Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[naam1],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [appellante] en [appellant] , bijgestaan door hun advocaat;
- de bewindvoerder en [naam5] , en
- [naam6] als informant.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter van 13 juni 2023, waarin het verzoek van appellanten, [appellante] en [appellant], om ontslag van hun bewindvoerder werd afgewezen. De kantonrechter had eerder bewind ingesteld over de goederen van zowel [appellante] als [appellant] op basis van hun geestelijke en lichamelijke toestand. De bewindvoerder, [verweerder], werd benoemd en heeft sindsdien de vermogensrechtelijke belangen van de appellanten behartigd. Appellanten hebben in hoger beroep verzocht om ontslag van de bewindvoerder en benoeming van [naam9] als opvolgend bewindvoerder, omdat zij geen vertrouwen meer hebben in de huidige bewindvoerder en de samenwerking als moeizaam ervaren. Het hof heeft de procedure en de argumenten van beide partijen in overweging genomen. Het hof concludeert dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag van de bewindvoerder. De samenwerking is inderdaad moeizaam, maar dit is niet voldoende om te concluderen dat de bewindvoerder niet meer aan de eisen voldoet. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter, omdat de bewindvoerder zijn taken naar behoren uitvoert en de belangen van de appellanten goed behartigt. De slotsom is dat het hof de bestreden beschikking bevestigt, waarbij het hof ook opmerkt dat de eerdere bewindvoerders hun werkzaamheden moesten staken vanwege faillissement, wat niet ten nadele van de huidige bewindvoerder kan worden aangerekend.