ECLI:NL:GHARL:2024:1870

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
21-005140-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zinloos en excessief uitgaansgeweld door Nederlandse jongeren op Mallorca met zware mishandeling en openlijke geweldpleging

In de zaak, bekend als de Mallorcazaak, heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadig incident op het Spaanse eiland Mallorca op 14 juli 2021. De verdachte, geboren in 2003, werd beschuldigd van het medeplegen van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging tegen meerdere slachtoffers. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zinloos en excessief uitgaansgeweld, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen twee groepen jongeren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 83 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en behandeling bij een GGZ-instelling. Het hof matigde de straf vanwege de extreme media-aandacht die de verdachte had ondervonden, wat leidde tot ernstige nadelige gevolgen voor zijn leven. De zaak omvatte ook vorderingen van benadeelde partijen, waarbij schadevergoeding werd toegewezen aan verschillende slachtoffers, waaronder immateriële schade en gederfde inkomsten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van enkele tenlastegelegde feiten, maar hem wel aansprakelijk stelde voor de gevolgen van zijn gewelddadige gedrag.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005140-22
Uitspraak d.d.: 14 maart 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 18 november 2022 met parketnummer 16-222488-21 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2003,
wonende te [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4, 5, 7, 8, 13, 14, 15, 18 en 20 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal, strekkende tot:
- de vernietiging van het vonnis van de rechtbank;
- bewezenverklaring van het onder 1 primair (medeplegen poging doodslag [benadeelde 10] ), 2 en 3 (telkens: openlijke geweldpleging) tenlastegelegde;
- veroordeling tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 293 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een behandeling bij [GGZ-instelling] ;
- oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod – zowel indirect als direct – met de [benadeelde 1] en de slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 5] en [benadeelde 4] voor de duur van vijf jaren;
- de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen;
- het handhaven van het conservatoir beslag op de vermogensbestanddelen.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen hebben de advocaten-generaal het volgende gevorderd:
- niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen [benadeelde 6] en [benadeelde 7] in de vorderingen tot schadevergoeding;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 8.240,74, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] van € 17.236,97, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] van € 6.317,64, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 11] van € 218.057,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 1] tot een bedrag van € 68.967,63, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen voor het overige;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] tot een bedrag van € 3.572,46, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en afwijzing van de vordering voor het overige;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] tot een bedrag van € 1.900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en afwijzing van de vordering voor het overige;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] tot een bedrag van € 15.539,30 te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.I.B. Hoffman, naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door
  • mr. Bosch, advocaat te Maasdijk, namens de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 11] ;
  • mr. Ter Steeg, advocate te Amsterdam, namens de benadeelde partijen [benadeelde 2] , [benadeelde 5] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] ;
  • mr. Roodveldt, advocate te Zaandam, namens de benadeelde partijen [benadeelde 10] , [benadeelde 7] en [benadeelde 9] en waarnemend voor mr. Breukink namens de benadeelde partij [benadeelde 6] .
Het vonnis waarvan beroep
Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 18 november 2022 ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een verplichte behandeling bij [GGZ-instelling] en controle op middelengebruik. Daarnaast is op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen en op het beslag beslist.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een deels andere bewijsbeslissing, een andere strafoplegging en een andere beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1. primair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats 1] , althans in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 10] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [benadeelde 10] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [benadeelde 10] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt (terwijl voornoemde [benadeelde 10] op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1.
subsidiair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats 1] , althans in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 10] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- voornoemde [benadeelde 10] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [benadeelde 10] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (bovenlichaam, heeft getrapt en/of geschopt (terwijl voornoemde [benadeelde 10] op de grond lag) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats 1] , althans in Spanje, openlijk, te weten op de [weg] (ter hoogte van [locatie 1] en/of [locatie 2] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [benadeelde 6] en/of [benadeelde 9] en/of [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 10] door:
- voornoemde [benadeelde 6] en/of [benadeelde 9] en/of [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 10] meermalen, althans eenmaal, te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te brengen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam en/of met voornoemde slachtoffer(s) te worstelen en/of met een stoel te gooien in de richting van voornoemde slachtoffer(s) en/of een of meer andere perso(o)n(en),
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten:
- een of meerdere blauwe plek(ken) en/of bult op het been en/of een dik oog, althans het lichaam, bij [benadeelde 7] en/of
- een gebroken duim en/of een dikke neus en/of een opgezwollen enkel en/of blauwe plekken op de armen, althans het lichaam, en/of een blauw oog bij [benadeelde 10] ;
3.
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats 1] , althans in Spanje, openlijk, te weten op de [weg] (ter hoogte van bar [locatie 3] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 2] door:
- voornoemde [slachtoffer] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 2] meermalen, althans eenmaal, te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te brengen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam en/of met voornoemde slachtoffer(s) te worstelen,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten:
- ( blauwe) plekken op zijn hoofd en/of benen, althans zijn lichaam bij [benadeelde 3] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Standpunt advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten is gedeeltelijke vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 1 is aangevoerd dat het ‘dubbelopzet’ ontbreekt. Verdachte had geen opzet op de samenwerking. Hij heeft het door anderen gepleegde geweld niet gezien en handelde zelfstandig. Ook had verdachte geen opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde 10] . Niet kan worden bewezen dat hij de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
Verder is ten aanzien van feit 2 verzocht om vrijspraak van de strafverzwarende omstandigheid.
Tot slot is ten aanzien van feit 3 aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdragen heeft geleverd aan het geweld tegen [slachtoffer] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en [benadeelde 2] . De verdediging is het oneens met het uitgangspunt van de rechtbank dat het gaat om één massale vechtpartij en meent dat het gevecht moet worden opgesplitst.
De verdediging refereert zich ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde openlijk geweld tegen [benadeelde 9] , [benadeelde 10] en [benadeelde 3] aan het oordeel van het hof .
Inleiding [1]
Niet ter discussie staat dat op 14 juli 2021 in het uitgaansgebied [plaats 1] in Spanje door verdachte en/of zijn vriendengroep bij café [locatie 1] , bij de [locatie 2] en bij de bar [locatie 3] is gevochten. Verdachte wordt ervan verdacht dat hij samen met zijn vrienden geweld heeft gepleegd tegen in totaal tien (jonge) mannen.
Verdachte heeft erkend dat hij zowel bij de [locatie 2] als bij de bar [locatie 3] geweldshandelingen heeft verricht.
Het hof bespreekt de ten laste gelegde feiten in chronologische volgorde. Dit betekent dat eerst het geweld bij café [locatie 1] (
hierna: [locatie 1]) en de [locatie 2] (
hierna: [locatie 2]) wordt besproken (feiten 1 en 2) en daarna het geweld bij de bar [locatie 3] (
hierna: [locatie 3]) (feit 3).
De overwegingen van het hof zijn als volgt opgezet:

1.[locatie 1] en [locatie 2]

1.1
De feiten: wat is er gebeurd?
1.2
Splitsing: twee afzonderlijke geweldplegingen
2
Bewijsoverwegingen [locatie 1]
2.1
Vrijspraak openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 8]
2.2
Vrijspraak openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 6] en [benadeelde 7]
3 Bewijsoverwegingen [locatie 2]
3.1
Openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 9] en [benadeelde 10]
3.2
Geweld tegen [benadeelde 10]
4 Bewijsoverwegingen [locatie 3]
4.1
De feiten: wat is er gebeurd?
4.2
Openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] ,
[benadeelde 4] en [benadeelde 5]
5 Conclusie

1.[locatie 1] en [locatie 2]

1.1
De feiten: wat is er gebeurd?
Hieronder wordt een globale beschrijving gegeven van de gebeurtenissen op 14 juli 2021. In de volgende paragrafen zal nader worden ingegaan op de verschillende verdenkingen. De bronnen die ten grondslag liggen aan deze feitenvaststelling worden weergegeven in voetnoten en voor zover het gaat om feiten en omstandigheden die dragend en redengevend zijn voor de bewezenverklaring(en) van het ten laste gelegde zijn deze opgenomen in de bijlage bij dit arrest.
Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de avond/nacht van 13 op 14 juli 2021 is een deel van de groep van verdachte (te weten: verdachte, [betrokkene] , [persoon 1] , [getuige 9] en [persoon 2] ) in [locatie 1] . Vanwege de coronamaatregelen moeten alle gasten een stoel hebben om op te zitten. Op enig moment ontstaat er discussie over een stoel tussen de groep, waar de (latere) slachtoffers [benadeelde 7] , [benadeelde 9] , [benadeelde 6] en [benadeelde 10] toe behoren en verdachte en zijn hiervoor genoemde vrienden. Uit camerabeelden in [locatie 1] blijkt, dat [betrokkene] door [benadeelde 9] en [benadeelde 7] wordt geduwd. [benadeelde 9] pakt [betrokkene] bij zijn keel en vlak daarna duwt [benadeelde 7] [betrokkene] weg door zijn hand in de nek van [betrokkene] te plaatsen. Vervolgens slaat [benadeelde 9] [betrokkene] in zijn gezicht met zijn platte hand. [benadeelde 7] wordt vervolgens [locatie 1] uitgezet. Even later loopt ook [benadeelde 9] naar buiten. [2]
Buiten daagt een aantal jongens elkaar uit. Volgens [benadeelde 7] roept [benadeelde 9] op een gegeven moment iets in de trant van: "Kom dan naar buiten als je zo stoer gaat lopen doen". Een aantal jongens van de groep van verdachte zoekt contact met de vrienden die in de [locatie 4] zitten. [getuige 9] stuurt om 01.35 uur een appje naar [medeverdachte 6] : “Zorg dat de boys rond 2 uur naar [locatie 1] komen. We moeten een groepje even een lesje leren”. [3]
Rond 02.00 uur, als [locatie 1] dichtgaat, komt [benadeelde 6] naar buiten. Hij gaat bij [benadeelde 7] staan. [benadeelde 10] is op dat moment nog in [locatie 1] . [4]
De groep van verdachte is inmiddels bij [locatie 1] aangekomen. [medeverdachte 3] en [betrokkene] gaan dichtbij [benadeelde 7] staan. Als [benadeelde 6] er bij komt staan voegt nog een aantal personen uit de groep van verdachte zich bij de groep. [5] Er wordt geduwd, waarna de groep van verdachte [benadeelde 6] en [benadeelde 7] aanvalt. [benadeelde 6] wordt meerdere keren door [medeverdachte 3] in zijn gezicht gestompt, waaronder hard op zijn neus, en [benadeelde 7] wordt door [medeverdachte 1] twee keer op zijn oogkas, één keer op zijn kin en één keer op zijn achterhoofd geslagen.
[benadeelde 9] en [benadeelde 10] hebben niets meegekregen van de vechtpartij. [benadeelde 9] stond verderop, richting [locatie 2] , en [benadeelde 10] was nog in [locatie 1] . [benadeelde 9] ziet ineens [benadeelde 6] met een groot stuk papier en bloed op zijn gezicht. Ook ziet hij dat [benadeelde 7] op hem af komt met een blauw oog. Zij komen uit de richting van de ingang van [locatie 1] gelopen. [6]
[benadeelde 10] ziet hetzelfde. Hij ziet dat [benadeelde 6] een bloedneus heeft en dat [benadeelde 7] gewond is aan zijn oog. [7] [benadeelde 9] en [benadeelde 10] staan op dat moment ter hoogte van [locatie 2] . [8]
Even later komt de groep van verdachte op [benadeelde 9] en [benadeelde 10] af.
Van de gebeurtenissen voor [locatie 2] bevinden zich camerabeelden in het procesdossier. [9] Het hof neemt op deze beelden – voor zover relevant voor het bewijs – het volgende waar: [10]
Op 1:44:18 staan [medeverdachte 1] en [benadeelde 9] tegenover elkaar. Achter/naast [medeverdachte 1] staan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [verdachte] , [betrokkene] en [medeverdachte 3] . [benadeelde 10] staat naast [benadeelde 9] . Er worden woorden gewisseld.
Op 1:44:22 geeft [betrokkene] (vanachter [medeverdachte 1] ) [benadeelde 9] een klap op zijn gezicht. [benadeelde 9] wankelt naar achteren en beweegt zich vervolgens naar voren richting [betrokkene] . [benadeelde 9] wordt vervolgens tegen zijn hoofd/gezicht geslagen door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 4] beweegt ook in zijn richting. [benadeelde 9] valt achteruit richting gestapelde stoelen. [benadeelde 9] wordt vervolgens nog steeds geslagen door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [verdachte] beweegt richting [benadeelde 9] . [benadeelde 10] slaat [verdachte] op zijn achterhoofd. [verdachte] valt naar achteren en trekt [benadeelde 9] mee.
Op 1:44:27 valt [benadeelde 9] op de grond.
