ECLI:NL:GHARL:2024:2469

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
P23-295
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de rechtbank Amsterdam en verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2023. De rechtbank had de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van de jeugdige, geboren in 2003, met negen maanden verlengd. Het hof heeft de zaak behandeld met inachtneming van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de raadsman van de jeugdige gehoord. De jeugdige was inmiddels meerderjarig en het hof oordeelde dat de behandeling van de zaak in het openbaar had moeten plaatsvinden, wat niet was gebeurd. Dit gebrek werd hersteld door de openbare behandeling van de zaak ter zitting van het hof.

Het hof heeft vastgesteld dat de jeugdige een autismespectrumstoornis heeft en dat het recidiverisico als matig wordt ingeschat, maar dat bij het wegvallen van de huidige begeleiding en behandeling het recidiverisico hoog is. De jeugdige heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt, maar er zijn nog vaardigheden te leren. Het hof heeft besloten de PIJ-maatregel met negen maanden te verlengen, met de mogelijkheid van verdere verlenging na deze periode. De beslissing van de rechtbank is vernietigd, en het hof heeft benadrukt dat de jeugdige niet de verwachting mag hebben dat de maatregel na deze verlenging niet verder zal worden verlengd. De PIJ-maatregel zal voorwaardelijk eindigen op 22 augustus 2024 en onvoorwaardelijk op 22 augustus 2025.

Uitspraak

PIJ P23/395
Beslissing van 22 februari 2024
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[jeudige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
verblijvende in Rijks Justitiële jeugdinrichting [naam jeugdinrichting] te [plaats]
(hierna: [naam jeugdinrichting] ),
verder te noemen de jeugdige.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2023. Deze beslissing houdt in de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
(hierna: PIJ-maatregel)met een termijn van negen maanden.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 28 november 2023 waarbij de jeugdige beroep heeft ingesteld;
- de registratiekaart van de jeugdige van 8 december 2023;
- de aanvullende informatie van [naam jeugdinrichting] van 1 februari 2024;
- het zesde perspectiefplan van 7 februari 2024;
- een brief van de jeugdige en haar broer aan het hof van 7 februari 2024.
Het hof heeft ter zitting van 8 februari 2024 gehoord de advocaat-generaal,
mr. R.J.A. Segerink, en de jeugdige, bijgestaan door haar raadsman, mr. R.A. Bruinsma, advocaat te Amsterdam.
Het hof heeft ter zitting als deskundige gehoord:
- [naam] , GZ-psycholoog bij [naam jeugdinrichting] .

Overwegingen

Het standpunt van de jeugdige
De raadsman heeft primair verzocht de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel af te wijzen. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig en daarom behoort ook een stap te worden gemaakt waardoor zij meer vrijheden gaat krijgen. In [naam jeugdinrichting] is geen sprake geweest van incidenten. Het dossier van de jeugdige biedt aanknopingspunten en steun voor de stelling dat de jeugdige niet gevaarlijk meer is en dat zij haar agressie nu goed kan beteugelen. De jeugdige moet nog enkele vaardigheden aanleren die in de maatschappij van belang kunnen zijn, maar die vaardigheden houden geen verband met het recidiverisico. De jeugdige is ervan overtuigd dat zij door middel van voorwaarden voldoende ondersteuning kan krijgen bij het oefenen van de vaardigheden in de maatschappij. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de PIJ-maatregel te verlengen met een termijn van zes maanden. Een snellere evaluatie is op zijn plaats en draagt bij aan de motivatie van de jeugdige.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Het recidiverisico wordt bij het wegvallen van de huidige kaders, begeleiding en behandeling ingeschat als hoog. Om het recidiverisico te verminderen moeten er nog stappen worden gemaakt. De kernproblematiek is nog onvoldoende veranderd. Het is ook nog niet duidelijk wanneer het scholings- en trainingsprogramma kan beginnen. [naam jeugdinrichting] heeft een verlenging van de PIJ-maatregel met een termijn van vijftien maanden geadviseerd. Dat is realistisch gelet op de stappen die nog gezet moeten worden. Om de jeugdige gemotiveerd te houden is het op dit moment wijsheid om de PIJ-maatregel te verlengen met een termijn van negen maanden, zoals de rechtbank heeft gedaan. Zo nodig kan de PIJ-maatregel na die negen maanden verder worden verlengd.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Uit de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2023 volgt dat de rechtbank de vordering met gesloten deuren heeft behandeld. De hoofdregel is dat het onderzoek ter terechtzitting in een strafzaak in het openbaar geschiedt (artikel 269 van het Wetboek van Strafvordering ( Sv). Als het om een jeugdstrafzaak gaat, geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak met gesloten deuren plaatsvindt (artikel 495b, eerste lid, Sv). Gaat het echter om een zaak over de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing, zoals de onderhavige zaak, dan is de hoofdregel dat het onderzoek plaatsvindt ter openbare terechtzitting (artikel 6:6:4, eerste lid, Sv). Deze hoofdregel geldt niet indien de veroordeelde op het tijdstip dat de behandeling van de zaak dient, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt (artikel 6:6:3, zesde lid, Sv). Het hof ziet in de systematiek van het Wetboek van Strafvordering en in de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6:6:3, zesde lid, Sv geen reden om deze bepaling anders uit te leggen dan overeenkomstig de duidelijke tekst van de wet.
De jeugdige was tijdens de behandeling van de zaak bij de rechtbank Amsterdam op
14 november 2023 twintig jaar. De zaak had daarom in het openbaar behandeld moeten worden. Enig rechtsgevolg behoeft daaraan niet te worden verbonden omdat het gebrek is hersteld door de openbare behandeling van de zaak ter terechtzitting van het hof. Wel zal het hof de beslissing vernietigen voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Indexdelicten
De rechtbank Amsterdam heeft aan de jeugdige bij vonnis 27 juli 2020 de PIJ-maatregel voorwaardelijk opgelegd voor poging tot zware mishandeling. Dit is een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op 21 december 2021 heeft de rechtbank Amsterdam de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel gelast.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies van [naam jeugdinrichting] van 21 september 2023 volgt dat bij de jeugdige sprake is van een autismespectrumstoornis niveau 1. Daarnaast komen aanwijzingen voor posttraumatische stressstoornis naar voren. Ook worden er kenmerken van een borderline persoonlijkheidsstoornis gezien. De jeugdige heeft een laag instabiel zelfbeeld, voelt zich snel afgewezen, heeft problemen in de emotieregulatie en agressieregulatie, kan bij oplopende frustratie gaan automutileren, heeft stemmingsschommelingen en voelt zich alleen en eenzaam. Het recidiverisico wordt bij voortzetting van de huidige kaders, begeleiding en behandeling ingeschat als matig. Bij het onmiddellijk wegvallen hiervan, wordt het recidiverisico ingeschat als hoog. Uit de aanvullende informatie van [naam jeugdinrichting] van 1 februari 2024 volgt dat het recidiverisico nog onveranderd is.
Verlenging van de PIJ-maatregel
Het hof stelt voorop dat de PIJ-maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de PIJ-maatregel vereist en die verlenging ook in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige is. Daarnaast is een verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel slechts mogelijk voor zover de PIJ-maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat. In het geval van de jeugdige is de PIJ-maatregel niet eerder verlengd.
Uit het verlengingsadvies van [naam jeugdinrichting] van 21 september 2023 volgt dat verblijf en behandeling in [naam jeugdinrichting] nog nodig is om het recidiverisico verder terug te dringen. Ook is de externe structurering en sturing/begeleiding door het behandelteam nog nodig, zodat de jeugdige zich blijvend inzet voor haar leerdoelen en hiermee ook progressie blijft boeken. De komende periode dient de jeugdige hetgeen zij geleerd heeft binnen [naam jeugdinrichting] stapsgewijs toe te passen tijdens begeleide verloven. Hierbij zal aandacht blijven voor een gezonde coping, emotieregulatievaardigheden, negatieve opvattingen en het aangaan en onderhouden van positieve sociale contacten. [naam jeugdinrichting] adviseert de PIJ-maatregel met een termijn van vijftien maanden te verlengen waarbij, als de ontwikkeling van de jeugdige zich positief voortzet, het scholings- en trainingsprogramma binnen deze termijn deels zal worden doorlopen dan wel voltooid.
De deskundige heeft ter zitting bij het hof laten weten dat de jeugdige een positieve ontwikkeling laat zien en dat er stappen worden gemaakt binnen het begeleid verlof. Als de stappen binnen dit verlof zijn doorlopen, moeten nog semi-onbegeleid en onbegeleid verlof volgen. Dit vraagt van de jeugdige om vaardigheden aan te leren en dat kost tijd. Er wordt gewerkt aan het verlagen van het recidiverisico. Op dit moment vermijdt de jeugdige situaties die haar boos of verdrietig maken. Daar heeft zij nog een groei in te maken.
Het hof heeft van de jeugdige begrepen dat zij graag en zo snel mogelijk naar huis wil. Het hof acht het daarom van belang dat door de familie en [naam jeugdinrichting] samen wordt ingezet op een verbetering van de samenwerking ten behoeve van de resocialisatie, met het oog op het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige.
Ten aanzien van het recidiverisico acht het hof het gewenst dat er vóór de eventuele volgende verlengingszitting een nieuwe risicotaxatie wordt afgenomen met een voor een jeugdige vrouw gevalideerd risicotaxatie-instrument.
Het hof acht in het licht van het vorenstaande en gelet op het tijdsverloop sinds de expiratiedatum van de initiële maatregel, een verlenging van de maatregel met een termijn van negen maanden geïndiceerd. Aan deze verlenging mag de jeugdige niet de verwachting ontlenen dat na afloop van deze periode de PIJ-maatregel niet verder zal worden verlengd.
Einde PIJ-maatregel
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, derde volzin, van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof vast dat, tenzij beslist wordt tot verdere verlenging, de
PIJ-maatregel voorwaardelijk zal eindigen op 22 augustus 2024 en onvoorwaardelijk zal eindigen op 22 augustus 2025.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2023 met betrekking tot de jeugdige
[jeudige].
Verlengtde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van
negen maanden
Aldus gedaan door
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. E.A.K.G. Ruys, raadsheren,
en drs. I.E. Troost en dr. K.J. de Wijs-Heijlaerts, raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman, griffier,
en op 22 februari 2024 in het openbaar uitgesproken.
Mr. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.