ECLI:NL:GHARL:2024:3582

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
200.330.813
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming van schuldhulpverlener in de Toeslagenaffaire met schadevergoeding

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, dat op 8 maart 2023 is uitgesproken. [appellant] heeft een vordering ingesteld tegen PLANgroep Budgetbeheer B.V., die als schuldhulpverlener heeft opgetreden in het kader van een Minnelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen (MSNP) traject. [appellant] stelt dat PLANgroep tekort is geschoten in haar verplichtingen, waardoor zij schade heeft geleden. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, waarna zij in hoger beroep de toewijzing van haar vorderingen heeft gevraagd.

Het hof heeft vastgesteld dat PLANgroep niet heeft voldaan aan haar verplichtingen als schuldhulpverlener. [appellant] heeft in totaal € 1.847,74 op de beheerrekening van PLANgroep gestort, maar deze bedragen zijn niet aan haar terugbetaald. Het hof oordeelt dat PLANgroep toerekenbaar tekort is geschoten in haar dienstverlening en dat [appellant] recht heeft op schadevergoeding. Het hof wijst de primaire vordering van [appellant] tot terugbetaling van het gespaarde saldo toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dagvaarding in eerste aanleg.

Daarnaast heeft het hof de proceskosten van [appellant] toegewezen, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt PLANgroep tot betaling van een totaalbedrag van € 1.877,01 aan [appellant], inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De uitspraak is gedaan op 28 mei 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.330.813
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem 10163628
arrest van 28 mei 2024
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiseres
hierna: [appellant]
advocaat: mr. M.P.V. den Engelsman
tegen
PLANgroep Budgetbeheer B.V.
die is gevestigd in Culemborg
die in hoger beroep niet is verschenen
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna: PLANgroep