[benadeelde 10] maakt een zwaaiende beweging in de richting van [medeverdachte 1] . [benadeelde 10] valt vervolgens zelf naar achteren en [medeverdachte 1] deinst wat naar achteren. Op dat moment is [benadeelde 9] niet meer het centrum van conflict.
Op 1:44:28 valt [benadeelde 10] op de grond.
[verdachte] maakt vervolgens een schoppende beweging in de richting van de opstaande [benadeelde 9] . [medeverdachte 1] slaat en [medeverdachte 2] schopt de op de grond liggende [benadeelde 10] .
Op 1:44:31 komt [benadeelde 10] overeind. Hij wordt dan geslagen door [medeverdachte 1] en er wordt naar hem geschopt door [medeverdachte 4] , [betrokkene] en [verdachte] . [benadeelde 10] valt weer op de grond en wordt dan geschopt door [medeverdachte 2] . [benadeelde 10] krabbelt weer op en wordt dan geslagen door [medeverdachte 3] . Terwijl [benadeelde 10] overeind blijft, wordt er gelijktijdig van drie verschillende kanten naar hem geslagen door [betrokkene] , [verdachte] en [medeverdachte 1] .
Op 1:44:33 loopt [medeverdachte 6] richting het gevecht.
Op 1:44:35 komt [medeverdachte 3] van opzij en geeft [benadeelde 10] een harde klap in het gezicht. [benadeelde 10] wankelt en wordt vervolgens van verschillende kanten geslagen door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Op 1:44:36 maakt [benadeelde 10] een zwaaiende beweging in de richting van [medeverdachte 3] .
Op 1:44:37 valt [benadeelde 10] achterover op de grond. [medeverdachte 6] maakt een zwaaiende beweging richting [benadeelde 10] .
Op 1:44:38 [medeverdachte 1] stapt naar voren en houdt zijn lichaam in balans door beide uitgestrekte armen. Hij leunt iets achterover. Hij brengt zijn linkerbeen ter hoogte van het bovenlichaam c.q. de rechterschouder van [benadeelde 10] versneld naar beneden in een dubbele neerwaartse beweging. De beweging is niet in één keer, er zit een hapering in de beweging. Vervolgens verplaatst hij zijn gewicht op zijn linkerbeen en hij verplaatst zijn rechterbeen in een krachtige beweging van achteren naar voren, waarbij hij zijn heupen ook meedraait, in de richting van het hoofd van [benadeelde 10] .
Vervolgens wordt [medeverdachte 1] weggeleid van [benadeelde 10] en trapt [verdachte] één keer op de benen van [benadeelde 10] in een neerwaartse beweging en schopt daarna één keer tegen de benen van [benadeelde 10] aan met een zwaaiende beweging.
[benadeelde 10] is als gevolg van het op hem uitgeoefende geweld buiten bewustzijn geraakt. [11]
Als gevolg van het geweld hebben [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 9] en [benadeelde 10] pijn en letsel opgelopen. Het letsel bestond uit:
[benadeelde 6] : een gebroken neus, een scheurtje in zijn linker neusvleugel en een tand door de lip;
[benadeelde 7] : een blauw oog;
[benadeelde 9] : een bloedneus;
[benadeelde 10] : een gebroken duim, een opgezwollen enkel, een blauw oog en blauwe plekken op beide armen.
1.2
Splitsing: twee afzonderlijke geweldplegingen
Aan verdachte is het geweld bij [locatie 1] en [locatie 2] ten laste gelegd als één feitelijk geheel. Ter zitting in hoger beroep is door het openbaar ministerie gerekwireerd dat – overeenkomstig het vonnis van de rechtbank – wordt uitgegaan van twee geweldplegingen.
Het hof volgt op dit onderdeel het oordeel van de rechtbank en neemt haar overweging over:
De rechtbank (…) verwijst hierbij naar de verklaringen van [benadeelde 10] , [benadeelde 9] en [medeverdachte 3] . Ook wijst de rechtbank op de camerabeelden van de gebeurtenissen voor [locatie 2] . Uit die beelden en de daarbij weergegeven tijdsaanduidingen volgt ook dat de confrontatie voor [locatie 2] pas begint, geruime tijd nádat de groep van verdachten richting [locatie 1] loopt en ook enige tijd nádat [benadeelde 6] , kennelijk gewond, uit de richting van [locatie 1] komt. Eerst heeft er (openlijk) geweld plaatsgevonden voor [locatie 1] , tegen [benadeelde 7] en [benadeelde 6] ; zij kregen klappen. Na deze klappen was dit geweld voorbij en liepen [benadeelde 7] en [benadeelde 6] weg. Korte tijd daarna ontstond er opnieuw geweld, dit keer voor [locatie 2] , waar [benadeelde 9] en [benadeelde 10] door verdachte en medeverdachten, werden geslagen en geschopt. Het geweld heeft kortom plaatsgevonden op twee verschillende momenten, op twee verschillende plekken, met andere slachtoffers en deels met andere daders. Dit maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van twee afzonderlijke gebeurtenissen.
Het hof zal – evenals de rechtbank – voor iedere gebeurtenis ook afzonderlijk beoordelen of er sprake was van deelname aan openlijk geweld.

2.Bewijsoverwegingen [locatie 1]

2.1
Vrijspraak openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 8] (feit 2)
Evenals de rechtbank en zoals gevorderd door de advocaten-generaal spreekt het hof verdachte vrij van het openlijk geweld tegen [benadeelde 8] .
Uit het dossier blijkt niet duidelijk wanneer, waar, hoe en door wie er geweld tegen [benadeelde 8] is gebruikt, waardoor niet kan worden vastgesteld dat verdachte een significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld tegen [benadeelde 8] heeft geleverd.
2.2
Vrijspraak openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 7] en [benadeelde 6] (feit 2)
Evenals de rechtbank en zoals gevorderd door de advocaten-generaal spreekt het hof verdachte vrij van het openlijk geweld tegen [benadeelde 7] en [benadeelde 6] . Uit niets blijkt dat verdachte enige rol heeft gespeeld bij het openlijk geweld voor [locatie 1] tegen [benadeelde 7] en [benadeelde 6] .

3.Bewijsoverwegingen [locatie 2]

3.1
Openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 9] en [benadeelde 10] (feit 2)
Verdachte heeft tegenover de politie, maar ook ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep, erkend dat hij [benadeelde 9] heeft geslagen en [benadeelde 10] heeft geslagen en geschopt.
