Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen en de wijziging van de kinderalimentatie. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank, die op 2 februari 2022 had bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de oudste minderjarige bij de moeder en die van de jongste bij de vader zou zijn. De vader heeft echter te laat hoger beroep ingesteld tegen deze eindbeslissing, waardoor het hof hem niet-ontvankelijk verklaarde in zijn verzoeken. Het hof oordeelde dat de eindbeslissing van de rechtbank bindend was en dat er geen grond was voor heroverweging. De vader had ook verzocht om wijziging van de kinderalimentatie, maar omdat hij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoeken over de hoofdverblijfplaats, kwam het hof niet toe aan de beoordeling van de kinderalimentatie. De moeder had verzocht om de vader in de proceskosten te veroordelen, maar het hof besloot de proceskosten te compenseren, gezien de omstandigheden van de zaak. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.