In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een erfrechtelijk geschil tussen drie erfgenamen: [appellant], [geïntimeerde] en [naam1]. De zaak betreft de vernietiging van een stempelbeslissing van de kantonrechter van 1 mei 2023, die toestemming verleende aan [geïntimeerde] om namens de erfgenamen een vordering in te stellen tegen de ex-partner van [appellant]. De rechtbank Gelderland had eerder een tijdelijk bewind ingesteld over de goederen van [naam1] vanwege verkwisting en problematische schulden. Na het overlijden van de erflaatster, [de erflaatster], hebben [naam1], [appellant] en [geïntimeerde] de nalatenschap beneficiair aanvaard, waarbij [appellant] de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. Dit leidde tot een geschil over de afwikkeling van de nalatenschap, waarbij [geïntimeerde] verzocht om toestemming om de ex-partner van [appellant] in rechte te betrekken. Het hof oordeelde dat de vereffening van de nalatenschap al was voltooid op het moment van het verzoek van [geïntimeerde], waardoor er geen grond was voor toewijzing van zijn verzoek. Het hof vernietigde de bestreden beschikking en wees het verzoek van [geïntimeerde] af, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd.