Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de oma, bijgestaan door haar advocaat,
- een vertegenwoordiger van de raad, en
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van het gezag van de vader over zijn minderjarige kind, geboren in 2018. De vader had ingestemd met het opgroeiperspectief van de minderjarige bij de oma, maar het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank die het gezag van de vader beëindigde. De rechtbank had eerder op 14 juli 2023 besloten dat het ouderlijk gezag van de vader moest worden beëindigd, en had de gecertificeerde instelling (GI) tot voogd benoemd. Het hof oordeelde echter dat de oma, die al geruime tijd voor de minderjarige zorgde, tot voogd moest worden benoemd. Het hof overwoog dat de vader, vanwege zijn psychiatrische problematiek, niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding van de minderjarige te dragen. De belangen van het kind stonden voorop, en de oma bood een veilige en gestructureerde omgeving voor de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank voor zover deze de GI tot voogd benoemde en benoemde de oma tot voogd. De beslissing van het hof werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.