ECLI:NL:GHAMS:2018:3391

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
200.217.779/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte; rechtmatigheid van het inroepen van een bankgarantie door verhuurder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Uw Zekerheid B.V. tegen Bouwstad B.V. en een derde geïntimeerde, naar aanleiding van een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De zaak betreft een huurgeschil over bedrijfsruimte, waarbij Uw Zekerheid in hoger beroep is gekomen van een vonnis waarin haar vorderingen zijn afgewezen. De kern van het geschil draait om de rechtmatigheid van het inroepen van een bankgarantie door Bouwstad, de verhuurder. Het hof moet beoordelen of Bouwstad op het moment van het inroepen van de bankgarantie wist of redelijkerwijs moest weten dat haar vordering op Uw Zekerheid ongegrond was. De huurachterstand was op dat moment al voldoende om de bankgarantie in te roepen, en het hof oordeelt dat de kantonrechter niet ook rekening hoefde te houden met de afrekeningen van de servicekosten, die pas na het inroepen van de bankgarantie zijn verzonden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij Uw Zekerheid in de kosten van het geding in hoger beroep wordt veroordeeld. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een verhuurder een bankgarantie kan inroepen en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen in huurgeschillen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.217.779/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 4834085 CV EXPL 16-6121
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 september 2018
inzake
UW ZEKERHEID B.V.,
gevestigd te Lelystad,
appellante,
advocaat: mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam,
tegen

1.BOUWSTAD B.V.,

gevestigd te Mijdrecht,
2. [geïntimeerde sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. R.M. Berendsen te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Uw Zekerheid en Bouwstad c.s. genoemd. Bouwstad c.s. worden afzonderlijk respectievelijk als Bouwstad en [geïntimeerde sub 2] aangeduid.
Uw Zekerheid is bij dagvaarding van 15 juni 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 3 april 2017, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Uw Zekerheid als eiseres en Bouwstad c.s. als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met een productie;
Ten slotte is arrest gevraagd.
Uw Zekerheid heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar vorderingen zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten, met rente.
Bouwstad c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten, met nakosten.
Uw Zekerheid heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.8 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen.
2.2
Grief Iis mede gericht tegen rov. 1.6, waarin de kantonrechter is uitgegaan van 31 juli 2015 als datum waarop Bouwstad de door Uw Zekerheid gestelde bankgarantie heeft uitgewonnen. Uw Zekerheid voert aan dat het haar onbekend is wanneer Bouwstad de bankgarantie heeft ingeroepen, maar dat de bankgarantie op 13 augustus 2015 aan Bouwstad is voldaan. Het hof zal hiermee in het navolgende zo nodig rekening houden.
2.3
Voor het overige zijn de feiten in hoger beroep niet in geschil, zodat het hof deze ook als uitgangspunt zal nemen, waar nodig aangevuld met feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak - voor zover in hoger beroep van belang - om het volgende.
3.1.1
Tussen Uw Toetscentrum V.O.F. (verder: Uw Toetscentrum) als huurder en Bouwstad als verhuurder is op 29 augustus 2013 een huurovereenkomst gesloten voor de bedrijfsruimte aan [adres] , met als ingangsdatum 1 januari 2013. Voordien bestond tussen partijen ook al een huurovereenkomst. [geïntimeerde sub 2] is enig bestuurder van Bouwstad. De aanvangshuur bedroeg volgens de huurovereenkomst € 2.475.66 inclusief BTW per maand. Het voorschot voor bijkomende leveringen en diensten bedroeg € 434,35 per maand.
3.1.2
Op de huurovereenkomst zijn algemene bepalingen van toepassing, waarin onder meer is bepaald:
Bankgarantie
12.1
Als waarborg voor de juiste nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst zal huurder hij ondertekening van de huurovereenkomst aan verhuurder afgeven een bankgarantie overeenkomstig een door verhuurder aangegeven model ter grootte van een in de huurovereenkomst weergegeven bedrag gerelateerd aan de betalingsverplichtingen van huurder aan verhuurder (...)
3.1.3
In de huurovereenkomst staat onder meer:
4.6
De vergoeding die huurder verschuldigd is voor door of vanwege verhuurder te verzorgen bijkomende leveringen en diensten wordt bepaald overeenkomstig 16 algemene bepalingen. Op deze vergoeding wordt een systeem van voorschotbetalingen met latere verrekening toegepast, zoals daar is aangegeven.
(…)
6. Het in 12.1 algemene bepalingen bedoelde bedrag van de bankgarantie wordt bij deze tussen partijen vastgesteld op € 8.400,00. zegge: achtduizendvierhonderd euro.
3.1.4
Bij (verstek) vonnis van 18 maart 2015 heeft de kantonrechter in de Rechtbank Midden-Nederland de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en de huurprijs vanaf 28 mei 20l4 tot de dag van ontbinding verlaagd met € 1.075,73 inclusief BTW per maand.
