2.7[getuige 4] .
3. Het onderzoeken of het pistool, waarmee [persoon] zichzelf van het leven heeft beroofd, in België bewaard is gebleven en zo ja, het laten verrichten van proefschoten met dat pistool.
Indien het pistool niet bewaard is gebleven, moet worden onderzocht of in het verleden proefschoten met dat pistool zijn gemaakt en of die bevindingen in dat geval zijn bewaard.
Indien of nadat proefschoten zijn gemaakt met dat pistool dienen de bevindingen daaruit te worden vergeleken met de kogels die zijn aangetroffen op de plaats van het delict;
4. Het onderzoeken of verdachte in 1996 is verhoord via de zogenoemde ‘Zaanse verhoormethode’ en in dat geval het verstrekken van de (video)opnames van die verhoren;
Verder heeft de verdediging om opheffing van de voorlopige hechtenis verzocht. Daaraan heeft de verdediging, gemotiveerd, ten grondslag gelegd dat het vonnis aperte onjuistheden bevat.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft bij conclusie van 29 september 2023 en op de zitting van 17 mei 2024 gemotiveerd gereageerd op de ingediende onderzoekswensen. De advocaat-generaal verzet zich:
tegen het verrichten van het verzochte NIFP-onderzoek. De vraag of verdachte psychische weerstand kon bieden tegen de WOD-ers is pas relevant als sprake is van ongeoorloofde druk. Daarvan is niet gebleken;
niet tegen het horen van de (alibi)getuigen genoemd onder 2.4 tot en met 2.7. De advocaat-generaal verzet zich wel tegen het horen van de overige getuigen;
niet tegen het laten onderzoeken of het betreffende pistool is bewaard gebleven of tegen het verrichten van schotvergelijkingsonderzoek;
niet tegen het laten onderzoeken of verdachte via de Zaanse verhoormethode is verhoord.
De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen opheffing van de voorlopige hechtenis.
Ad 1. NIFP-onderzoek
Voor zover al moet worden aangenomen dat in het WOD-traject (ontoelaatbare) psychische druk op verdachte is uitgeoefend, is onvoldoende toegelicht dat verdachte psychisch kwetsbaar is. Het hof stelt hierbij voorop dat het verzoek tot benoeming van deskundigen voor een onderzoek naar psychische kwetsbaarheid bij verdachte moet worden beoordeeld naar het noodzakelijkheidscriterium. De verdediging heeft het standpunt dat sprake zou zijn van psychische kwetsbaarheid, die er toe zou leiden dat verdachte gevoelig zou zijn voor ontoelaatbare druk, niet van een nadere onderbouwing voorzien. Ook uit de stukken blijkt niet onmiddellijk van een dergelijke psychische kwetsbaarheid bij verdachte. Gelet op het voorgaande is het hof niet de noodzaak gebleken van het verzoek, zodat het verzoek zal worden afgewezen.
Ad 2. getuigenverzoeken
Het hof acht het in het belang van de verdediging dat de getuigen genoemd onder 2.4 tot en met 2.7 worden gehoord en zal de verzoeken in zoverre toewijzen en de zaak verwijzen naar het kabinet van de raadsheer-commissaris.
De overige getuigenverzoeken zullen worden afgewezen. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De anonieme getuige is in eerste aanleg door de rechter-commissaris gehoord, onder toepassing van de bepalingen met betrekking tot de bedreigde getuigen (artikel 226a van het Wetboek van Strafvordering en verder). Het beroep tegen de toepassing van deze bepalingen is ongegrond verklaard door de raadkamer van de rechtbank. Onder toepassing van genoemde bepalingen heeft de verdediging (schriftelijk) vragen kunnen stellen en daar heeft de verdediging ook gebruik van gemaakt. De vragen zijn aan de getuige gesteld en beantwoord, blijkt uit het proces-verbaal.
In hoger beroep heeft de verdediging niet nader onderbouwd welke aanvullende vragen aan deze getuige gesteld zouden moeten worden. Het hof ziet dan ook niet in welk redelijk belang de verdediging heeft bij het nogmaals horen van deze getuige. De enkele omstandigheid dat de getuige slechts op een beperkte manier kon worden bevraagd is daartoe onvoldoende.
De verdediging heeft ter zitting in hoger beroep opgemerkt dat het verzoek tot het horen van de WOD-ers en hun begeleiders gebaseerd is op dezelfde gronden als bij het gelijke verzoek in eerste aanleg. De rechtbank heeft die gronden weergegeven als het verzoek
om te kunnen controleren of aan de door de Hoge Raad geformuleerde criteria ten aanzien van de Mr.Big-methode is voldaan.De verdediging heeft toegelicht dat er meer contactmomenten zijn geweest dan zijn geverbaliseerd en dat het daarbij regelmatig over een onroerend goed-project in Thailand zou zijn gegaan.
Het hof stelt vast dat de verdediging onbeperkt schriftelijk vragen heeft kunnen stellen aan deze getuigen en dat de gestelde vragen in processen-verbaal zijn beantwoord. Uit die processen-verbaal blijkt dat daarbij ook is ingegaan op vragen omtrent onroerend goed in Thailand en op vragen of alle contactmomenten zijn geverbaliseerd.
Gelet op het voorgaande is het hof onvoldoende gebleken van een redelijk belang bij het (nog aanvullend) horen van de WOD-ers en hun begeleiders.
Ad 3. Onderzoek naar een pistool
Het hof acht het in het belang van de verdediging dat onderzoek wordt gedaan naar het pistool waarmee [persoon] zichzelf in België van het leven heeft beroofd.
Het hof geeft opdracht aan de advocaat-generaal om te onderzoeken of dit pistool (kennelijk van het kaliber .38) in België bewaard is gebleven en zo ja, aan dit wapen onderzoek (te laten) verrichten, waaronder het doen van proefschoten en de resultaten van dit onderzoek ter beschikking te stellen aan het kabinet van de raadsheer-commissaris.
Indien dit wapen niet bewaard is gebleven, geeft het hof de advocaat-generaal opdracht om te (laten) onderzoeken of met dat wapen proefschoten zijn verricht en zo ja, de resultaten daarvan ter beschikking te stellen aan de raadsheer-commissaris.
Indien dit wapen bewaard is gebleven of indien resultaten van verrichtte proefschoten ter beschikking zijn gesteld, geeft het hof opdracht aan het kabinet van de raadsheer-commissaris om een vergelijkingsonderzoek te gelasten om de waarschijnlijkheid te onderzoeken van de stelling dat de kogels, aangetroffen bij het slachtoffer [slachtoffer] , zijn verschoten met het wapen waarmee [persoon] zichzelf van het leven heeft beroofd.
Ad 4. Zaanse-verhoormethode
Het hof acht het in het belang van de verdediging dat onderzocht wordt of verdachte in 1996 op een politiebureau in Zaandijk is verhoord via de zogenoemde Zaanse-verhoormethode. Het hof zal de advocaat-generaal opdracht geven dit onderzoek uit te (laten) voeren. Indien blijkt dat verdachte in Zaandijk volgens die methode is verhoord, dienen de opnames en processen-verbaal van die verhoren toegevoegd te worden aan het dossier.
Ad 5. Voorlopige hechtenis
Het hof is van oordeel dat de ernstige bezwaren en de gronden waarop het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte berust nog steeds aanwezig zijn. Het hof ziet op dit moment geen grond voor het oordeel dat het vonnis van de rechtbank aperte onjuistheden bevat. Dat vonnis kan, naar de huidige stand van zaken, de ernstige bezwaren in voldoende mate dragen. Het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis zal daarom worden afgewezen.