In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag en de omgangsregeling van een minderjarige. De vader, verzoeker in het principaal hoger beroep, en de moeder, verzoekster in het incidenteel hoger beroep, zijn betrokken bij een langdurige juridische strijd over de zorg voor hun kind. De vader wordt vertegenwoordigd door mr. A. van den Berg, terwijl de moeder wordt bijgestaan door mr. M.M.P. Gerrits. De zaak is behandeld na een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin het gezamenlijk gezag was gewijzigd. Het hof heeft vastgesteld dat er relevante wijzigingen in de omstandigheden zijn opgetreden, waaronder problemen met de nakoming van de zorgregeling en een verstoorde communicatie tussen de ouders. De raad voor de kinderbescherming heeft rapportages uitgebracht die de zorgen over de situatie van de minderjarige onderbouwen. Het hof oordeelt dat het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd moet worden, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. Daarnaast is de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige ontzegd, omdat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en de minderjarige niet openstaat voor contact met de vader. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor wat betreft het gezag, maar vernietigd voor de omgangsregeling, en bepaald dat er geen omgang zal zijn tussen de vader en de minderjarige. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.