ECLI:NL:GHARL:2024:2041

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
21-003812-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling tot gevangenisstraf voor computervredebreuk en diefstal met valse sleutels

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1965, werd eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden voor computervredebreuk en diefstal. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden. De zaak betreft een periode van computervredebreuk waarbij de verdachte zich toegang heeft verschaft tot de internetbankierenomgeving van een bank door zich voor te doen als een geautoriseerde klant. De verdachte heeft onrechtmatig gebruik gemaakt van de gegevens van de benadeelde partij, die als gevolg hiervan materiële schade heeft geleden. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 4 maanden geëist, maar het hof oordeelde dat 3 maanden passend was. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 46.278,09 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om de schade te vergoeden, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003812-22
Uitspraak d.d.: 20 maart 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 31 augustus 2022 met parketnummer 16-081677-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1965,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van de verdachte ter zake het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de advocaat-generaal toewijzing gevorderd tot een bedrag van € 46.278,09, bestaande uit materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw,
mr. N.F. Hoogervorst, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland heeft bij vonnis van 31 augustus 2022, waartegen het hoger beroep zich richt, de verdachte veroordeeld ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de rechtbank de vordering toegewezen tot een bedrag van € 46.278,09, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2018, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, bij niet-betaling 266 dagen gijzeling.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg,
d.d. 17 augustus 2022- tenlastegelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 juni 2018 tot en met
31 december 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten de computer(s) en/of server(s) van de (beveiligde) internetbankierenomgeving van een bank ( [banknaam 1] ) is binnengedrongen, door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten de hoedanigheid van een geautoriseerde klant, te weten: mevrouw [benadeelde] ,
immers heeft zij, verdachte, door zich middels de ID-kaart van [benadeelde] te identificeren als [benadeelde] en na ontvangst van een activatiecode (telkens) met verkregen inloggegevens, bankrekeningnummers, wachtwoorden en/of gebruikersnamen, zich de toegang verschaft tot deze computer(s) en/of server(s) van die (beveiligde) internetbankierenomgeving van die [banknaam 1] ;
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 juni 2018 tot 31 december 2020 te [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] en/of [plaats 7] en/of [plaats 1] , althans in Nederland,
een of meerdere geldbedragen (van in totaal ongeveer 46.278,09 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geld(bedrag) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met onrechtmatige verkregen inlognamen, wachtwoorden, pincodes en/of andere (inlog)gegevens in te loggen op en/of transacties te verrichten via internet/telebankieren dan wel pintransacties te doen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat bewezen kan worden dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in een geautomatiseerd werk, te weten de server van de beveiligde internetbankierenomgeving van [banknaam 1] . Dit door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten de hoedanigheid van een geautomatiseerde klant, te weten:
[benadeelde] . Verdachte heeft zich - door zich middels de ID-kaart van [benadeelde] te identificeren als [benadeelde] en na ontvangst van een activatiecode telkens met verkregen inloggegevens, bankrekeningnummers, wachtwoorden en gebruikersnamen - de toegang verschaft tot deze server van die beveiligde internetbankierenomgeving van die [banknaam 1] .
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De advocaat-generaal acht de deels bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep - dat zij enkel een drietal transacties betreffende betalingen bij ‘ [bedrijf 1] ’ in [plaats 3] zonder toestemming van
[benadeelde] heeft verricht - ongeloofwaardig.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend een drietal transacties betreffende betalingen bij ‘ [bedrijf 1] ’ in [plaats 3] zonder toestemming van [benadeelde] te hebben verricht. Voor het overige heeft de verdachte ontkend de geldbedragen te hebben gestolen onder gebruikmaking van een valse sleutel.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde geen inhoudelijke verweren gevoerd en zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van het hof, met uitzondering van de door de rechtbank onder 1 bewezenverklaarde volledige pleegperiode en het onder 2 bewezenverklaarde genoemde bedrag. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat in de optiek van de verdachte een bewezenverklaring beperkt zou moeten worden tot de periode van 21 januari 2020 tot en met 5 oktober 2020 en tot de drie transacties bij ‘ [bedrijf 1] ’ en de afschrijving bij de voetbalvereniging.
Oordeel van het hof
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof, d.d. 6 maart 2024 – zakelijk weergegeven – verklaard als volgt:
Ik heb drie keren bij [bedrijf 1] in [plaats 3] met de bankpas van [benadeelde] betaald, zonder haar toestemming. Ik had haar niet expliciet vooraf gevraagd of dat mocht. Het was in een vlaag van verstandsverbijstering. Ik dacht, ik betaal met die bankpas. Het klopt dat ik de bankpas van [benadeelde] bij mij had. Ik weet niet meer waarom ik de bankpas van [benadeelde] bij mij had. Ik heb blijkbaar die transacties verricht.
U, voorzitter houdt aan mij voor dat er in totaal drie transacties bij [bedrijf 1] in [plaats 3] hebben plaatsgehad en dat deze drie momenten tamelijk ver uit elkaar liggen, te weten: de eerste transactie op 21 januari 2020, de tweede transactie op 5 juni 2020 en de derde transactie op 16 september 2020. Ik denk dat ik die bankpas van [benadeelde] al die tijd dan bij mij had. [2]
Aangeefster [benadeelde] heeft bij de raadsheer-commissaris – zakelijk weergegeven – verklaard als volgt:
Bij welke bank zat u?
Bij de [banknaam 2] . Die bank die zij (het hof begrijpt: verdachte) heeft geregeld heet [banknaam 1] (getuige moet enige tijd nadenken voor ze op de naam [banknaam 1] komt).
Hoe ging dat, dat u overging naar de [banknaam 1] ?
Zij heeft die rekening geopend bij [banknaam 1] . Ik hoefde alleen maar een handtekening te zetten. Zij was toen bij mij en zei tegen mij dat ik een handtekening moest zetten.
Was er ook een pasje voor de bankrekening?
Dat weet ik niet. Van de [banknaam 1] heb ik nooit een pasje gehad.
Toen u hier in [woonzorgcomplex] in 2018 was, bent u toen nog weleens naar buiten gegaan om te pinnen?
Nee.
Anderen die voor u hebben gepind?
[verdachte] . Zij heeft mijn bankrekeningen geplunderd.
Heeft iemand op uw verzoek geld gepind?
Nee.
U zegt dat met [verdachte] die [banknaam 1] rekening is geopend. Is daar ook geld op gekomen?
Ja, mijn bankrekening, alles. Op een gegeven moment zei ze (het hof begrijpt: verdachte) tegen mij dat ik te veel geld had en dat ik mijn rekening beter kon splitsen. Ik geloofde haar. Ik heb geen verstand van geldzaken. Daarom zei ik ja. Dat heeft zij geregeld en toen is de [banknaam 1] rekening geopend. [3]
Het hof kan zich grotendeels vinden in de navolgende bewijsmiddelen die de rechtbank in het vonnis heeft opgenomen en die hieronder cursief zijn weergegeven. Het hof neemt die bewijsmiddelen over en maakt die tot de zijne en vult aan.
Namens mevrouw [benadeelde] (hierna te noemen: [benadeelde] ) is op 3 december 2020 door
mevrouw [betrokkende 1] (hierna te noemen: [betrokkende 1] ) aangifte gedaan van fraude, nadat was
geconstateerd dat [benadeelde] circa € 40.000,- aan vermogen miste. (…) Deze persoon (het hof begrijpt: verdachte) heeft ook het identiteitsbewijs van mevrouw [benadeelde] ge(mis)bruikt om bij de [banknaam 1] aan te tonen dat alles in orde is. [4]
[benadeelde] beleggingsrekening is op 3 juni 2018 beëindigd. Op 6 juni 2018 zijn er van de beleggingsrekening afkomstige geldbedragen van € 13.458,48 en € 24.487,24 gestort op de bankrekening van [benadeelde] bij [banknaam 2] . Op 11 juni 2018 zijn die geldbedragen vervolgens overgeboekt naar een bankrekening bij [banknaam 1] met rekeningnummer [rekeningnummer] . [5]
Vanaf 27 mei 2019 werden er maandelijks pensioenuitkeringen bijgeschreven op de
bankrekening bij [banknaam 1] met rekeningnummer [rekeningnummer] . In 2019 was dat een
maandelijks bedrag van € 410,25 en in 2020 was dit een bedrag van € 407,86 per maand. In
totaal is [benadeelde] in de maanden mei tot en met december van 2019 en de maanden januari tot
en met december van 2020 € 8.176,32 aan pensioenuitkering misgelopen. [6]
Voornoemde bankrekening bij [banknaam 1] staat op naam van [benadeelde] . [7] [benadeelde] heeft verklaard dat zij nooit een bankrekening bij [banknaam 1] heeft geopend en dat zij er niet van op de hoogte was dat zij die bankrekening had. Ook verklaarde zij dat alleen haar buddy [verdachte] haar hielp met haar geldzaken. [8]
De bankrekening bij [banknaam 1] op naam van [benadeelde] is op 8 juni 2018 geopend. [9] In de telefoon van verdachte is een van [banknaam 1] afkomstig bericht van 8 juni 2018 aangetroffen, waarin een activatiecode wordt verstrekt. [10] Voorts is in de telefoon van verdachte de applicatie van [banknaam 1] aangetroffen [11] , alsmede in de applicatie Evernote een notitie van 25 januari 2019 aangetroffen met daarin de Didid inloggegevens van het slachtoffer. [12]