3.1.5
Op 27 juli 2015 heeft de advocaat van Uw Toetscentrum per e-mail aan Bouwstad laten weten:
“(…) Onder verwijzing naar het verstekvonnis heeft mijn cliënte thans nog te vorderen € 17.374,38. (…) Mijn cliënte zal in verband met het gebruik van de kantoorruimte in (een deel van) de maand augustus een bedrag van € 1.460,59 (€ 2.536,32 incl. BTW -/- de verlaging op grond van het vonnis € 1075,73) in mindering brengen op deze vordering. Ik verzoek u het restantbedrag thans per direct aan cliënte te voldoen. Namens mijn cliënte verzoek ik u voorts om per direct de bankgarantie te retourneren.”
3.1.6
Op 29 juli 2015 heeft Bouwstad per e-mail aan Uw Toetscentrum laten weten:
“(…)
Rekening houdend met het vonnis is Uw Toetscentrum v.o.f vanaf 28 mei 2014 tot en met de ontbinding van de huurovereenkomst op 18 maart 2015 een bedrag verschuldigd (...) van in totaal € 19.196,29. Over deze periode is (...) in rekening gebracht (...) € 30.288,31.(…)
Op 31 maart 2015 had Uw Toetscentrum v.o.f. openstaande facturen onbetaald staan ter grote van € 6.908,63. (…)
Voor de periode na de beëindiging van de huurovereenkomst, 19 maart 2015 tot en met 31 juli 2015, is uw cliënt een gebruiksvergoeding verschuldigd voor het gebruik van deze ruimte van € 13.259,35. (…)
Per saldo is Uw Toetscentrum v.o.f. aan Bouwstad per 31 juli 2015 een bedrag verschuldigd van € 9.075,97. (…)
Tevens merken wij op dat wij voor uw cliënt de jaarafrekeningen van het voorschotten op de servicekosten aan het opstellen zijn. Uit deze jaarafrekeningen zullen voor uw cliënt nabetalingen voortkomen. (...)
Voorts vraagt u om het retourneren van de bankgarantie van uw cliënt. Gezien de verplichtingen die uw cliënt aan ons nu nog verschuldigd is en wordt kunnen wij deze thans niet retourneren.(…)”
3.1.7
Op 31 juli 2015 heeft Bouwstad aan Uw Toetscentrum afrekeningen servicekosten verzonden voor de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014 ter hoogte van
respectievelijk € 774,23, € 2.486,50, € 5.318,64 en € 1.938,54.
3.1.8
Bouwstad heeft op 31 juli 2015, althans in de periode tussen 31 juli en 13 augustus 2015, de door Uw Toetscentrum gestelde bankgarantie van € 8.400,-- uitgewonnen.
3.1.9
Op 18 augustus 2015 heeft de advocaat van Uw Toetscentrum aan Bouwstad per e-mail (onder meer) bericht:
“(…) Thans houdt nog de eindafrekening van de servicekosten de partijen verdeeld.(…)”
3.1.10
Het gehuurde is op 20 augustus 2015 door Uw Toetscentrum ontruimd.
3.1.11
Uw Toetscentrum heeft haar vordering(en) op Bouwstad gecedeerd aan Uw Zekerheid.
3.2.1
Uw Zekerheid heeft in eerste aanleg gevorderd - kort samengevat - een verklaring voor recht dat Bouwstad en haar bestuurder [geïntimeerde sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld, alsmede dat zij zullen worden veroordeeld tot terugbetaling van het bedrag van de bankgarantie, met rente, incassokosten en proceskosten.
3.2.2
Aan haar vordering heeft Uw Zekerheid, samengevat, ten grondslag gelegd dat Bouwstad ten onrechte - en dus onrechtmatig - de bankgarantie heeft ingeroepen aangezien niet Bouwstad een bedrag tegoed had van Uw Toetscentrum, maar het omgekeerde het geval was. Nu [geïntimeerde sub 2] wist dat Bouwstad het bedrag van de bankgarantie niet meer terug zou kunnen betalen, is hij persoonlijk aansprakelijk voor het inroepen van die bankgarantie.
3.3
De kantonrechter heeft de vorderingen van Uw Zekerheid afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Uw Zekerheid op met zes grieven, waarvan de eerste reeds deels hiervoor onder “Feiten” is behandeld.
3.4
Grief Iis (mede) gericht tegen rov.6, waarin de kantonrechter overweegt dat het op basis van de afrekeningen servicekosten verschuldigde bij de beoordeling geen rol speelt, nu deze afrekeningen pas zijn verzonden op de dag waarop de bankgarantie is ingeroepen. Volgens Uw Zekerheid heeft Bouwstad de bankgarantie ingeroepen omdat Uw Toetscentrum haar verplichtingen met betrekking tot de servicekosten niet nakwam, zodat de kantonrechter hiermee wel rekening had moeten houden. Hieruit blijkt, aldus Uw Zekerheid, dat juist haar verplichtingen met betrekking tot de huur geen rol speelden.
