In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een beroep dat door belanghebbende was ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. Belanghebbende had in eerste instantie het griffierecht van € 49 op 3 oktober 2021 voldaan, maar dit bedrag was op 5 oktober 2021 teruggestort door de griffier van de Rechtbank, omdat er een verzoek om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht was ingediend. De Rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet in verzuim was, maar het Hof oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. Het Hof heeft de zaak terugverwezen naar de Rechtbank om opnieuw te beslissen op het beroep, met inachtneming van de uitspraak van het Hof. Belanghebbende moet opnieuw het griffierecht van € 49 betalen, maar de ontvankelijkheid van het beroep is daarvan niet afhankelijk. Het Hof heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 875 en het griffierecht van € 136 vergoed.