ECLI:NL:GHARL:2024:2536

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
200.329.896
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en ouderlijk gezag van minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2017, en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders. De moeder, vertegenwoordigd door mr. M.B. Chylinska, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. L.D.M. Rubens-Snijders, verweer voerde en de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland wilde bekrachtigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats bij de vader zou zijn, wat de moeder betwistte.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de mondelinge behandeling op 19 maart 2024 plaatsvond. Beide ouders waren aanwezig, samen met hun advocaten en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader het beste in het belang van het kind is. Het hof heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en benadrukt dat de minderjarige recht heeft op stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie.

De moeder's verzoek om vervangende toestemming voor inschrijving van de minderjarige op een basisschool in haar woonplaats werd afgewezen, omdat de hoofdverblijfplaats bij de vader blijft. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.329.896
(zaaknummer rechtbank Gelderland 402633)
beschikking van 16 april 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.B. Chylinska te Zaandam,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.D.M. Rubens-Snijders te Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 4 juli 2022 en 21 april 2023, uitgesproken onder zaaknummer 402633. De beschikking van 21 april 2023 wordt verder ook genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 juli 2023;
  • het verweerschrift met producties en
  • een journaalbericht van mr. Rubens-Snijders van 24 november 2023 met producties
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 19 maart 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Poolse taal;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] . [de minderjarige] is geboren [in] 2017.
3.2
Bij beschikking van 4 juli 2022 heeft de rechtbank - onder meer - bepaald dat de ouders gezamenlijk worden belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] , de inschrijving van [de minderjarige] op een basisschool en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [de minderjarige] .
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad en onder afwijzing van de overige verzoeken, de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader bepaald, bepaald dat [de minderjarige] op de KBS [naam1] in [woonplaats2] zal worden ingeschreven en als (definitieve) zorgregeling vastgesteld dat:
  • [de minderjarige] drie van de vier weekenden bij de moeder verblijft, van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij het halen en brengen bij helfte wordt gedeeld;
  • [de minderjarige] in de zomervakantie, twee opeenvolgende weken bij de vader verblijft, en twee opeenvolgende weken bij de moeder verblijft, alsmede een losse week bij de vader en een losse week bij de moeder;
  • de overige vakanties van [de minderjarige] in onderling overleg door de ouders bij helfte worden verdeeld.
4.2
De moeder is het niet eens met die beslissing en is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief betreft de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] en - daarmee samenhangend - de inschrijving van [de minderjarige] op een school.
De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen, de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder te bepalen en om de moeder (vervangende) toestemming te verlenen om [de minderjarige] (opnieuw) in te schrijven op de basisschool [naam2] in [woonplaats1] .
4.3
De vader voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de moeder in hoger beroep af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

rechtsmacht en het toepasselijk recht
5.1
De moeder heeft de Poolse nationaliteit. Het hof zal daarom eerst beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is.
5.2
De voorliggende verzoeken betreffen de ouderlijke verantwoordelijkheid. Gelet op artikel 8 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van 27 november 2003 (Brussel II-bis) die in deze zaak van toepassing is, zijn ten aanzien van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu [de minderjarige] op het moment van indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg: 19 april 2022, zijn gewone verblijfplaats in Nederland had, komt de Nederlandse rechter op basis van artikel 8 van Brussel II-bis in deze zaak rechtsmacht toe.
5.3
Op grond van artikel 15 van Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 past de Nederlandse rechter het interne recht toe.
inhoudelijke beoordeling
5.4
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd en kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
de hoofdverblijfplaats
5.5
Het hof is - anders dan de moeder - met de rechtbank van oordeel dat het vaststellen van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader het meest in het belang van [de minderjarige] is. Het hof zal de bestreden beschikking op dat punt dan ook bekrachtigen. Het hof neemt de motivering van de rechtbank na eigen onderzoek over en voegt daar het volgende aan toe.
5.6
Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide ouders verteld dat het op dit moment goed gaat met [de minderjarige] . Zo heeft [de minderjarige] het naar zijn zin op de school in [woonplaats2] , waar hij ook vriendjes heeft. De zorgregeling verloopt inmiddels goed en [de minderjarige] brengt kwalitatieve tijd door met beide ouders. Ook is er inmiddels weer contact tussen de ouders tot stand gekomen en zijn zij steeds beter in staat zijn om over [de minderjarige] te communiceren.
Bij de bepaling van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] gaat het om zijn belang. [de minderjarige] heeft recht op stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie en op het doorbrengen van tijd met zijn beide ouders. Naar het oordeel van het hof is dat recht van [de minderjarige] in de huidige situatie gewaarborgd, zodat hof ook om die reden geen aanleiding ziet om een wijziging aan te brengen in de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] . Het verzoek van de moeder zal op dit punt worden afgewezen.
vervangende toestemming
5.7
Nu de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader blijft, komt ook het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] (opnieuw) in te schrijven op de basisschool [naam2] in [woonplaats1] niet voor toewijzing in aanmerking.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 21 april 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, J.B. de Groot en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 16 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.