In deze zaak heeft de meervoudige kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 mei 2024 een verzoek tot verschoning beoordeeld, ingediend door mr. J.M.W. van de Sande, die als raadsheer betrokken was bij twee aanhangige belastingzaken. De verzoekster had verzocht zich te mogen verschonen vanwege haar eerdere betrokkenheid bij regiezittingen in andere zaken, waarbij de gemachtigde en de inspecteur van de Belastingdienst aanwezig waren. De mondelinge behandeling van het verzoek vond plaats op 15 mei 2024.
De meervoudige kamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van zowel een subjectieve als een objectieve toets. De subjectieve toets betreft de persoonlijke overtuiging van de rechter over zijn of haar onpartijdigheid, terwijl de objectieve toets kijkt naar de uiterlijke schijn van partijdigheid. De kamer concludeerde dat verzoekster geen aanwijzingen had gegeven voor een subjectieve vooringenomenheid en dat haar betrokkenheid bij eerdere zittingen niet voldoende was om de schijn van partijdigheid te rechtvaardigen.
De kamer oordeelde dat de enkele omstandigheid dat verzoekster deel uitmaakte van de combinatie die de regiezittingen heeft gehouden, niet voldoende was om te concluderen dat er objectieve redenen voor verschoning bestonden. De beslissing om het verzoek tot verschoning af te wijzen werd genomen, waarbij werd opgemerkt dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.