Uitspraak
GKB,
[geïntimeerde],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
€ 16.161,59. Die uitkering is door GKB met een saneringskrediet gefinancierd. De sanering is daarmee succesvol uitgevoerd.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft de Gemeentelijke Kredietbank (GKB) hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, dat op 31 mei 2023 is uitgesproken. De procedure betreft een lening die GKB heeft verstrekt aan de geïntimeerde in het kader van een schuldsaneringstraject. GKB vordert nakoming van afspraken die zijn gemaakt over de terugbetaling van de lening, maar de kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. GKB heeft in hoger beroep een gewijzigde vordering ingesteld tot betaling van € 5.525,14, waarbij zij een hoger opeisbaar saldo per september 2021 hanteert dan in eerste aanleg.
De kern van de zaak draait om de vraag of de kredietovereenkomst tussen GKB en de geïntimeerde vernietigd kan worden op basis van de artikelen 7:60 en 7:61 BW, die consumentenbescherming beogen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat GKB niet aan de eisen van deze artikelen heeft voldaan, maar GKB stelt dat de uitzondering van artikel 7:58 lid 2 onder j BW van toepassing is. Dit artikel betreft kredieten die met een doelstelling van algemeen belang aan een beperkt publiek worden verstrekt.
Het hof oordeelt dat de kredietovereenkomst niet vernietigd hoeft te worden, omdat het saneringskrediet is verstrekt in het kader van de gemeentelijke schuldhulpverlening. De vordering van GKB wordt toegewezen, en de geïntimeerde wordt veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof wijst ook de proceskosten toe, waarbij GKB de eigen kosten van het hoger beroep moet dragen. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad.