In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een onderbewindstelling. De rechthebbende, geboren in 1973, had eerder een bewind ingesteld gekregen door de kantonrechter vanwege verkwisting en problematische schulden. De bewindvoerder was aangesteld om de financiële belangen van de rechthebbende te behartigen. De rechthebbende verzocht echter om opheffing van het bewind, omdat zij het vertrouwen in de bewindvoerder was kwijtgeraakt en er geen zicht was op een schuldenregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 maart 2024 heeft de rechthebbende verklaard dat zij inmiddels samenwerkt met een budgetcoach, die haar beter kan ondersteunen in het beheren van haar financiën.
Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de noodzaak voor bewindvoering nog steeds aanwezig is, de voortzetting van het bewind niet zinvol is. De samenwerking tussen de rechthebbende en de bewindvoerder was moeizaam en er was geen vooruitgang in het treffen van een schuldenregeling. Het hof oordeelde dat budgetbeheer door de budgetcoach een meer passende oplossing biedt voor de rechthebbende, die behoefte heeft aan persoonlijke en frequente ondersteuning. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking van de kantonrechter vernietigd voor de periode vanaf de uitspraak en het bewind opgeheven, terwijl de beschikking tot heden is bekrachtigd. De bewindvoerder moet binnen twee maanden na de beschikking de eindrekening en -verantwoording aan de rechthebbende overleggen.