ECLI:NL:GHARL:2024:2818

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
200.337.122
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot schorsing van uitvoerbaarheid bij voorraad van vonnis rechtbank wegens kennelijke misslag

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, dat op 20 december 2023 is uitgesproken. De rechtbank had [appellant] veroordeeld tot betaling van een contractuele boete van € 177.500,- aan [geïntimeerde] wegens tekortkoming in de nakoming van een koopovereenkomst. De woning die onderwerp van de koopovereenkomst was, is door [geïntimeerde] aan een derde verkocht, waardoor de overdracht aan [appellant] niet heeft plaatsgevonden.

In hoger beroep heeft [appellant] een incidentele vordering ingesteld tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft de incidentele vordering van [appellant] toegewezen, omdat het vonnis van de rechtbank berust op een kennelijke misslag. Het hof heeft vastgesteld dat de woning in mei 2022 aan een derde is verkocht en geleverd, en niet in mei 2023 zoals de rechtbank had overwogen. Dit heeft gevolgen voor de vraag of [appellant] de contractuele boete verschuldigd is, aangezien de ingebrekestellingen die door de rechtbank zijn genoemd, niet geldig waren op het moment dat deze zijn verstuurd.

Het hof heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank geschorst tot het eindarrest in de hoofdzaak en de beslissing over de proceskosten aangehouden. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt. Dit arrest is gewezen op 23 april 2024 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.337.122
zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, 295156
arrest in het incident van 23 april 2024
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld en optreedt als eiser in het incident
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna: [appellant]
advocaat: mr. M.A. Schuring
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats2]
die optreedt als verweerder in het incident
en bij de rechtbank optrad als eiser
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. M.S. van Knippenberg

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 20 december 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep, tevens houdende incidentele vordering ex artikel 351 Rv
  • de incidentele antwoordmemorie (artikel 351 Rv) van [geïntimeerde]
  • de memorie van grieven.

2.De kern van de zaak

2.1.
[geïntimeerde] als verkoper en [appellant] als koper hebben een koopovereenkomst gesloten ten aanzien van een woning. De overdracht van de woning heeft niet plaatsgevonden. [geïntimeerde] heeft de woning uiteindelijk aan de derde verkocht en geleverd.
2.2.
De rechtbank heeft [appellant] veroordeeld om aan [geïntimeerde] een contractuele boete van € 177.500,- te betalen, omdat [appellant] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst.
2.3.
[appellant] heeft in hoger beroep een incident ingesteld tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal de incidentele vordering van [appellant] toewijzen. Hierna zal het hof uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen.
3.2.
Het vonnis van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat het vonnis kan worden uitgevoerd, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen als het belang van de veroordeelde partij om de situatie te houden zoals die nu is, zwaarder weegt dan het belang van de andere partij om het vonnis meteen te kunnen uitvoeren. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van het vonnis van de rechtbank en kijkt voor zijn beslissing niet naar de kans van slagen van het hoger beroep. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een duidelijke fout of vergissing (een ‘kennelijke misslag’) berust, kan het hof daaraan wel gevolgen voor de uitvoerbaarheid van de uitspraak verbinden. [1]
3.3.
De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] geen rechtsgeldig beroep heeft gedaan op het in de koopovereenkomst opgenomen financieringsvoorbehoud. Daarna heeft de rechtbank in 5.6 van het vonnis onder meer het volgende overwogen:
Vervolgens ligt de vraag voor of [appellant] de contractuele boete aan [geïntimeerde] verschuldigd is. Uit artikel 11 van de koopovereenkomst volgt dat hiervoor eerst een ingebrekestelling vereist is. [appellant] heeft in dit verband aangevoerd dat [geïntimeerde] hem niet in gebreke heeft gesteld met een termijn van acht dagen. De rechtbank gaat hier niet in mee. Uit de door [geïntimeerde] overgelegde brieven van 31 augustus en 30 september 2022 volgt voldoende dat voldaan is aan de ingebrekestelling zoals omschreven in artikel 11 van de koopovereenkomst. Verder heeft de gemachtigde van [appellant] ter zitting betoogd dat [appellant] , ook in het geval hij geen rechtsgeldig beroep op het financieringsvoorbehoud heeft gedaan, hij de verplichting om de woning af te nemen niet kon nakomen omdat [geïntimeerde] de woning al verkocht had aan een derde partij. Dit betoog slaagt niet, omdat de woning pas in mei 2023 is verkocht aan een derde.
3.4.
[appellant] betoogt dat het vonnis van de rechtbank een kennelijke misslag bevat. Hij stelt dat de woning niet in mei 2023, maar al in mei 2022 aan een derde is verkocht en geleverd. In dat kader verwijst [appellant] naar een akte van levering die door hem bij de conclusie van antwoord in het geding is gebracht. [appellant] stelt dat het betoog van zijn gemachtigde bij de rechtbank daarom had moeten slagen.
3.5.
Het hof is van oordeel dat het vonnis van de rechtbank berust op een kennelijke misslag. Vast staat namelijk dat de woning in mei 2022 aan een derde is verkocht en geleverd en niet pas in mei 2023. [geïntimeerde] heeft dit in hoger beroep bevestigd. Aan deze kennelijke misslag zal het hof gevolgen verbinden voor de uitvoerbaarheid van het vonnis. Het hof gaat niet mee in het betoog van [geïntimeerde] dat het jaar van verkoop van de woning niet relevant is voor het uiteindelijke oordeel van de rechtbank. Van belang is dat uit het vonnis volgt dat voor de verschuldigdheid van de contractuele boete vereist is dat een ingebrekestelling is verstuurd. Op het moment van de door de rechtbank genoemde ingebrekestellingen van 31 augustus en 30 september 2022 was de woning al overgedragen aan een derde. Daardoor was het voor [appellant] op dat moment niet meer mogelijk om zijn verplichting uit de koopovereenkomst tot het afnemen van de woning na te komen. Nu de door de rechtbank genoemde ingebrekestellingen niet geldig zijn, had de rechtbank niet tot de conclusie kunnen komen dat [appellant] de contractuele boete aan [geïntimeerde] is verschuldigd.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident
4.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 20 december 2023 tot het eindarrest in de hoofdzaak;
4.2.
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak in hoger beroep
4.3.
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt;
4.4.
iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, C.M.E. Lagarde en A.J.J. van Rijen, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.

Voetnoten

1.HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.