Op grond van de feitenvaststelling en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest stelt het hof vast dat verdachte zich aan het begin bij de groep voegt die bij [benadeelde 9] staat. Het geweld begint met een klap van een medeverdachte aan [benadeelde 9] , waarna het geweld zich voortzet tegen [benadeelde 9] en vervolgens ook tegen [benadeelde 10] . [benadeelde 9] en [benadeelde 10] worden door verdachte en zijn medeverdachten geslagen en gestompt en tegen de grond gewerkt. [benadeelde 10] wordt meerdere keren geschopt. Ook wordt er door een medeverdachte met een stoel in de richting van [benadeelde 10] gegooid.
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [betrokkene] en/of [medeverdachte 6] schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen [benadeelde 9] en [benadeelde 10] . Verdachte heeft aan dit in vereniging (in de openbaarheid) gepleegde geweld een significante en wezenlijke bijdrage geleverd. Hij was vanaf het begin aanwezig, is – terwijl [benadeelde 9] door medeverdachten wordt geslagen – naar [benadeelde 9] toe bewogen, heeft hem naar achteren getrokken en heeft vrijwel tegelijk met zijn medeverdachten [betrokkene] en [medeverdachte 4] een schoppende beweging gemaakt in de richting van [benadeelde 9] op het moment dat hij probeert op te staan. Ook heeft verdachte [benadeelde 10] geschopt en geslagen.
Strafverzwarende omstandigheid [benadeelde 10] (feit 2)
Als gevolg van het op [benadeelde 10] uitgeoefende geweld is hem letsel toegebracht, bestaande uit: een gebroken duim, een opgezwollen enkel, een blauw oog en blauwe plekken op beide armen. Het hof kwalificeert dit letsel als ‘enig lichamelijk letsel’.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of één of meerdere letsels bij [benadeelde 10] zijn veroorzaakt door het handelen van verdachte.
Vooropgesteld wordt dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de zwaardere strafbedreiging van artikel 141, tweede lid onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht alleen van toepassing is op de verdachte die zelf het bewezenverklaarde letsel heeft toegebracht. De verdachte kan op grond van deze bepaling niet strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor het door zijn mededaders in het kader van het openlijke geweld veroorzaakte letsel.
Voor het letsel geldt dat ook door anderen geweld tegen [benadeelde 10] is uitgeoefend dat geëigend kan zijn dit lichamelijk letsel toe te brengen. Niet bewezen kan worden dat (juist) het door verdachte gepleegde geweld dat overige lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad. Dit staat aan toerekening in de weg.
3.2
Geweld tegen [benadeelde 10] (feit 1)
Voor de beoordeling van de vraag of het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als (het medeplegen van) een poging tot doodslag dan wel zware mishandeling van [benadeelde 10] gaat het hof nader in op het door verdachte en zijn medeverdachten gebruikte geweld.
Op grond van de feitenvaststelling en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest stelt het hof vast dat [benadeelde 10] op enig moment op de grond belandt. Vanaf dat moment wordt hij – terwijl hij probeert op te staan – door verdachte en zijn medeverdachten bij voortduring en van verschillende kanten met kracht geslagen en geschopt. Er is sprake van fors en heftig groepsgeweld. Nadat [benadeelde 10] voor de tweede keer is opgekrabbeld en al vele malen is geschopt en geslagen, wordt hij weer van verschillende kanten geslagen. Hij krijgt een harde stomp in zijn gezicht van [medeverdachte 3] . Terwijl hij wankelt, wordt hij van verschillende kanten geslagen door medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , onder meer ook tegen zijn hoofd. Als hij ten gevolge daarvan achterover op de grond valt wordt – terwijl hij weerloos op de grond ligt – door [medeverdachte 1] een krachtige stampende beweging ter hoogte van het bovenlichaam dan wel rechterschouder van [benadeelde 10] gemaakt en richting zijn hoofd geschopt. Verdachte schopt vervolgens nog tweemaal tegen zijn benen. [benadeelde 10] blijft bewusteloos op de grond liggen.
Medeplegen en opzet
Het hof stelt voorop dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Een vooropgezet plan hoeft aan het medeplegen niet ten grondslag te liggen, want medeplegen kan ook als een opwelling uit de situatie voortspruiten en zelfs stilzwijgend plaatsvinden. Ook is niet nodig dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, maar de samenwerking moet wel intensief zijn. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan de bewuste en nauwe samenwerking onder meer blijken uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol van de verdachte in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict en het belang daarvan, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. In dit opzicht kan ook de aard van het delict een rol spelen.
Verder is van belang dat niet is vereist dat iedere medepleger exact op de hoogte is van de bijdragen van de andere medepleger(s) aan het strafbare feit. Wel dient er bij de medepleger sprake te zijn van een zogenoemd 'dubbel' opzet dat ziet op het tot stand brengen van het feit als op de samenwerking met de andere dader of daders.
Nauwe en bewuste samenwerking
Uit de hiervoor vastgestelde feiten volgt dat niet alleen verdachte maar ook zijn medeverdachten geweld tegen [benadeelde 10] hebben gebruikt. De vraag is of sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten dat dit kan worden aangemerkt als medeplegen.
Vastgesteld is dat zowel verdachte als zijn medeverdachten zowel gelijktijdig als afwisselend, kort na elkaar, en bij voortduring [benadeelde 10] hebben geslagen, gestompt en geschopt, zoals hiervoor omschreven. De verdachten stonden hierbij om [benadeelde 10] heen.
Ook is vastgesteld dat aan het eind van het gevecht [medeverdachte 1] richting het hoofd van de op de grond liggende [benadeelde 10] schopt en dat verdachte vervolgens tegen de benen van de bewusteloos op de grond liggende [benadeelde 10] schopt.
Voorgaande vaststellingen leiden tot het oordeel dat sprake is geweest van een gezamenlijke geweldsuitoefening waarbij verdachte en zijn medeverdachten zich dusdanig hebben gemanifesteerd door tegelijk en achtereenvolgens (fors) geweld op [benadeelde 10] uit te oefenen dat daaruit kan worden afgeleid dat zij bewust hebben samengewerkt. Daarvoor is niet vereist – anders dan de verdediging heeft betoogd – dat verdachte precies weet welke handelingen door zijn medeverdachten worden verricht. Verdachte was zich er – ook naar eigen zeggen – bewust van dat sprake was van een groepsgevecht. De verdachten hebben ieder voor zich een substantieel en rechtstreeks aandeel gehad in het door hen uitgeoefende geweld. Op grond hiervan oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
(Voorwaardelijk) opzet
Voor een bewezenverklaring moet verder worden vastgesteld dat verdachte en zijn medeverdachten door hun handelen (voorwaardelijk) opzet op de dood, dan wel opzet op zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde 10] hebben gehad.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood of zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de feitenvaststelling en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest volgt dat verdachte en zijn medeverdachten fors geweld op [benadeelde 10] hebben uitgeoefend. Zij hebben hem bij voortduring geslagen, gestompt, ook tegen het gezicht en (achter)hoofd, en geschopt. [benadeelde 10] wordt terwijl hij ligt door [medeverdachte 1] richting zijn hoofd geschopt en vervolgens schopt verdachte nog tegen zijn benen.
