Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat,
- [de echtgenoot] ,
- een vertegenwoordiger van de bewindvoerder.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van [verzoekster] tot opheffing van het bewind. De verzoekster, die op een geheim adres woont, heeft herhaaldelijk verzocht om het bewind op te heffen, maar dit verzoek is eerder door de kantonrechter afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de verzoekster onvoldoende inzicht heeft in haar financiële situatie en dat zij bescherming nodig heeft, vooral nu zij samen met haar echtgenoot een woning heeft gekocht. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 9 april 2024 heeft de verzoekster haar bezwaren tegen de eerdere beslissing toegelicht, maar het hof oordeelde dat de afwijzing van het verzoek in eerste aanleg terecht was. Het hof benadrukte dat de verzoekster nog steeds onvoldoende zicht heeft op haar financiën en dat het bewind noodzakelijk blijft om haar te beschermen tegen onverantwoorde financiële beslissingen. De verzoekster had weliswaar aangegeven dat haar spaargeld € 9.000,- bedraagt, maar het hof concludeerde dat dit bedrag niet als een afdoende buffer kan worden beschouwd. De beslissing van de kantonrechter om het bewind in stand te houden werd dan ook bekrachtigd. Het hof heeft tevens opgemerkt dat de benoeming van een nieuwe bewindvoerder in deze procedure niet aan de orde is, maar dat dit mogelijk een oplossing kan zijn voor het wantrouwen van de verzoekster jegens de huidige bewindvoerder.