In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarige kinderen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 31 januari 2024 was uitgesproken, aangevochten. De kinderrechter had de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd op verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland (GI) tot 20 februari 2025. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen, terwijl de GI verweer voerde en de bekrachtiging van de beschikking vroeg.
De ouders van de kinderen, die gezamenlijk belast zijn met het gezag, hebben een verleden van huiselijk geweld en vertonen hardnekkige patronen in hun relatie, ondanks de beëindiging daarvan. De vader heeft de samenwerking met de hulpverlening ontweken en de moeder heeft nog geen traumatherapie ondergaan. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen niet zijn verminderd, maar eerder zijn bevestigd. Er zijn nog steeds risicofactoren aanwezig, zoals het gebrek aan een stabiele opvoedsituatie en de onduidelijkheid over de omgang tussen de vader en de kinderen.
Het hof heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling van de kinderen moet worden verlengd, omdat er onvoldoende waarborgen zijn voor een veilige en stabiele opvoedsituatie. De vader weigert samenwerking met de GI en er is geen zicht op zijn opvoedsituatie. De moeder heeft weliswaar contact met een expertisecentrum, maar is nog niet gestart met de noodzakelijke traumabehandeling. Gezien deze omstandigheden heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd.