Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep, tevens houdende incidentele vordering ex artikel 351 Rv
- de incidentele antwoordmemorie (artikel 351 Rv) van [geïntimeerde]
- de memorie van grieven.
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
Vervolgens ligt de vraag voor of [appellant] de contractuele boete aan [geïntimeerde] verschuldigd is. Uit artikel 11 van de koopovereenkomst volgt dat hiervoor eerst een ingebrekestelling vereist is. [appellant] heeft in dit verband aangevoerd dat [geïntimeerde] hem niet in gebreke heeft gesteld met een termijn van acht dagen. De rechtbank gaat hier niet in mee. Uit de door [geïntimeerde] overgelegde brieven van 31 augustus en 30 september 2022 volgt voldoende dat voldaan is aan de ingebrekestelling zoals omschreven in artikel 11 van de koopovereenkomst. Verder heeft de gemachtigde van [appellant] ter zitting betoogd dat [appellant] , ook in het geval hij geen rechtsgeldig beroep op het financieringsvoorbehoud heeft gedaan, hij de verplichting om de woning af te nemen niet kon nakomen omdat [geïntimeerde] de woning al verkocht had aan een derde partij. Dit betoog slaagt niet, omdat de woning pas in mei 2023 is verkocht aan een derde.