Het bij [banknaam 1] opgegeven postadres is - in afwijking van het opgegeven woonadres van
[benadeelde] - [adres] te [plaats 1] . [13] Het bij [banknaam 1] opgegeven telefoonnummer
is [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer staat op naam van [verdachte] , die ingeschreven staat op voornoemd adres [adres] te [plaats 1] . [14] Bij [banknaam 1] is het nummer van de identiteitskaart van [benadeelde] opgegeven. [15] [betrokkende 1] heeft verklaard dat verdachte toegang had tot de identiteitskaart van [benadeelde] . [16] Als e-mailadres van [benadeelde] is bij [banknaam 1] opgegeven
[mailadres 1] . In een applicatie op de telefoon van verdachte stond in een notitie
van 12 maart 2019 dit e-mailadres genoteerd. [17] [betrokkende 1] heeft verklaard dat [benadeelde] geen ander
e-mailadres gebruikt dan [mailadres 2] . [18]
In de periode van 19 juni 2018 tot 5 oktober 2020 zijn er van voornoemde bankrekening bij
[banknaam 1] geldopnames gedaan bij geldautomaten en zijn er daarnaast diverse betalingen van
verricht, zoals hieronder schematisch weergegeven: [19]
Boekdatum
Geldbedrag
Omschrijving pintransactie
Plaats
1
19-06-2018
€ 1.000,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
2
20-06-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
3
21-06-2018
€ 150,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
4
21-06-2018
€ 500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
5
21-06-2018
€ 600,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
6
27-06-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
7
29-06-2018
€ 400,-
Geldopname bij een betaalautomaat
[plaats 1]
8
29-06-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
9
02-07-2018
€ 750,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 4]
10
02-07-2018
€ 1.300,-
Geldopname bij een betaalautomaat
[plaats 1]
11
09-07-2018
€ 1.300,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 4]
12
09-07-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 4]
13
10-07-2018
€ 950,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
14
16-07-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 4]
15
17-07-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
16
18-07-2018
€ 75,86
Betaling onbemand tanken
[plaats 1]
17
18-07-2018
€ 750,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
18
24-07-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
19
25-07-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
20
26-07-2018
€ 600,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 2]
21
30-07-2018
€ 150,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
22
31-07-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 2]
23
01-08-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
24
02-08-2018
€ 65,28
Betaling onbemand tanken
[plaats 4]
25
02-08-2018
€ 500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 4]
26
03-08-2018
€ 550,-
Geldopname bij een betaalautomaat
[plaats 1]
27
08-08-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
28
09-08-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 4]
29
10-08-2018
€ 750,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
30
15-08-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
31
16-08-2018
€ 600,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 7]
32
17-08-2018
€ 91,65
Betaling tankstation Commandeur
[plaats 4]
33
17-08-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 4]
34
27-08-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
35
28-08-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
36
29-08-2018
€ 750,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
37
05-09-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
38
06-09-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
39
10-09-2018
€ 750,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 4]
40
10-09-2018
€ 2,94
Betaalautomaat Jumbo
[plaats 4]
41
12-09-2018
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 4]
42
13-09-2018
€ 920,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
43
16-09-2019
€ 90,74
Geldopname bij een betaalautomaat
[plaats 4]
44
23-12-2019
€ 600,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 7]
45
21-01-2020
€ 360,-
Geldopname bij een betaalautomaat
[plaats 3]
46
01-04-2020
€ 200,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
47
01-04-2020
€ 100,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 5]
48
01-04-2020
€ 200,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 4]
49
02-04-2020
€ 25,62
Geldopname bij een betaalautomaat
[plaats 1]
50
02-04-2020
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
51
06-04-2020
€ 54,17
Geldopname bij een betaalautomaat
[plaats 4]
52
06-04-2020
€ 5,20
Geldopname bij een betaalautomaat
[plaats 4]
53
06-04-2020
€ 2,29
Geldopname bij een betaalautomaat
[plaats 4]
54
29-04-2020
€ 1.500,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
55
18-05-2020
€ 35,07
Geldopname bij een betaalautomaat
[plaats 1]
56
05-06-2020
€ 245,-
Geldopname bij een betaalautomaat
[plaats 3]
57
29-07-2020
€ 250,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 5]
58
29-07-2020
€ 200,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
59
31-07-2020
€ 200,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
60
31-07-2020
€ 200,-
Geldopname bij een geldautomaat
[plaats 1]
61
16-09-2020
€ 620,-
Geldopname bij een betaalautomaat
[plaats 3]
62
05-10-2020
€ 5,25
Geldopname bij een betaalautomaat
[plaats 6]
In totaal zijn er vanaf de ingebruikname van de bankrekening bij [banknaam 1] transacties (betalingen en geldopnames) verricht tot een geldbedrag van € 48.399,07.
Drie van deze transacties betreffen betalingen bij [bedrijf 1] in [plaats 3] . [20] Bij die betalingen zijn door [bedrijf 1] steeds de persoonsgegevens van verdachte geregistreerd. [21] Op een bankrekening op naam van verdachte is eveneens een transactie bij [bedrijf 1] te zien. [22]
Eén van deze transacties betreft een betaling bij [bedrijf 2] . [23] Deze betaling kan worden gekoppeld aan het bedrijf [bedrijf 3] . [24] Op een bankrekening van verdachte is eveneens een transactie bij [bedrijf 3] te zien. [25] Verdachte heeft ter terechtzitting [in eerste aanleg] verklaard dat haar zoon daar voetbalt. [26]
De heer [betrokkende 2] (de partner van verdachte en hierna te noemen: [betrokkende 2] ) heeft op
1 september 2018 een geldbedrag van € 800,- overgemaakt op een bankrekening van verdachte met als omschrijving ‘borrowed from [verdachte] . 9ja trip paid back’. Met ‘9ja’ wordt [land] bedoeld. Op 16 augustus 2018 is er bij een aankomstpassage van Schiphol een geldbedrag van € 600,- gepind van de bankrekening bij [banknaam 1] . [27] [betrokkende 2] heeft verklaard dat als hij geld van verdachte krijgt als hij naar [land] gaat, verdachte dat geld pint bij de aankomsthal van Schiphol . [28]
Op een aantal momenten vond in een kort tijdsbestek en op korte afstand van elkaar zowel
een transactie plaats van de bankrekening op naam van [benadeelde] bij [banknaam 1] als van een
bankrekening die bij verdachte in gebruik is:
- Op 28 juli 2018 om 18:33 uur vond er in [plaats 1] een afschrijving plaats van een
bankrekening van verdachte. Op diezelfde datum om 18:42 uur vond er 550 meter verderop
in [plaats 1] een afschrijving van de bankrekening op naam van [benadeelde] bij [banknaam 1] plaats. [29]
- Op 5 september 2018 om 17:23 uur vond er in [plaats 1] een afschrijving plaats van een
bankrekening van verdachte. Op diezelfde datum om 17:36 uur vond er 200 meter verderop
in [plaats 1] een afschrijving van de bankrekening op naam van [benadeelde] bij [banknaam 1] plaats. [30]
- Op 12 september 2018 om 14:28 uur vond er in [plaats 4] een afschrijving plaats van een
bankrekening van verdachte. Op diezelfde datum om 14:52 uur vond er op een rijafstand van zeven minuten en eveneens in [plaats 4] een afschrijving van de bankrekening op naam van [benadeelde] bij [banknaam 1] plaats. [31] [32]

Bewijsoverwegingen

Het hof is van oordeel dat de door verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten onder 1 en 2 worden weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De verklaring van verdachte dat niet zij maar een ook voor haar onbekend gebleven persoon zich aan de aan haar verweten gedragingen heeft schuldig gemaakt - waarbij die ander zich bovendien heeft ingespannen om de schijn te wekken dat verdachte overal achter zat - acht het hof, gelet op de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, niet aannemelijk geworden.
