4.2De man is met veertien grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven zien op de kinderalimentatie, de partneralimentatie en op een deel van de verdeling van de gemeenschap van goederen. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de door hem aan de vrouw te betalen uitkering tot haar levensonderhoud met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op nihil te stellen dan wel te bepalen op een zodanig bedrag en een zodanige datum zoals het hof juist acht;
2. de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de beide thans nog minderjarige kinderen, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking dan wel een door het hof te bepalen datum vast te stellen op € 495,- per kind per maand, dan wel een zodanig bedrag als het hof juist acht;
3. te bepalen dat hij aanspraak kan maken op het repriserecht en dat deze met inachtneming van de beleggingsleer, eerst uit de overwaarde van de echtelijke woning aan hem wordt overgemaakt en dat het restant van de overwaarde vervolgens bij helfte wordt gedeeld;
4. te bepalen dat het levenslooppensioen dat hij ontvangt uit hoofde van zijn dienstverband met de [naam1] in de functie van repressief bevelvoerder in de 24 uurs dienst, ook FLO spaartegoed genoemd, aan hem wordt toebedeeld zonder verdere verrekening van het tegoed met de vrouw;
5. te bepalen dat de kosten die hij op 3 juli (het hof begrijpt:) 2021 heeft voldaan op de camping ten behoeve van de jaarnota en de verbruikerslasten van de verkoopopbrengst van het chalet afgaan en dat deze aansluitend voor de helft aan de vrouw toekomt;
6. en voor het overige de wijze van verdeling van de ontbonden gemeenschap van goederen te gelasten met inachtneming van hetgeen hiervoor allemaal is bepaald en voor het overige overeenkomstig rechtsoverweging 3.78 (het hof begrijpt: 3.87) van de bestreden beschikking;
7. het voortgezet gebruik van de vrouw van de echtelijke woning tot zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, zoals bepaald in de bestreden beschikking af te wijzen,
8. dan wel een beslissing in goede justitie te nemen.