In het algemeen kan worden gesteld dat in het geval van groepsgeweld, waarbij een medepleger de feitelijke gang van zaken niet in de hand heeft, een andere invulling en afloop van het gronddelict dikwijls zit ingebakken in de rol en het opzet van de medepleger. Toch oordeelt het hof in deze zaak anders. Uit het verloop van het gevecht volgt dat het opzet van [medeverdachte 1] , op het moment waarop hij richting het hoofd van de op de grond liggende [benadeelde 10] schopt, substantieel verder gaat dan waar het opzet van verdachte (die tegen de benen van [benadeelde 10] schopt) op is gericht, waardoor het opzet van hun beider handelen wezenlijk uiteenloopt. Dit brengt mee dat het hof – anders dan de advocaten-generaal – bij de beoordeling van het opzet van verdachte het schoppen richting het hoofd door [medeverdachte 1] niet in aanmerking neemt.
Het hof overweegt dat het meermalen met kracht met de vuist stompen onder meer tegen het hoofd zoals door verdachte en zijn medeverdachten is gedaan resulteert in een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid op zwaar lichamelijk letsel aan hoofd, hersenen en/of nek (zoals ernstige breuken van de nek, schedel en/of oogkas, mogelijk in combinatie met bloedingen onder de schedel of ander hersenletsel). Het hof neemt daarbij in aanmerking dat uit de camerabeelden blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten met aanzienlijke kracht hebben uitgehaald onder meer tegen en richting het gezicht en hoofd van [benadeelde 10] . [benadeelde 10] valt als gevolg van de klappen meermalen op de grond. Daar komt bij dat op de camerabeelden is te zien dat het [benadeelde 10] nauwelijks lukt om zich te beschermen.
Anders dan de advocaten-generaal is het hof van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat door het handelen van verdachte en zijn medeverdachten de kans aanmerkelijk was dat [benadeelde 10] zodanig ernstig gewond zou raken dat hij daaraan zou komen te overlijden. Dat het oordeel van het hof afwijkt wordt (deels) verklaard doordat het hof – anders dan de advocaten-generaal – het geweld aan het eind van het gevecht buiten beschouwing laat bij de beoordeling van de aan verdachte verweten gedragingen. Uit de door het hof vastgestelde handelingen kan zonder medische verklaring of andersoortige informatie over het letsel (als indicatie voor de kracht) geen levensbedreigend risico worden afgeleid.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat verdachte met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [benadeelde 10] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat sprake is van bewuste aanvaarding leidt het hof af uit de uiterlijke verschijningsvorm. Het handelen van verdachte en zijn medeverdachten is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm – vooral het samen met zijn medeverdachten bij voortduring hard slaan tegen en richting het hoofd – zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg daadwerkelijk heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is niet gebleken. Er is dus sprake van (voorwaardelijk) opzet op het gronddelict.
Het onder 1 subsidiair tenlastegelegde acht het hof wettig en overtuigend bewezen.

4.Bewijsoverwegingen [locatie 3]

4.1
De feiten: wat is er gebeurd?
Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 14 juli 2021 korte tijd nadat door verdachte en medeverdachten fors geweld was gepleegd voor [locatie 1] en [locatie 2] gingen verdachte en de medeverdachten over de boulevard in de richting de [locatie 3] . Op straat ter hoogte van de [locatie 3] komt het tot een confrontatie tussen (een deel van) de groep van verdachte en een groep mannen, te weten: [slachtoffer] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 4] (hierna: de groep uit [plaats 2] ).
Na een korte woordenwisseling loopt het uit de hand als [medeverdachte 1] een eerste klap uitdeelt. [12] Op dat moment staan verdachte en [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 1] . [13] Er ontstaat een massale vechtpartij waarbij door verschillende personen uit de groep van verdachte verschillende vormen van geweld worden uitgeoefend tegen de personen van de groep uit [plaats 2] . De groep uit [plaats 2] deed niet veel terug. [14]
In korte tijd volgt vanuit de groep van verdachte onder meer het volgende geweld: [benadeelde 4] krijgt een klap op zijn gezicht en er wordt geprobeerd hem te tackelen. [slachtoffer] wordt op zijn hoofd geslagen, valt op de grond en wordt vervolgens tegen zijn hoofd geschopt. [benadeelde 5] rent weg en wordt tijdens het wegrennen geslagen. [benadeelde 2] wordt tegen de grond gebeukt. Terwijl [benadeelde 2] op de grond ligt wordt hij twee keer tegen zijn hoofd geschopt, waardoor hij buiten bewustzijn raakt. [benadeelde 3] wordt geschopt, geslagen en geduwd.
Uit de beschikbare beelden volgt dat [slachtoffer] op de grond ligt op het moment dat [benadeelde 2] en [benadeelde 3] worden aangevallen. [15]
Als gevolg van het geweld heeft [benadeelde 3] blauwe plekken opgelopen en is [benadeelde 2] naast blauwe plekken en schaafwonden een gezwollen schedel en bulten op zijn hoofd toegebracht. [slachtoffer] is als gevolg van het geweld op 18 juli 2021 overleden.
Ten aanzien van de rol van verdachte stelt het hof bovendien vast dat verdachte:
  • aan het begin van het geweld aanwezig was;
  • [benadeelde 3] heeft geslagen en in zijn richting heeft geschopt;
  • samen met anderen achter [benadeelde 3] is aangerend als hij probeert te vluchten.
4.2
Openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] (feit 3)
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest acht het hof bewezen dat verdachte vanaf het begin deel uitmaakte van de groep die tegenover de groep uit [plaats 2] is gaan staan en dat hij binnen de geweldsexplosie die zich daar tegen die groep heeft afgespeeld vervolgens geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 3] , zoals hiervoor beschreven. Door zijn handelen heeft verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het (in de openbaarheid gepleegde) geweld tegen de gehele groep uit [plaats 2] gehad.