Op 8 juni 2018 heeft verdachte op haar telefoon een activatiecode gekregen om de rekening van de [banknaam 1] te openen. Vervolgens is het verdachte geweest die, dankzij de door haar onrechtmatig verkregen gegevens, opzettelijk en wederrechtelijk in de server van de internetbankierenomgeving van de [banknaam 1] is binnengedrongen. Op dat moment was er naar het oordeel van het hof reeds sprake van het opzettelijk en wederrechtelijk (want zonder toestemming en met gebruikmaking van onrechtmatig verkregen toegangsgegevens) binnendringen in een geautomatiseerd werk of een deel daarvan, en dus van computervredebreuk.
De vraag die aan het hof voorligt is of de verdachte zich op meer tijdstippen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van computervredebreuk.
Uit hetgeen hiervoor met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde is overwogen, volgt dat het de verdachte is geweest die zich op 8 juni 2018 wederrechtelijk de toegang heeft verschaft tot de internetbankierenomgeving van het slachtoffer. Met betrekking tot de bankrekeningen van [benadeelde] is komen vast te staan dat op 6 juni 2018 van haar beleggingsrekening afkomstige geldbedragen van € 13.458,48 en € 24.487,24 zijn gestort op haar bankrekening bij [banknaam 2] . Op 11 juni 2018 zijn die geldbedragen vervolgens overgeboekt naar de bankrekening bij [banknaam 1] met rekeningnummer [rekeningnummer] die verdachte begin juni 2018 had geopend. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in de daarop volgende periode meerdere overboekingen vanaf de [banknaam 1] -rekening hebben plaatsgevonden. Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt voor betrokkenheid van een ander dan verdachte bij die betalingen. Uit het voorgaande leidt het hof dan ook af dat het de verdachte is geweest die op meerdere tijdstippen overboekingen van geldbedragen van [benadeelde] naar andere bankrekeningen heeft verricht.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Het hof is van oordeel dat het tenlastegelegde kan worden bewezen op grond van de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Voor het bepalen van het weggenomen geldbedrag, is het hof, evenals de rechtbank, uitgegaan van de optelsom van de hierboven opgenomen pintransacties, omdat het geld op die momenten definitief buiten het bereik van [benadeelde] is gekomen. De steller van de tenlastelegging heeft dat, onder meer gelet op de tenlastegelegde pleegplaatsen die overeenkomen met de plaatsen waar die pintransacties zijn verricht, ook zo bedoeld.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de tenlastegelegde (gekwalificeerde) diefstal van de pintransacties, met uitzondering van de betalingen bij [bedrijf 1] . Het hof acht de ontkennende verklaring van verdachte niet geloofwaardig, ook omdat verdachte steeds wisselend over haar bemoeienissen met de [banknaam 1] -rekening heeft verklaard. Het hof ziet geen reden om aan de bevindingen van [betrokkende 1] , de verklaring van [benadeelde] en de bevindingen van de politie te twijfelen en gebruikt deze dan ook voor het bewijs. Het dossier bevat geen enkele steun voor de stelling van verdachte dat een ander of anderen dan zijzelf ook over bankpasje en pincode van de [banknaam 1] -rekening heeft kunnen beschikken en daarmee pintransacties heeft kunnen doen. Dit alternatieve scenario van verdachte dient dan ook als niet aannemelijk terzijde te worden geschoven.
Op grond van het vorenstaande is het van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte degene is geweest die de wegnemingshandelingen van de geldbedragen heeft verricht en – daaruit voortvloeiend – dat zij de tenlastegelegde diefstallen heeft gepleegd. Verdachte zal dan ook niet partieel worden vrijgesproken van de overige geldopnames.
Zoals hiervoor uiteengezet, komt het hof bij de optelsom van de pintransacties vanaf de
bankrekening bij [banknaam 1] uit op een geldbedrag van € 48.399,07 dat van die bankrekening is weggenomen. Voornoemd geldbedrag is hoger dan het (niet nader uitgewerkte)
tenlastegelegde weggenomen geldbedrag van € 46.278,09.
