In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een incident dat voortvloeit uit een hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.S. de Gram, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 7 juni 2023 is uitgesproken. De appellant vorderde schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van de rechtbank, om te voorkomen dat een taxiauto, die essentieel is voor zijn onderneming, executoriaal verkocht zou worden. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. J. van Andel, had eerder een vordering tot terugbetaling van € 25.800,- ingesteld, die door de rechtbank was toegewezen. Het hof heeft de incidentele vordering van de appellant afgewezen, na een belangenafweging. Het hof oordeelde dat de belangen van de geïntimeerde bij de uitvoerbaarheid van het vonnis zwaarder wegen dan die van de appellant. De appellant heeft onvoldoende onderbouwd dat de executoriale verkoop van de auto hem in een financiële noodtoestand zou brengen. Het hof concludeert dat de appellant niet heeft aangetoond dat de auto onmisbaar is voor zijn inkomen en dat de executoriale verkoop niet onrechtmatig zou zijn. De proceskosten van de geïntimeerde zijn toegewezen aan de appellant, die in het ongelijk is gesteld.