
118.G-011-01, pag. 2 halverwege.
119.G-011-01, pag. 2 onderaan.
120.G-011-01, pag. 3.
121.G-011-01, pag. 3.
122.G-011-01, pag. 3, 4 en 6.
123.V-021-09, pag. 3 halverwege / onderaan.
124.V-021-09, pag. 4 onderaan.
125.V-021-03, pag. 4 halverwege.
126.G-014-01, pag. 4 bovenaan.
127.G-014-01, pag. 6 onderaan.
128.Proces-verbaal van de zitting van 22 januari 2020, pag. 6.
129.[naam bedrijf] -285, pag. 1 onderaan en 2 bovenaan, D-1637 en D-1639.
130.D-1640, pag. 9.
131.AH-283; D-1615.
132.V-010-01, pag. 3 onderaan en pag. 4 bovenaan; V-035-01, pag. 2-4; D-1057; D-1058.
133.V-040-01, pag. 4 halverwege; proces-verbaal ter terechtzitting eerste aanleg verdachte [verdachte 3] van 15 januari 2020; G-014-01, pag. 6 onderaan, pag. 9 en 10.
134.AH-095; AH-510, pag. 18; V-010-03, pag. 5 halverwege en pag. 10 bovenaan; AH-122; D-425; D-378; V-042-01, pag. 9 bovenaan e.v.
135.V-043-09, pag. 8; proces-verbaal van verhoor [verdachte 2] bij de raadsheer-commissaris d.d. 11 december 2023.
136.AH-121; D-430.
137.AH-167 en AH-172.
138.G-011-01; AH-122, pag. 6 onderaan; D-423, pag. 17 e.v.
139.D-424, pag. 43.
140.D-1640, pag. 11-12; D-073, pag. 10; D-354; D-355; D-1057; D-1058.
141.G-019-01.
142.V-021-09; proces-verbaal ter terechtzitting eerste aanleg verdachte [verdachte 5] van 23 jan 2020.
143.AH-121; D-430; V-021-02, pag. 8 halverwege.
144.AH-122, pag. 12-13; D-423, pag. 26 en 27.
145.G-011-01, pag. 2-3.
146.D-1640, o.a. pag. 9 en 20; AH-285, pag. 1-4; D-1637.
147.AH-180, pag. 11-12; AH-181, pag. 4 e.v.
148.O.a. D-1383; D-1403; D-1404 en D-739.
149.AH-552, pag. 34 e.v.; AH-180, pag. 20 e.v.
150.AH-180, pag. 13 e.v. en pag. 20 e.v.; AH-555, pag. 14 onderaan.
151.AH-180, pag. 24 e.v.; D-961; D-964; D-953; AH-289; D-1640 en D-1641.
152.AH-167, pag. 2 e.v. en pag. 12 e.v.
153.AH-158, p. 2 e.v.; D-763.
154.D-763, pag. 6.
155.D-764-8.
156.D-494-77.
157.D-491-48.
158.AH-158, p. 2 en 4; D-1057.
159.D-518, pag. 1.
160.D-1660 en D-1661.
161.D-077, pag. 4.
162.D-518, pag. 1.
163.KvK, D-028.
164.AH-500, pag. 57; D-1057
165.D-1661, pag. 2
166.D-173, pag. 175.
167.AH-146, pag. 4 halverwege en D-173, pag. 174.
168.D-173, pag. 175, factuur [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] 17 december 2012 (opmerking rechtbank: in AH-146, pag. 4 halverwege staat abusievelijk als factuurdatum vermeld: 7 december 2012, dit moet zijn 17 december 2012, zie het document).
169.AH-146, pag. 2.
170.D-702; AH-146, pag. 2 onderaan.
171.D-702, pag. 12/15.
172.AH-146, pag. 2 en D-704.
173.D-705; AH-146, pag. 2 bovenaan.
174.AH-146, pag. 3 halverwege en D-703.
175.D-706.
176.D-201, pag. 23
177.AH-146, pag. 3 onderaan; D-201, pag. 17.
178.D-201, pag. 18.
179.D-243, pag. 32.
180.D-175, pag. 23.
181.D-175, pag. 24.
182.AH-146, pag. 4 halverwege en D-173, pag. 174.
183.D-173, pag. 175, factuur [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] 17 december 2012 (opmerking rechtbank: in AH-146, pag. 4 halverwege staat abusievelijk als factuurdatum vermeld: 7 december 2012, dit moet zijn 17 december 2012, zie het document).
184.D-495-318, D-495-321, D-495-322.
185.AH-146, pag. 5 bovenaan.
186.AH-146, pag. 5 e.v.
187.AH-057, pag. 10 halverwege.
188.AH-134, ambtsedig opgemaakte verklaring Belastingdienst t.a.v. aangiften [naam bedrijf] .
189.AH-209, ambtsedig opgemaakte verklaring Belastingdienst 16 maart 2015; nadeelberekening ter zake van de omzetbelasting [naam bedrijf] , en AH-212.
190.AH-212, pag. 16.
191.AH-133, pag. 2.
192.G-014-01, pag. 4 onderaan. G-019-01, pag. 9.
193.AH-057, pag. 9 onderaan.
194.AH-133, pag. 15 en 16.
195.AH-057, pag. 23.
196.AH-504, pag. 7 halverwege en onderaan.
197.AH-504, pag. 7 onderaan.
198.AH-057, pag. 5 bovenaan.
199.AH-057, o.a. pag. 8 onderaan, proces-verbaal redelijk vermoeden t.a.v. onder meer [naam bedrijf] en [naam bedrijf] , gesloten 26 maart 2013.
200.AH-212, pag. 16-17.
201.Proces-verbaal ter terechtzitting medeverdachte [verdachte 5] d.d. 23 januari 2020, pag. 7.
202.D-1359.
203.Proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2020, pag. 12 en 13.
204.D-1359, pag. 1.
205.D-1359, pag. 4.
206.D-1359, pag. 12.
207.D-1359, pag. 13.
208.D-1359, pag. 15.
209.AH-560, pag. 5, halverwege.
210.Proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2020, pag. 13.
211.D-1359, pag. 25 en 28.
212.Proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2020, pag. 13.
213.D-1567, pag. 4.
214.D-1360, pag. 2.
215.Proces-verbaal van verhoor [naam persoon] bij de rechter-commissaris op 14 februari 2018, pag. 5.
216.V-058-01-1, pag. 2.
217.V-058-01-1, pag. 4.