Evenals de rechtbank en de advocaten-generaal is het hof van oordeel dat het openlijk geweld voor de [locatie 3] juridisch niet uiteenvalt in meerdere kleine vechtpartijen tegen afzonderlijke personen, waarbij per verdachte moet worden beoordeeld tegen wie hij geweld heeft gepleegd. Dit gaat niet alleen in tegen de feitelijke situatie zoals die heeft plaatsgevonden – te weten: één massale aanval van de groep van verdachte tegen de groep uit [plaats 2] , waarbij op korte afstand van elkaar en binnen een kort tijdsbestek (deels) tegelijkertijd geweldshandelingen tegen de verschillende slachtoffers werden verricht – maar ook tegen de inhoud en ratio van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk het strafbaar stellen van openlijk en in verenigde krachten gepleegd (groeps)geweld tegen personen, waarbij niet iedere pleger zelf geweld moet hebben gepleegd tegen ieder slachtoffer. Voor een bewezenverklaring van het “in vereniging” plegen van geweld is – zoals eerder is overwogen – slechts vereist dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dat openlijke geweld.
Nu verdachte zich ervan bewust was dat ook anderen deelnamen aan de openlijke geweldpleging kan daaruit worden afgeleid dat verdachte opzet had op het in vereniging plegen van geweld.
Het voorgaande brengt mee dat het hof bewezen acht dat verdachte zich samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] . Ten aanzien van het openlijk geweld tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] geldt dat dit bovendien samen met [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] is gepleegd.
Strafverzwarende omstandigheid [benadeelde 3] (feit 3)
Aan verdachte is tenlastegelegd dat zijn bijdrage aan het openlijk geweld (zwaar) lichamelijk letsel bij [benadeelde 3] tot gevolg heeft gehad.
Niet ter discussie staat dat [benadeelde 3] als gevolg van het op hem uitgeoefende geweld blauwe plekken heeft opgelopen. Het hof kwalificeert dit letsel als ‘enig lichamelijk letsel’.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de zwaardere strafbedreiging van artikel 141, tweede lid onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht alleen van toepassing is op de verdachte die zelf het bewezenverklaarde letsel heeft toegebracht. De verdachte kan op grond van deze bepaling niet strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor het door zijn mededaders in het kader van het openlijke geweld veroorzaakte letsel.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of één of meerdere letsels bij [benadeelde 3] zijn veroorzaakt door het handelen van verdachte.
Zoals hiervoor is vastgesteld heeft verdachte [benadeelde 3] geschopt en geslagen. Het hof acht bewezen dat verdachte hierdoor een blauwe plek op het lichaam van [benadeelde 3] heeft veroorzaakt. Dat door anderen ook geweld tegen [benadeelde 3] is uitgeoefend staat niet in de weg aan het oordeel dat het handelen van verdachte een blauwe plek op het lichaam van [benadeelde 3] tot gevolg heeft gehad.
5
Conclusie
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. Het hof spreekt verdachte daarvan vrij.
De onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten acht het hof wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
hij, op 14 juli 2021 te [plaats 1] , in Spanje, tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 10] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- voornoemde [benadeelde 10] meermalen met kracht op/tegen het hoofd en het (boven)lichaam, heeft geslagen en gestompt en
- voornoemde [benadeelde 10] meermalen (met kracht) op/tegen het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt (terwijl voornoemde [benadeelde 10] op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op 14 juli 2021 te [plaats 1] , in Spanje, openlijk, te weten op de [weg] ter hoogte van [locatie 2] , op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [benadeelde 9] en [benadeelde 10] door:
- voornoemde [benadeelde 9] en [benadeelde 10] te duwen en/of naar de grond toe te brengen en met de vuist te stompen en te slaan en te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en het (boven)lichaam en met een stoel te gooien in de richting van voornoemde slachtoffer(s) en/of andere personen;
3.
hij, op 14 juli 2021 te [plaats 1] , in Spanje, openlijk, te weten op de [weg] ter hoogte van bar [locatie 3] , op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] en [benadeelde 2] door:
- voornoemde [slachtoffer] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 2] te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te brengen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel tengevolge heeft gehad, te weten:
- een blauwe plek op het lichaam bij [benadeelde 3] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
(bij [locatie 2] )
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten in de nacht van 14 juli 2021 op Mallorca tijdens het uitgaan schuldig gemaakt aan zinloos en excessief uitgaansgeweld. Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en openlijke geweldplegingen tegen zeven personen, waarbij door verdachte aan een persoon letsel is toegebracht.
Verdachte heeft zich zowel bij [locatie 2] als bij de [locatie 3] schuldig gemaakt aan openlijk geweld. Uit het dossier, waaronder ook de beelden die het hof heeft gezien, blijkt de enorme agressiviteit en felheid van de groep van verdachte in de verschillende gevechten.
Bij [locatie 2] heeft hij met anderen geweld gebruikt tegen [benadeelde 9] en [benadeelde 10] , waardoor [benadeelde 10] gewond is geraakt. Verdachte heeft richting [benadeelde 9] geschopt en hij heeft [benadeelde 10] meerdere keren geschopt en geslagen. [benadeelde 10] was een speelbal van het op hem door verdachte en zijn medeverdachten uitgeoefende geweld en is uiteindelijk buiten bewustzijn op de grond achtergebleven. Het geweld tegen [benadeelde 10] was zelfs zo hevig en intens dat [benadeelde 10] daardoor zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde 10] .
Bij de [locatie 3] , ongeveer een half uur later, gaat de groep van verdachte opnieuw over tot geweld. Zonder dat er voor verdachte enige wezenlijke aanleiding was, heeft hij zich met zijn medeverdachten op een groep mannen (te weten: [benadeelde 2] , [slachtoffer] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] ) gestort. Dat geweld had al meteen tot resultaat dat [slachtoffer] buiten bewustzijn op de grond achterbleef en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] gewond raakten door de slagen en trappen van verdachtes medeverdachten. Niettemin ging het geweld door tegen [benadeelde 3] en [benadeelde 2] . [benadeelde 2] wordt door een medeverdachte tegen de grond gebeukt en door twee medeverdachten tegen zijn hoofd geschopt, waarna hij bewusteloos blijft liggen. Ook wordt met een overmacht van meerdere personen, waaronder verdachte, geprobeerd [benadeelde 3] ten val te brengen en ook naar hem wordt geslagen en geschopt. Dat [benadeelde 3] niet is gevallen en zijn letsel beperkt is gebleven tot een aantal blauwe plekken, is niet aan verdachte en zijn medeverdachten te danken.
