ECLI:NL:GHARL:2024:2131

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
200.327.748
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake ontbinding huur- en onderhoudsovereenkomst voor printers met ongedaanmakingsverbintenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2024 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep van Von Gahlen Nederland B.V. tegen Itec B.V. De zaak betreft een huur- en onderhoudsovereenkomst voor printers die op 1 oktober 2018 is gesloten. Itec verhuurde twee printers aan Von Gahlen en verzorgde het onderhoud van deze en twee andere printers. Von Gahlen heeft vanaf april 2020 geen facturen meer betaald, waarna Itec nakoming vorderde. De kantonrechter heeft de vorderingen van Itec toegewezen, waarop Von Gahlen in hoger beroep ging.

Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om een akte te nemen om de waarde van de prestaties van Itec te onderbouwen. Het hof oordeelt dat het beroep van Von Gahlen op dwaling niet slaagt, omdat er geen onjuiste inlichting door Itec is verstrekt. Ook het beroep op ontbinding van de overeenkomst wordt besproken. Het hof concludeert dat Itec tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij niet heeft meegewerkt aan de gevraagde aanpassing van de overeenkomst. Dit tekortschieten rechtvaardigt ontbinding van de overeenkomst.

Het hof stelt dat de ontbinding gevolgen heeft voor de ongedaanmakingsverbintenissen, waarbij Itec de ontvangen betalingen moet terugbetalen en Von Gahlen de prestaties moet retourneren. De zaak wordt verwezen naar een roldatum voor partijen om een akte in te dienen over de waarde van de prestaties van Itec vanaf 1 januari 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof: 200.327.748
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 10214899)
arrest van 26 maart 2024
in de zaak van
Von Gahlen Nederland B.V.
die is gevestigd in Zevenaar
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde partij
hierna: Von Gahlen
advocaat: mr. T.J. van Veen
tegen
Itec B.V.
die is gevestigd in Zaltbommel
en bij de kantonrechter optrad als eisende partij
hierna: Itec
advocaat: mr. N.J.C. van Dorsselaer-Spapen

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 5 december 2023 heeft op 28 februari 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Von Gahlen en Itec hebben met ingang van 1 oktober 2018 een huur- en onderhoudsovereenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst). Op grond van deze overeenkomst heeft Itec aan Von Gahlen twee printers verhuurd en heeft Itec zich verbonden het onderhoud te verzorgen van deze twee printers en van twee printers die reeds eigendom waren van Von Gahlen. De overeenkomst heeft een looptijd van zeven jaar. De overeenkomst vermeldt dat het “
all-in bedrag per maand” € 2.500 bedraagt. Itec factureerde per kwartaal aan Von Gahlen. Von Gahlen heeft tot en met maart 2020 alle facturen betaald, maar heeft vanaf 2 april 2020 de facturen niet meer betaald. Itec heeft in rechte nakoming gevorderd van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting. In essentie houdt partijen verdeeld hoe de overeenkomst uitgelegd moet worden: volgens Von Gahlen bedraagt het maandelijkse bedrag van € 2.500 een voorschot en moet na afloop van ieder jaar op basis van het daadwerkelijke aantal prints worden afgerekend. Daarnaast betoogt zij dat is overeengekomen dat zij de mogelijkheid heeft de overeenkomst aan te passen als blijkt dat zij meer of minder print dan aanvankelijk voorzien. Itec is het hier niet mee eens.
2.2.
Itec heeft bij de kantonrechter gevorderd dat Von Gahlen wordt veroordeeld tot:
(i) betaling van een bedrag van € 117.317,09 (te vermeerderen met wettelijke rente); en
(ii) betaling van een bedrag van € 11.444,25 per kwartaal (de overeengekomen termijnvergoeding), tot de einddatum van de lopende overeenkomst.
2.3.
De kantonrechter heeft deze vorderingen toegewezen. De bedoeling van het hoger beroep van Von Gahlen is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen en dat Itec hetgeen Von Gahlen heeft betaald ter uitvoering van het vonnis terugbetaalt, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf het moment van betaling.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal nog geen eindoordeel geven, maar partijen in de gelegenheid stellen om nog een akte te nemen. Het hof licht dit oordeel hierna toe.
3.2.