Voor een veroordeling ter zake van (voltooide) diefstal van een aan een ander toebehorend goed – een en ander als bedoeld in artikel 310 van het wetboek van Strafrecht – is onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden (vgl. HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2627, NJ 2013/159). Voorts is van belang of de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn te beschouwen als gericht op voltooiing van een diefstal. Ongestoord bezit van het desbetreffende voorwerp is echter geen vereiste.
Naar het oordeel van het hof heeft verdachte door de geldbedragen op te nemen zich een zodanige feitelijke heerschappij over deze geldbedragen verschaft dat de wegneming daarvan een voltooide diefstal oplevert. Deze gedragingen zijn daarmee naar hun uiterlijke verschijningvorm te beschouwen als gericht op voltooiing van een diefstal. In de bewezenverklaring zal het hof dan ook uitgaan van de (gekwalificeerde) voltooide diefstal van in totaal ongeveer dat geldbedrag zoals dat is weggenomen. Het hof merkt nog op dat eventuele terugstortingen op 29 juni 2018, 2 juli 2018 en 3 augustus 2018 op voornoemde bankrekening bij [banknaam 1] het weggenomen geldbedrag en voltooid delict niet anders maken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij op tijdstippen in de periode van 3 juni 2018 tot en met 31 december 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten de server(s) van de (beveiligde) internetbankierenomgeving van een bank ( [banknaam 1] ) is binnengedrongen door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten de hoedanigheid van een geautoriseerde klant, te weten mevrouw [benadeelde] , immers heeft zij, verdachte, door zich te identificeren als [benadeelde] en na ontvangst van een activatiecode (telkens) met verkregen inloggegevens, bankrekeningnummers, wachtwoorden en/of gebruikersnamen zich de toegang verschaft tot deze server (s) van die (beveiligde) internetbankierenomgeving van die bank ( [banknaam 1] );
2.
zij op tijdstippen in de periode van 3 juni 2018 tot 31 december 2020 te [plaats 2] en [plaats 3] en [plaats 4] en [plaats 5] en [plaats 6] en [plaats 7] en [plaats 1] , geldbedragen (van in totaal € 48.399,07), die geheel aan [benadeelde] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met onrechtmatig verkregen pincodes pintransacties te doen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
computervredebreuk, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een taakstraf passender is, onder meer wijzend op het tijdsverloop van de zaak, het feit dat verdachte zorg draagt voor haar kind en voor haar zieke moeder zorgt en niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een periode van ruim twee jaren meermalen schuldig gemaakt aan computervredebreuk en aan een gekwalificeerde diefstal van een groot geldbedrag door middel van valse sleutels. Door aldus te handelen heeft verdachte het vertrouwen van een vrouw op leeftijd beschaamd en enkel gehandeld uit een oogpunt van eigen financieel gewin. Verdachte, die het slachtoffer al vele jaren als buddy bijstond, heeft op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in haar had gesteld. Verdachte heeft met haar handelen niet alleen onrust, schade en overlast veroorzaakt voor de gedupeerde, maar tevens heeft zij blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendomsrechten van anderen. Het hof neemt het verdachte kwalijk dat zij geen verantwoordelijkheid voor haar handelen neemt. Zij ontkent de feiten te hebben gepleegd, terwijl het bewijs tegen haar in het procesdossier volop aanwezig is.
Het hof heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS, waarin als oriëntatiepunt voor fraude met een benadelingsbedrag tussen € 10.000,- en € 70.000,- een gevangenisstraf voor de duur van twee tot vijf maanden is opgenomen.
Het hof houdt bij de strafoplegging ook rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 oktober 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld. Het hof zal de afwezigheid van relevante documentatie niet ten voordele of ten nadele van verdachte meewegen.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken.
Anders dan raadsvrouw heeft bepleit is naar het oordeel van het hof, oplegging van taakstraf niet aan de orde, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder die feiten zijn gepleegd. Het hof kwalificeert het handelen van verdachte niet als een impuls delict en door afdoening van de zaak met een taakstraf, mede gelet op verdachtes ontkennende proceshouding, zou onvoldoende recht worden gedaan aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde delicten.