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem op 8 maart 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de verstekverlening tegen PLANgroep op de rol van 5 september 2023;
  • de memorie van grieven.
1.2.
[appellant] heeft het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
PLANgroep is schuldhulpverlener in het MSNP-traject (Minnelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen) van [appellant] geweest. Volgens [appellant] heeft zij schade geleden, omdat PLANgroep haar werkzaamheden in het kader van de schuldhulpverlening niet goed heeft verricht.
2.2.
[appellant] heeft bij de kantonrechter gevorderd dat PLANgroep wordt veroordeeld tot betaling van € 1.877,01 (inclusief € 288,34 buitengerechtelijke kosten) aan [appellant] , met veroordeling van PLANgroep in de proceskosten en de wettelijke rente. De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen. In hoger beroep handhaaft [appellant] die vorderingen (primair). Zij vordert in hoger beroep daarnaast subsidiair om PLANgroep te veroordelen tot betaling van € 1.260,98 (inclusief de buitengerechtelijke kosten), met veroordeling van PLANgroep in de proceskosten en de wettelijke rente. De bedoeling van het hoger beroep is (primair) dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen, althans dat de subsidiaire vorderingen worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal oordelen dat de primaire vorderingen van [appellant] worden toegewezen. Het hof legt hierna uit hoe het tot die beslissing is gekomen.
Feiten en omstandigheden
3.2.
[appellant] heeft vanwege haar problematische schuldensituatie een aanvraag gedaan bij de gemeente voor (minnelijke) schuldhulpverlening, een zogenaamd MSNP-traject. PLANgroep is door de gemeente aangewezen als uitvoerder in het MSNP-traject van [appellant] . PLANgroep beheerde in dat kader vanaf eind 2019 een beheerrekening voor [appellant] . Uit het door PLANgroep overgelegde financieel overzicht van de beheerrekening van 3 april 2022 blijkt dat [appellant] in de periode van 4 januari 2020 tot en met 13 april 2021 in totaal € 1.847,74 op de beheerrekening heeft overgemaakt. Er hebben in die periode ook diverse aflossingen van schulden plaatsgevonden vanaf de beheerrekening.
3.3.
Per brief van 7 mei 2021 heeft de Belastingdienst aan PLANgroep medegedeeld dat [appellant] als gedupeerde in de Toeslagenaffaire is aangemerkt, en dat de Belastingdienst om die reden openstaande schulden in de minnelijke schuldregeling van [appellant] volledig compenseert. In de brief is onder meer vermeld:
De oplossing en uw rol
Het uitgangspunt van de oplossing is dat gedupeerden de €30.000 overgemaakt krijgen en dat schuldeisers de garantie krijgen dat de openstaande schulden in minnelijke schuldregelingen gecompenseerd worden. (…) Door de garantie van uitbetaling aan schuldeisers hoeft de €30.000 niet de boedel in of aan schuldeisers te worden betaald (…). Uw medewerking hierin is cruciaal.
De acties die ik u vraag te nemen zodra u met een gedupeerde te maken heeft:
Stop de €30.000 niet in de boedel.
Schort de schuldregeling vooralsnog op (beëindig deze nog niet).
Doe geen betalingen meer aan schuldeisers.
Pauzeer de maandelijkse reserveringen (afdracht) van de gedupeerde voor de schuldregeling of de aflossingen van het saneringskrediet.
Het gespaarde bedrag in de boedel komt ten gunste aan de gedupeerde ouder
(…)
3.4.
Op 4 januari 2022 heeft de Belastingdienst een bedrag van € 10.295,85 op de beheerrekening gestort. Met dat bedrag zijn alle door PLANgroep vermeldde schulden op de door haar opgestelde “Uitdeellijst” in februari en maart 2022 betaald, waaronder een bedrag van € 972,64 als honorarium ten gunste van PLANgroep zelf.
De vordering van [appellant]
3.5.
[appellant] heeft in een e-mailbericht aan de kantonrechter van 8 februari 2023, dat wil zeggen na de mondelinge behandeling op die dag, geschreven dat zij aanspraak maakt op de door haar tijdens het MSNP-traject gespaarde gelden op de beheerrekening. De kantonrechter heeft vastgesteld dat dat bericht geen deel uitmaakt van de gedingstukken, omdat partijen door de kantonrechter niet meer in de gelegenheid waren gesteld nog stukken over te leggen. In hoger beroep heeft (de advocaat van) [appellant] het bericht in de memorie van grieven integraal weergegeven. In hoger beroep maakt (de tekst van) het bericht daarom wel onderdeel uit van het procesdossier.
3.6.
In het bericht schrijft [appellant] : “
Misschien werd u op de zitting vandaag niet helemaal duidelijk dat ik natuurlijk wel allemaal betalingen op de boedelrekening heb gedaan tussen 2 januari 2020 en 13 april 2021. Totaal ongeveer 1.850 euro. (…) Ik moet mijn spaargeld toch op de een of andere manier terugkrijgen”.Het hof begrijpt uit dit citaat (en de toelichting daarop in de memorie van grieven) dat de vordering van [appellant] onder meer is gebaseerd op de door haar overgemaakte bedragen op de beheerrekening van in totaal € 1.847,74. Volgens [appellant] had PLANgroep het op de beheerrekening door [appellant] gespaarde saldo aan haar moeten terugbetalen.
PLANgroep heeft het door [appellant] gespaarde bedrag op de beheerrekening ten onrechte niet terugbetaald
3.7.
Naar aanleiding van de Toeslagenaffaire en ter bescherming van de gedupeerden van die affaire is de Catshuisregeling tot stand gekomen. Op grond van die regeling kan de Belastingdienst een bedrag uitkeren aan ouders die gedupeerd zijn door problemen rondom de kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst heeft in haar brief van 7 mei 2021 in verband met de Catshuisregeling de garantie gegeven openstaande schulden in de minnelijke schuldregeling van [appellant] volledig te compenseren. Uit de brief van de Belastingdienst volgt daarnaast dat het gespaarde bedrag in de boedel ten gunste komt aan de gedupeerde ouder (actie nummer 5).
3.8.
Uit het door PLANgroep overgelegde financieel overzicht van de beheerrekening blijkt dat [appellant] in totaal € 1.847,74 op de beheerrekening had gespaard. Uit de berichtgeving van de Belastingdienst volgt dat het gespaarde saldo aan [appellant] toekomt en dat PLANgroep dat aan haar had moeten terugbetalen. Dat heeft PLANgroep niet gedaan. PLANgroep heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat [appellant] aanspraak kan maken op het door haar gespaarde saldo. Het hof stelt daarom vast dat PLANgroep (toerekenbaar) is tekortgeschoten in haar schuldhulpverlening aan [appellant] . [appellant] kan daarom aanspraak maken op schadevergoeding.
PLANgroep moet aan [appellant] een schadevergoeding betalen
3.9.
Voor de bepaling van de omvang van de verschuldigde schadevergoeding moet de vermogenssituatie van [appellant] bij correcte dienstverlening door PLANgroep worden vergeleken met de vermogenssituatie van [appellant] zoals die nu is.
3.10.
[appellant] vordert betaling van € 1.877,01, inclusief € 288,34 buitengerechtelijke kosten. [appellant] heeft in totaal een bedrag van € 1.847,74 op de beheerrekening overgemaakt. Omdat door PLANgroep onvoldoende gemotiveerd is betwist dat zij het gespaarde saldo aan [appellant] moet betalen wijst het hof de vordering van [appellant] tot terugbetaling van het gespaarde saldo op de beheerrekening van € 1.847,74 toe. De buitengerechtelijke kosten kunnen slechts voor een bedrag van € 29,27 worden toegewezen omdat het hof niet meer kan toewijzen dan is gevorderd, namelijk een totaalbedrag van € 1.877,01. Dit bedrag wordt vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf de dagvaarding (eerste aanleg, zo verstaat het hof), dit is 27 september 2022.
De conclusie
3.11.
Het hoger beroep slaagt. Omdat PLANgroep in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof PLANgroep tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de kantonrechter veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]
3.12.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 8 maart 2023 en beslist dat PLANgroep wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.877,01 aan [appellant] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 september 2022;
4.2.
veroordeelt PLANgroep tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
€ 86,- aan griffierecht
€ 125,03 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan PLANgroep
€ 398,- aan salaris van de gemachtigde van [appellant] (2 procespunten x € 199)
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] in hoger beroep:
€ 343,- aan griffierecht
€ 128,17 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan PLANgroep
€ 858,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (1 procespunt x appeltarief I)
4.3.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Dozy, P.J. van der Korst en W.H. van Boom, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.