Von Gahlen heeft in hoger beroep haar (in eerste aanleg gedane) beroep op dwaling gehandhaafd en heeft zich daarnaast beroepen op ontbinding van de overeenkomst. Zij betoogt ook dat de in het geding zijnde facturen niet in overeenstemming zijn met de inhoud van de overeenkomst en beroept zich op schuldeisersverzuim. Tot slot betoogt zij dat het vorderen van betaling van de betreffende facturen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
beroep op dwaling slaagt niet
3.3.
In de kern komt het betoog van Von Gahlen erop neer dat zij gedwaald heeft bij het aangaan van de overeenkomst, omdat zij niet op de hoogte was van de opbouw/samenstelling van de prijs die zij per maand (€ 2.500 bij aanvang overeenkomst) betaalde. Zij betoogt dat deze huur- en onderhoudsprijs niet marktconform en redelijk was, omdat haar is gebleken dat hierin begrepen is een bedrag van bijna € 1.250 per maand voor twee “
eenvoudige tafelprinters”, die een gezamenlijke waarde vertegenwoordigen van niet meer dan € 400. Itec had moeten weten dat als zij van deze wijze van prijsberekening mededeling had gedaan aan Von Gahlen, Von Gahlen de overeenkomst niet tegen deze prijzen was aangegaan. Daarmee heeft Itec een belangrijk onderdeel van de prijsvorming verzwegen. Er is volgens Von Gahlen sprake van dwaling als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 aanhef sub a dan wel sub b BW.
3.4.
Het hof is van oordeel dat het beroep van Von Gahlen op dwaling niet slaagt. Het beroep op artikel 6:228 lid 1 sub a BW gaat niet op aangezien er geen sprake is van een door Itec verstrekte onjuiste inlichting die de onjuiste voorstelling van zaken zou hebben veroorzaakt. Von Gahlen is akkoord gegaan met de overeenkomst en heeft ingestemd met het maandbedrag van € 2.500. Von Gahlen was er van op de hoogte welke tegenprestatie Itec daarvoor leverde: het verhuren en onderhouden van twee printers en het onderhouden van de twee printers die reeds eigendom waren van Von Gahlen. Daarbij vermeldt de overeenkomst het aantal “tellertikken” per maand; 20.593 zwarte tellertikken en 12.012 kleur tellertikken, die zijn inbegrepen in het maandbedrag. Dat de specifieke prijsopbouw/prijssamenstelling voor Von Gahlen van belang was, en dat Itec dat wist en daar een onjuiste inlichting over zou hebben verstrekt, heeft Von Gahlen onvoldoende toegelicht. Het beroep op artikel 6:228 lid 1 sub b BW slaagt ook niet. Voor een geslaagd beroep op artikel 6:228 lid 1 sub b BW is onder meer vereist dat Itec Von Gahlen had behoren in te lichten in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten. Het hof is van oordeel dat voor Itec niet kenbaar was dat de prijsopbouw/samenstelling van doorslaggevend belang voor Von Gahlen was, zodat het beroep op artikel 6:228 lid 1 sub b BW hierop ook afstuit.
ontbinding overeenkomst
3.5.
Von Gahlen heeft zich in hoger beroep ook op ontbinding van de overeenkomst beroepen. Von Gahlen heeft bij brief van 1 juni 2021 de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Von Gahlen betoogt dat in de overeenkomst is opgenomen dat er een jaarlijkse afrekening is met een mogelijkheid tot “
up/downgrading”en dat er - in weerwil van deze afspraak - geen jaarlijkse afrekening is geweest en ook geen ‘downgrading’, terwijl Von Gahlen daar wel expliciet om heeft verzocht. Daarnaast betoogt Von Gahlen dat het maandbedrag van € 2.500,- een voorschot bedrag is, net als bij een energiecontract, en dat na afloop van het jaar moet worden gekeken wat het daadwerkelijke aantal gemaakte prints is en dat op grond daarvan afgerekend moet worden.
3.6.
Om vast te kunnen stellen of Itec tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst, moet de overeenkomst worden uitgelegd aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Deze maatstaf brengt mee dat de vraag hoe de verhouding van partijen in een schriftelijke overeenkomst is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg. Het komt aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden van het geval over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op wat zij in dat opzicht redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval in hun onderlinge samenhang bezien van belang.
3.7.
De overeenkomst betreft een voorgedrukt formulier, op één A4, met handmatig toegevoegde additionele afspraken. De overeenkomst vermeldt het aantal machines (vier) en het aantal tellertikken per maand (20.593 zwart en 12.012 kleur). Direct daaronder staat: “
All-in bedrag per maand (€) € 2.500,- ”. Bij de additionele afspraken is onder meer vermeld: “
jaarlijkse afrekening met mogelijkheid up/downgrading”.
Is het maandbedrag een voorschot bedrag?
3.8.
Het hof zal eerst ingaan op de vraag of de in de overeenkomst genoemde prijs (€ 2.500,- ‘all-in’) moet worden uitgelegd als een maandelijks voorschot, zoals Von Gahlen betoogt. Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is. Het hof acht daarbij van belang dat de onderhavige overeenkomst niet de eerste, maar de derde overeenkomst was die Von Gahlen met Itec sloot. De eerdere twee overeenkomsten (met als ingangsdatum 1 juni 2017 en 1 april 2018) kenden een identiek format, alleen verschilden de overeenkomsten in termijnbedragen en in de additionele afspraken die waren overeengekomen. Ook bij deze twee overeenkomsten was sprake van een all-in prijs. Alle drie de overeenkomsten zien niet alleen op de huur van printers, maar tevens op onderhoud en service, hetgeen door Von Gahlen niet betwist is. Omdat het maandbedrag uit meerdere componenten bestaat, kon Von Gahlen dit bedrag niet als een voorschot opvatten. Het ging immers niet alleen om de daadwerkelijk gerealiseerde tellertikken aan het eind van een jaar, maar ook om de service en het onderhoud van de printers. Von Gahlen heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep toegelicht dat ook bij de eerste twee overeenkomsten er niet is afgerekend als ware het maandbedrag een voorschot, zodat dit in de weg staat aan de uitleg die Von Gahlen bepleit.
mogelijkheid tot up/downgrading
3.9.
Over de uitleg van de passage “
jaarlijkse afrekening met mogelijkheid up/downgrading” bestaat - zo is gebleken tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep - feitelijk geen verschil tussen partijen. Namens Itec is tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep erkend dat deze afspraak inderdaad betekent dat na een jaar de overeenkomst aangepast kan worden als blijkt dat meer of minder geprint is dan aanvankelijk voorzien in de overeenkomst.
3.10.
Naar het oordeel van het hof is Itec deze afspraak echter niet nagekomen. Von Gahlen heeft op 21 oktober 2019 per e-mail aan Itec gevraagd wanneer het contract aangepast kon worden. In reactie hierop heeft Itec op 1 november 2019 aan Von Gahlen bericht dat zij het zwart/wit volume per 1 oktober 2019 zal aanpassen van 20.593 afdrukken naar 17.504 afdrukken en de kleur afdrukken van 12.012 naar 10.210 afdrukken. Daarop heeft Von Gahlen op dezelfde dag vragen gesteld hoe Itec aan deze aantallen komt, aangezien Von Gahlen op hele andere, lagere, aantallen komt. Op basis van het verbruik van het jaar 2019 komt Von Gahlen uit op 10.276 zwart/wit afdrukken en 9.955 kleur afdrukken. Itec heeft vervolgens in een e-mail van 8 november 2019 laten weten de huidige volumes met 15% te hebben verminderd, waarna Von Gahlen per e-mail van 11 november 2019 wederom heeft gereageerd dat ze het daar, gelet op het verbruik niet mee eens zijn. Von Gahlen stelt in deze mail voor om het aantal afdrukken te verlagen naar 10.500 (zwart/wit) en 10.210 (kleur). In reactie hierop heeft Itec laten weten hiermee akkoord te gaan en een nieuwe overeenkomst op te zullen stellen met de nieuwe volumes (e-mail 13 november 2019). Aanvankelijk is Von Gahlen hier mee akkoord gegaan, totdat bleek dat de nieuwe overeenkomst een nieuwe looptijd van zes jaar had. Von Gahlen schrijft in de e-mail van 14 november 2019: “
Het herziene contract uit 2018 [de overeenkomst, toevoeging hof] had al een looptijd van 28 kwartalen (=7 jaar) en jullie nieuwe voorstel is weer voor 72 maanden (=6 jaar). In mijn beleving is het zo dat het contract alleen op aantallen en maandbedrag aangepast wordt en niet op de totale looptijd.” De gevraagde aanpassing van de volumes is uiteindelijk achterwege gebleven.
