Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van een executoriaal derdenbeslag dat was gelegd op de inkomsten van een zzp’er, [geïntimeerde]. Het beslag was gelegd door [appellante] naar aanleiding van een vordering van € 7.320,15 die voortvloeide uit een vonnis van de kantonrechter. De rechtbank had eerder het verzoek van [geïntimeerde] om het beslag te schorsen toegewezen, omdat er sprake was van een noodsituatie: zijn inkomsten waren door het beslag geheel weggevallen. Echter, het hof oordeelde dat de situatie inmiddels genormaliseerd was, aangezien [geïntimeerde] weer reguliere betalingen ontving van zijn opdrachtgever, [naam1]. Hierdoor was er geen grond meer voor schorsing van het beslag.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld na ontvangst van de stukken en een mondelinge behandeling op 16 mei 2024. Tijdens deze zitting was [geïntimeerde] niet aanwezig, maar zijn advocaat en beschermingsbewindvoerder waren wel aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de noodsituatie die eerder bestond, niet meer aanwezig was, omdat [geïntimeerde] weer in zijn levensonderhoud kon voorzien. De beslissing van de rechtbank om het beslag te schorsen werd vernietigd, en het verzoek van [geïntimeerde] werd afgewezen. Het hof heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.