Uitspraak
[appellant],
Bouwstad,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
- € 18.038,33, althans € 14.756,93 aan hoofdsom, te vermeerderen met verdere (boete) rente van 2% per maand of gedeelte van een maand met een minimum van € 300,- althans de wettelijke rente vanaf 1 april 2021,
- € 61.048,45 aan boeterente tot 1 april 2021 althans € 49.442,98 althans de wettelijke rente vanaf 1 september 2015 tot 1 april 2021,
- € 1.385,49 aan buitengerechtelijke kosten althans € 1.269,43,
- de kosten van de procedure, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.Het oordeel van het hof
18 maart 2015 ten aanzien van de huurprijsvermindering. Kort en wel is het hof met de kantonrechter eens dat het ontbindingsvonnis zo moet worden gelezen dat de kale huurprijs vanaf 28 mei 2014 met 25% wordt verminderd en er vanaf dat moment ook geen voorschot servicekosten meer verschuldigd was. Dat betekent dat – zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen – UTC (en daarmee [appellant] ) over de periode van 28 mei 2014 tot en met 18 maart 2015 een bedrag van € 1.902,24 per maand (incl. btw) aan huur verschuldigd is.
1 januari 2014 tot 28 mei 2014 een voorschot servicekosten verschuldigd van € 441,65 per maand. Dit komt neer op 4 maanden en 27/31e maand, en daarmee op € 2.151,22.
- Huur € 26.385,91
- Voorschot servicekosten € 2.151,22
- Gebruikersvergoeding