Dat het hier om ernstige feiten gaat met ook zeer ernstige gevolgen, behoeft geen betoog. Deze uiterst verwerpelijke gebeurtenissen, in het bijzonder de gevolgen van het daarbinnen uitgeoefende geweld tegen [slachtoffer] , hebben de samenleving in hoge mate geschokt.
Bovendien zorgt dit soort geweld voor gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving. Dat deze gevoelens nog langere tijd kunnen blijven bestaan blijkt ook uit de verklaringen van slachtoffers. Dat verdachte zich meermaals en ook in korte tijd schuldig heeft gemaakt aan deze geweldsfeiten wordt hem aangerekend.
Hoewel verdachte niet verantwoordelijk wordt gehouden voor de dood van [slachtoffer] heeft het hof wel bewezen geacht dat verdachte ook tegen hem openlijk geweld heeft gepleegd. In elk geval kan worden gezegd dat verdachte door zijn optreden mede heeft bijgedragen aan een situatie waarin het op dramatische wijze volkomen uit de hand is gelopen. Belangrijk om daarbij op te merken is dat het hof niet heeft vastgesteld dat verdachte (ook) daadwerkelijk zelf geweldshandelingen tegen [slachtoffer] heeft gepleegd. Het overlijden van [slachtoffer] is dan ook geen strafverzwarende omstandigheid in de zin van de wet, maar draagt wel bij aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan en heeft daarmee invloed op de hoogte van de op te leggen straf.
Het openbaar ministerie verwijt alle verdachten dat zij geen antwoord geven op de vraag wat er met [slachtoffer] is gebeurd. Het hof doet dit niet en overweegt – net als de rechtbank – als volgt. Er is in de media en ook ter zitting gesproken over ‘het geheim van Mallorca’. Daarbij is de veronderstelling opgeworpen dat betrokkenen meer weten over de dood van [slachtoffer] dan zij vertellen. Wat daar van zij, niet vastgesteld kan worden dat dit voor verdachte geldt. Alleen al daarom speelt dit geen rol bij de strafoplegging. Bij de op te leggen straf is alleen bepalend en kan ok alleen bepalend zijn wat ten laste van verdachte bewezen is verklaard.
Duidelijk moet zijn: of er nou is gescholden of gespuugd of wellicht een klap is uitgedeeld door (een van) de slachtoffers, voor het door verdachte en zijn medeverdachten gepleegde geweld bestaat geen enkele rechtvaardiging.
De persoon van verdachte
Verdachte heeft zich op achttienjarige leeftijd aan de bewezenverklaarde feiten schuldig gemaakt.
Het hof heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 30 oktober 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Wel heeft verdachte eenmaal een transactie voldaan wegens belediging van een ambtenaar en wederspannigheid. Dit weegt het hof niet in het nadeel voor verdachte mee.
Verder heeft het hof kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 25 januari 2022 van [gezondheidszorgpsycholoog] . Daarin heeft de psycholoog het volgende beschreven.
Bij verdachte is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische trekken, hetgeen zich uit in een verhoogde krenkbaarheid en problemen in het hanteren van zijn agressie. Ook tijdens het tenlastegelegde was daarvan sprake. Indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard lijkt er sprake te zijn van een geringe doorwerking van de problematiek in het gedrag van verdachte. Vanuit zijn bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische trekken reageert verdachte sneller dan gemiddeld agressief op provocaties. Dit kan versterkt worden onder invloed van middelengebruik. Verdachte voelt zich snel uitgedaagd en is gevoelig voor autoriteiten. Verdachte was de bewuste avond onder invloed van alcohol, maar was – vanuit eerder politiecontact – bekend met de ontremmende werking hiervan op hem. Tevens had verdachte voldoende zicht op de toelaatbaarheid van zijn handelen. Op basis van het bovenstaande wordt geadviseerd om verdachte het bewezenverklaarde enigszins verminderd toe te rekenen. De kans op recidive van strafbare feiten in algemene zin op korte termijn, wordt, zonder interventie, als laag tot matig geschat. Verdachte is de afgelopen twee jaar eerder met politie in aanraking gekomen. Hij heeft moeite om voldoende verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag en neigt tot externaliseren en bagatelliseren. Er is geen duidelijk beeld ontstaan rondom de intensiteit van zijn middelengebruik, wel zijn daar zorgen over, gezien het feit dat dit bij twee politiecontacten aan de orde is geweest. Nu verdachte niet gemotiveerd is voor behandeling en de genoemde zorgen niet deelt, kan dit een negatieve invloed hebben op de kans op recidive. Er zijn bijzonderheden in verdachtes ontwikkeling die bij een bewezenverklaring om aandacht vragen, zoals zijn emotieregulatie-vaardigheden, zijn alcoholgebruik en persoonlijkheidsontwikkeling. Hierbij kan worden gedacht aan een agressieregulatie- en een leefstijltraining als interventies. Door verdachte enige tijd binnen een juridisch kader te volgen in zijn ontwikkeling kunnen de huidige zorgen worden geobjectiveerd of worden geminimaliseerd. Indien er meer interventies nodig blijken, kan dit binnen het juridische kader aan de hand van gestelde voorwaarden worden vormgegeven. De psycholoog adviseert deze interventies vorm te geven in het kader van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf.
Ook heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadviezen van 30 september 2022, en 23 november 2023, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] bij Reclassering Nederland.
Uit het rapport van 30 september 2022 volgt dat de reclassering verdachtes psychosociaal functioneren, met name de emotie-agressieregulatie, als een risico verhogende factor ziet. Daarbij weegt zij mee dat verdachte diverse malen de controle is verloren – met en ook zonder alcoholgebruik. Voorts geeft zij aan dat er vraagtekens kunnen worden geplaatst bij verdachtes houding, gelet op zijn handelen in contact met leeftijdsgenoten, waarbij hij het gebruik van geweld niet schuwt. De reclassering heeft het beeld dat dit vooral wijst op vaardigheidstekorten in contacten met anderen op deze onderdelen. De reclassering ziet de thuissituatie, met name de ouders en zus, het beschikken over huisvesting, inkomen, dagbesteding naast de inschatting dat verdachte in staat en bereid is om van de huidige ervaring, begeleiding en interventies te kunnen leren als (mogelijke) beschermende factoren. De reclassering sluit zich aan bij de bevindingen van de psycholoog dat het volgen van vaardigheidstrainingen op het gebied van agressiebeheersing en leefstijl geïndiceerd is. Verdachte heeft zich aan de afspraken met de reclassering in het kader van de schorsingsvoorwaarden gehouden. Het was tijdens de meldplichtgesprekken echter moeilijk om tot verdieping van de gespreksthema’s te komen. Nu er sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling moet volgens de reclassering aan bovengenoemde vaardigheden gewerkt worden door middel van behandeling bij een forensische behandelinstelling. Verdachte is zich ervan bewust dat hij het nodige te leren heeft op het gebied van zelfreflectie en staat open voor begeleiding door een hulpverleningsinstantie. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, het ondergaan van ambulante behandeling bij [GGZ-instelling] of een soortgelijke forensische zorgverlener, een contactverbod met de slachtoffers en het mee werken aan middelencontrole.