3.4.1
Het hof stelt vast, in navolging van de kantonrechter, dat het in deze procedure gaat om de vraag of Bouwstad onrechtmatig heeft gehandeld door de bankgarantie in te roepen en dat het bij beantwoording van die vraag erom gaat of Bouwstad op het moment van inroepen wist of redelijkerwijs moest weten dat de door haar gestelde vordering op Uw Toetscentrum ongegrond was. Aangezien de huurachterstand destijds (ten tijde van het inroepen) al voldoende was om de bankgarantie in te roepen, behoefde de kantonrechter niet ook nog rekening te houden met de afrekeningen van de servicekosten. In dat verband wijst het hof op de e-mail van 18 augustus 2015 van de zijde van Uw Toetscentrum (“Thans houdt nog de eindafrekening van de servicekosten de partijen verdeeld”), waaruit valt op te maken dat op dat moment de juistheid van de huurachterstand door haar niet werd betwist.
De grief faalt.
3.5
De kantonrechter heeft overwogen, samengevat, dat Uw Toetscentrum vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot het moment van inroepen van de bankgarantie in het gehuurde verbleef zonder daarvoor te betalen en niet heeft betwist dat sprake was van een huurachterstand. Als achteraf al geconcludeerd zou moeten worden dat het bedrag waarvoor Bouwstad de bankgarantie heeft ingeroepen niet (geheel) juist is, leidt dat niet tot de conclusie dat alsnog sprake is van onrechtmatig handelen. Wel zou dan mogelijk sprake zijn van een (gedeeltelijk) onverschuldigde betaling, maar dat is aan de vorderingen niet ten grondslag gelegd, aldus nog steeds de kantonrechter. Hiertegen zijn
grieven II tot en met IVgericht, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling.
3.5.1
Ter toelichting voert Uw Zekerheid aan dat, samengevat, de huurprijs door het verstekvonnis van 18 maart 2015 voor de maanden april tot en met augustus 2015 is verlaagd, waardoor Bouwstad nog een bedrag aan Uw Toetscentrum diende te voldoen. Indien Bouwstad er een deugdelijke administratie op zou hebben nagehouden, wist dan wel had zij behoren te weten dat zij ten tijde van het inroepen van de bankgarantie geen vordering op Uw Toetscentrum had.
3.5.2
Het hof oordeelt als volgt. Evenals in eerste aanleg heeft Uw Zekerheid ook in hoger beroep niet, althans onvoldoende onderbouwd waarom Bouwstad
destijds(cursivering hof) - en dus niet achteraf - wist of moest weten dat haar vorderingen onjuist waren. De onder 3.4.1 genoemde e-mail van de zijde van Uw Toetscentrum van 18 augustus 2015 wijst veeleer op het tegendeel. Aldus heeft Bouwstad destijds niet onrechtmatig gehandeld door de bankgarantie in te roepen.
Voor zover Uw Zekerheid naast onrechtmatig handelen tevens een beroep doet op onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking, gaat het hof hieraan voorbij. Uw Zekerheid heeft in hoger beroep, evenals in eerste aanleg, geen daarop gerichte vordering(en) geformuleerd.
De grieven hebben geen succes.
3.6
Grief Vis gericht tegen rov. 8, waarin de kantonrechter overweegt dat nu Bouwstad niet onrechtmatig heeft gehandeld evenmin sprake is van onrechtmatig handelen door [geïntimeerde sub 2] . Volgens Uw Zekerheid heeft Bouwstad wel degelijk onrechtmatig gehandeld en valt [geïntimeerde sub 2] als enig bestuurder van Bouwstad een ernstig verwijt te maken, wetend dat Bouwstad ten onrechte de bankgarantie heeft uitgewonnen en het bedrag van € 8.400,-- naar alle waarschijnlijkheid niet zal kunnen terugbetalen.
3.6.1
Voor zover aan de aansprakelijkheid van [geïntimeerde sub 2] het onrechtmatig handelen van Bouwstad ten grondslag wordt gelegd, dan strandt deze vordering op hetgeen hiervoor is overwogen. Voorts geldt dat een bestuurder niet reeds uit onrechtmatige daad aansprakelijk is omdat hij niet erop toeziet dat de vennootschap tijdig haar verplichtingen nakomt. Er zijn bijkomende omstandigheden vereist waaruit blijkt dat de bestuurder zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Uw Zekerheid heeft niet gesteld, laat staan bewezen dat zich in dit geval bijkomende omstandigheden voordoen op grond waarvan [geïntimeerde sub 2] als bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld. De grief faalt.
3.7
Aangezien alle voorgaande grieven falen, zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. Uw Zekerheid zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep. Daarmee is ook
grief VI, gericht tegen afwijzing van de vorderingen en de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, behandeld en verworpen. Het door Uw Zekerheid gedane bewijsaanbod zal als niet ter zake dienend worden gepasseerd, omdat zij geen stellingen heeft geponeerd die, indien bewezen, tot een ander oordeel moeten leiden.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Uw Zekerheid in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Bouwstad begroot op € 716,-- aan verschotten en € 759,-- voor salaris advocaat en op € 157,-- voor nasalaris te vermeerderen met € 82,-- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Polak, J.F. Aalders en I.A. Haanappel-van der Burg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 september 2018.