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 46.278,09, bestaande uit materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is voldoende gebleken dat door het bewezen verklaarde
rechtstreekse schade is toegebracht aan de benadeelde partij. Daarbij is in aanmerking
genomen dat de benadeelde partij stelt schade te hebben geleden als gevolg van diefstal door middel van een valse sleutel. Zoals hiervoor overwogen acht het hof de gekwalificeerde diefstallen bewezen.
Op de [banknaam 1] betaalrekening [rekeningnummer] is vanaf 8 juni 2018 tot en met
31 december 2020 een totaal bedrag van € 85.787,79 bijgeschreven. Op 8 juni 2018 was het saldo € 0,00 en op 31 december 2020 was het saldo € 1.819,72. Het hof neemt daarbij niet mee de bijgeboekte bedragen op 11 juni 2018 van in totaal € 37.945,72 (€ 24.487,24 en
€ 13.458,48), alsmede de afschrijvingen op 11 juni 2018 van in totaal € 35.000,- (€ 25.000,- (naar tegenrekening: [rekeningnummer 2] ) en van € 10.000,- (naar tegenrekening [rekeningnummer 3] )).
Het totale bedrag dat is bijgeschreven: € 47.842,07 (€ 85.787,79 -/- € 37.945,72).
Het resterende bedrag op 31 december 2020:
€ 1.819,72-/-
De totale materiële schade:
€ 46.022,35
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 138ab en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 46.002,35 (zesenveertigduizend twee euro en vijfendertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 46.278,09 (zesenveertigduizend tweehonderdachtenzeventig euro en negen cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 266 (tweehonderdzesenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 juni 2018.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. L.G. Wijma en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 20 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van het hof, d.d. 6 maart 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige, afgelegd bij de raadsheer-commissaris, d.d. 14 augustus 2023, opgenomen op pagina 4 e.v. van voornoemd proces-verbaal, voor zover inhoudende als verklaring van
4.Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 3 december 2020, opgenomen op pagina 17-18 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaring van [benadeelde] .
5.Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 3 december 2020, opgenomen op pagina 17-18 en bijlagen aan dat proces-verbaal op pagina 20 en 21 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaring van [benadeelde] .
6.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 maart 2021, opgenomen op pagina 31 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
7.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 19 januari 2021, opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
8.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 20 januari 2021, opgenomen op pagina 69-70 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
9.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 februari 2021, opgenomen op pagina 76 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
10.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 november 2021, opgenomen op pagina 331 en een bijlage aan dit proces-verbaal op pagina 336 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
11.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 november 2021, opgenomen op pagina 332 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
12.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 november 2021, opgenomen op pagina 334 en een bijlage 11 aan dit proces-verbaal op pagina 350 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
13.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 februari 2021, opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
14.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 februari 2021, opgenomen op pagina 76 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant] .
15.Een bijlage aan het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 februari 2021, opgenomen op pagina 77 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende een ander geschrift, te weten gevorderde informatie betreffende de rekening [rekeningnummer] .
16.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 19 januari 2021, opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
17.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 november 2021, opgenomen op pagina 331 en 334 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
18.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 februari 2021, opgenomen op pagina 76 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als [verbalisant] .
19.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 maart 2021, opgenomen op pagina 31 en bijlagen bij dit proces-verbaal op pagina 33-65 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
20.Deze transacties zijn in de tabel weergegeven achter nummers 45, 56 en 61.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 maart 2021, opgenomen op pagina 92 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
22.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 november 2021, opgenomen op pagina 139 en 140 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
23.Deze transactie is in de tabel weergegeven achter nummer 62.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 maart 2021, opgenomen op pagina 98 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
25.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 november 2021, opgenomen op pagina 139 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
26.Het proces-verbaal ter terechtzitting, d.d. 17 augustus 2022, opgenomen op pagina 3 van voornoemd proces-verbaal, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
27.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 oktober 2021, opgenomen op pagina 183 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .
28.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 15 november 2021, opgenomen op pagina 274 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaring van [betrokkende 2] .
29.Deze transactie is in de tabel weergegeven achter nummer 21.
30.Deze transactie is in de tabel weergegeven achter nummer 37.
31.Deze transactie is in de tabel weergegeven achter nummer 41.
32.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 november 2021, opgenomen op pagina 140 en 141 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] .