3.11.
Uit de hiervoor geschetste feiten, kan het hof niet anders afleiden dan dat de afspraak dat downgraden mogelijk was, in de praktijk alleen door Itec werd toegestaan als daarbij ook een geheel nieuwe overeenkomst werd gesloten, met een nieuwe looptijd. Dat is echter in strijd met hetgeen partijen zijn overeengekomen, namelijk dat downgraden mogelijk is als bij de jaarlijkse afrekening blijkt dat er minder afdrukken worden gemaakt dan aanvankelijk voorzien. Anders dan in de tweede overeenkomst is dit up/downgraden niet aan een limiet gebonden (in de tweede overeenkomst is overeengekomen dat dit tot 10% mag). Namens Itec is tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep beaamd dat aanpassing van alleen het contract, zonder dat er een nieuwe overeenkomst gesloten behoefde te worden, inderdaad mogelijk had moeten zijn. Door hier niet aan mee te werken, terwijl Von Gahlen herhaaldelijk hier om heeft gevraagd, is Itec tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Deze tekortkoming rechtvaardigt ontbinding van de overeenkomst.
Gevolgen ontbinding
3.12.
Von Gahlen heeft bij brief van 1 juni 2021, nadat zij Itec in gebreke had gesteld bij brief van 15 april 2021, de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Als gevolg van de ontbinding ontstaan ongedaanmakingsverbintenissen voor de reeds ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW). Dit betekent dat Itec de ontvangen betalingen moet terugbetalen en Von Gahlen de van Itec ontvangen prestaties (huur twee printers, service en onderhoud van zowel de huur- als eigendomsprinters) moet retourneren. Deze door Itec geleverde prestaties kunnen echter naar hun aard niet ongedaan gemaakt worden. Daarvoor treedt een verbintenis tot vergoeding in de plaats, ter hoogte van de economische waarde van de prestatie op het tijdstip van ontvangst (artikel 6:272 lid 1 BW).
3.13.
Omdat de overeenkomst is ontbonden per 1 juni 2021, bestaat voor de prestaties die ná 1 juni 2021 zijn verricht geen rechtsgrond. Dat betekent dat deze prestaties in beginsel op grond van onverschuldigde betaling kunnen worden teruggevorderd: Von Gahlen kan de betaalde bedragen terugvorderen en Itec kan de door haar verrichte prestatie terugvorderen. Omdat de door Itec geleverde prestaties niet ongedaan gemaakt kunnen worden, geldt ook voor deze prestaties dat Itec recht heeft op ongedaanmaking daarvan (artikel 6:203 lid 3 BW) en dat moet worden vastgesteld welke waarde de prestaties van Itec vanaf 1 juni 2021 hebben gehad.
3.14.
Om de waarde van de door Itec geleverde prestatie te bepalen, is het volgende van belang. Uit de overgelegde correspondentie (productie 7 bij memorie van grieven) volgt dat Von Gahlen in het laatste kwartaal van 2019 actief gevraagd heeft om downgrading van de overeenkomst. Door hier niet aan mee te werken, is Itec tekort geschoten in de nakoming van de tussen hen geldende overeenkomst. Als Itec had meegewerkt aan een downgrading van de overeenkomst, dan is aannemelijk dat - gelet op het feit dat de discussie tussen partijen in het vierde kwartaal van 2019 speelde - de overeenkomst dan per 1 januari 2020 zou zijn aangepast. De aangepaste overeenkomst zou dan zijn uitgegaan van een lager aantal tellertikken. Ervan uitgaande dat deze wijziging zou hebben plaatsgevonden, is de vraag welk maandbedrag daar tegenover had gestaan. Het hof beschikt over onvoldoende informatie om hier een beslissing over te kunnen nemen. Daarom mogen partijen zich bij akte uitlaten over de vraag wat de waarde van de prestatie is die Itec aan Von Gahlen heeft geleverd in de periode vanaf 1 januari 2020.
3.15.
Bij de bepaling van de waarde die de prestatie heeft gehad, is ook het volgende van belang. Tussen partijen is discussie ontstaan over de vraag tot wanneer Itec diensten is blijven verlenen aan Von Gahlen. Volgens Von Gahlen is zij vanaf december 2020 gestopt met het gebruiken van de twee gehuurde printers en heeft zij de eigen printers gebruikt tot eind september 2021. Von Gahlen heeft ook betoogd dat zij op een gegeven moment zelf toners is gaan aanschaffen voor de printers, omdat Itec was gestopt met de onderhoud- en serviceverlening. Dit is door Itec betwist. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [naam1] , teamleider Sales Support & Contracting bij Itec, verklaard dat er in 2020 nog elf toners zijn geleverd en in 2021 nog achttien toners. Volgens hem loopt de service daarmee gelijk aan voorgaande jaren. Ook heeft hij verklaard dat er in 2019 zeven keer een monteur langs is geweest, in 2020 negen keer en in 2021 nog drie keer. De laatste keer dat er een monteur is langs geweest, dateert volgens [naam1] van 21 oktober 2021. Het hof wil van partijen daarom ook meer informatie hebben over de vraag tot welke datum Itec service en onderhoud aan Von Gahlen is blijven verlenen en tot welke datum gebruik is gemaakt van de printers.
3.16.
Het hof stelt partijen daarom in de gelegenheid om in een gelijktijdig te nemen akte in te gaan op de volgende vragen:
  • Indien de overeenkomst zou zijn aangepast per 1 januari 2020; welk aantal tellertikken zouden partijen dan redelijkerwijs zijn overeengekomen? Is dit het aantal tellertikken zoals genoemd in het voorstel van Von Gahlen (zie de e-mail van 11 november 2019 16:13u (productie 7 bij memorie van grieven))? Zo nee, dan verzoekt het hof partijen om onderbouwd aan te geven hoeveel tellertikken zouden zijn overeengekomen;
  • Indien de overeenkomst zou zijn aangepast, wat zou dan het maandbedrag per 1 januari 2020 zijn geweest dat daar tegenover stond? Het hof verzoekt daarbij specifiek
Voorts verzoekt het hof partijen om in te gaan op de volgende punten, waarbij een onderscheid tussen de huurprinters en de eigendomsprinters dient te worden gemaakt:
  • tot wanneer is gebruik gemaakt van de printers;
  • welke dienstverlening heeft Itec verleend (hoe vaak is een monteur langs geweest en hoeveel toners zijn geleverd, is er nog overige dienstverlening geweest?) en tot wanneer heeft Itec deze dienstverlening geleverd?
  • welke waarde heeft deze dienstverlening gehad?
Het hof verzoekt partijen om daarbij inzichtelijk te maken in hoeverre de dienstverlening van Itec vanaf 1 januari 2020 afweek van de dienstverlening in de periode 1 oktober 2018 tot
1 oktober 2019 (op in ieder geval de punten: aantal geleverde toners en bezoeken van de monteur).
Wat betekent het voorgaande concreet voor deze procedure?
3.17.
Von Gahlen is in het bestreden vonnis veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 117.317,09 (te weten: de betalingsachterstand vanaf kwartaal 2 van 2020 tot en met kwartaal 1 van 2023). Daarnaast is Von Gahlen veroordeeld tot betaling van de overeengekomen termijnvergoeding inclusief jaarlijkse indexering, ten tijde van het vonnis een bedrag van € 11.444,25 per kwartaal (inclusief btw), tot de einddatum van de lopende huur- en onderhoudsovereenkomst voor vier printers. Von Gahlen heeft ter uitvoering van het vonnis het bedrag van € 117.317,09 vermeerderd met wettelijke rente betaald en heeft tevens alle kwartaalfacturen betaald tot (in ieder geval) de datum van de mondelinge behandeling bij het hof, hetgeen Itec niet heeft betwist. In hoger beroep heeft Von Gahlen terugbetaling gevorderd van al hetgeen zij aan Itec heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke handelsrente. Op grond van het voorgaande zal het hof in het eindarrest de terugbetalingsvordering die Von Gahlen in hoger beroep heeft ingesteld gedeeltelijk toewijzen, waarbij de hoogte van het terug te betalen bedrag afhankelijk is van de vraag welke waarde de prestaties hebben gehad die Itec heeft geleverd aan Von Gahlen vanaf januari 2020.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
verwijst de zaak naar de roldatum
23 april 2024voor een gelijktijdig door partijen in te dienen akte zoals hiervoor onder 3.16 bedoeld.
4.2.
houdt iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.A. de Vrey, A.A. van Rossum en M.F.J.N. van Osch, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.