Het in hoger beroep opgemaakte rapport van 23 november 2023 komt grotendeels overeen met de eerdere bevindingen. Uit dit rapport volgt dat verdachte zich nog zeer weinig betrokken voelt bij de strafzaak. Gelet op de eerdere veroordeling lijkt sprake van een (beginnend) delictpatroon voor agressie tijdens uitgaansmomenten. Verdachte heeft zijn leven in praktisch opzicht op orde. Hij loopt sinds eind april 2023 in een schorsing met bijzondere voorwaarden en houdt zich goed aan de meldplichtafspraken, het alcohol- en drugsverbod en het contactverbod met de slachtoffergroep. Het is echter, tijdens de toezichtgesprekken, in de afgelopen twee jaar, erg moeilijk gebleken om met verdachte tot een inhoudelijk gesprek te komen over gebeurtenissen in zijn leven, over keuzes die hij maakt en zijn beleving ervan. De reclassering constateert dat hij nog in bepekte mate in staat is tot zelfreflectie en tot het herkennen en benoemen van emoties. De reclassering is van mening dat de grond voor een behandeling voor emotieregulatie/agressiebeheersing nog aanwezig is. Verdachte is
zich bewust van deze problematiek en staat niet afwijzend tegenover behandeling door [GGZ-instelling] . Alle overige eerder opgelegde bijzondere voorwaarden zijn naar de mening van de
reclassering niet meer van toepassing. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag-gemiddeld.
Verminderde toerekeningsvatbaarheid
Het hof is met de psycholoog van oordeel dat verdachtes problematiek ook ten tijde van de tenlastegelegde feiten aan de orde was en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. Dit geldt voor alle bewezen verklaarde feiten. Het hof concludeert daarom dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte wordt toegerekend, en zal daarmee rekening houden bij de op te leggen straf.
Het volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten achttien jaar oud, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Op grond van artikel 77c Sr is het mogelijk om bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar af te wijken van die hoofdregel en toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De persoonlijkheid van een verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan moeten daarvoor dan aanleiding geven.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat deze uitzondering is ingevoerd om toepassing van het sanctiestelsel voor jeugdigen bij jongvolwassenen te bevorderen, wanneer dit, gelet op de ontwikkelingsfase van de jongvolwassene, de meest effectieve manier is om het gedrag in gunstige zin te beïnvloeden. Het doel daarbij is om zo ook de adolescent te stimuleren een verantwoorde rol in de samenleving op zich te nemen. Er wordt daarbij voornamelijk gedacht aan jongvolwassen verdachten van ernstige misdrijven, die als veelpleger te boek staan en die bijzonder kwetsbaar zijn. In die gevallen is er mogelijk sprake van een (forse) vrijheidsbenemende straf, waarbij de tenuitvoerlegging onder het jeugdrecht afwijkt van het volwassenenstrafrecht. Een belangrijk verschil daarbij is dat binnen een justitiële jeugdinrichting (JJI) een pedagogische aanpak mogelijk is. Ook kan er in de hiervoor genoemde gevallen eerder sprake zijn van oplegging van een maatregel met behandeling, waarvoor het jeugdrecht andere mogelijkheden biedt dan het volwassenenstrafrecht.
Dit is het uitgangspunt zoals het op dit moment geldt en door het hof zal worden gehanteerd. Met betrekking tot de door de raadsvrouw benoemde discussies ten aanzien van een mogelijke wijziging hiervan, overweegt het hof dat deze ontwikkeling niet zo eenduidig en pertinent is dat het hof daarin reden ziet een ander uitgangspunt te hanteren.
Het hof ziet geen aanleiding om in de zaak van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. De omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan geven hiertoe geen (enkele) reden. Ook is het hof van oordeel dat er – zowel ten tijde van het plegen van de feiten als op dit moment – geen noodzaak bestaat voor pedagogische beïnvloeding van verdachte. De indruk van verdachte zoals die ter zitting naar voren is gekomen en zoals die ook uit de rapportages blijkt, is die van een jongvolwassene die zijn leven op de rit heeft: hij studeert, heeft een bijbaan en een relatie. Verdachte woont bij zijn ouders, maar leidt in feite een zelfstandig leven. Uit het reclasseringsrapport van 23 november 2023 blijkt verder dat de reclassering geen redenen ziet om het jeugdstrafrecht te adviseren. Dit alles tezamen maakt dat het hof er niet van is overtuigd dat het sanctiestelsel van het jeugdstrafrecht de meest effectieve manier is om het gedrag van verdachte te beïnvloeden. Het verzoek van de verdediging tot toepassing van het jeugdstrafrecht wordt dan ook afgewezen.
De straf
Gezien de ernst van het geheel aan de mede door verdachte gepleegde feiten kan in dit geval niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof hecht belang aan een uniforme strafoplegging in hoger beroep. Om deze reden heeft het hof bij het bepalen van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en heeft het hof acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten, die met het onderhavige geval (grosso modo) vergelijkbaar zijn. De oriëntatiepunten gaan voor openlijke geweldpleging, als vertrekpunt van denken uit van een taakstraf voor de duur van 120 of 150 uren. Omgerekend naar een gevangenisstraf gaat het om respectievelijk 60 dagen en 75 dagen hechtenis. Het LOVS kent geen oriëntatiepunt voor een poging tot zware mishandeling, maar het enigszins vergelijkbare oriëntatiepunt voor een (voltooide) zware mishandeling door middel van bijvoorbeeld één of meer kopsto(o)t(en) en/of schoppen/trappen tegen het hoofd is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Alles afwegend en uitgaande van de veelheid aan de door verdachte gepleegde feiten en het aantal gemaakte slachtoffers acht het hof in dit geval in beginsel oplegging van een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan 113 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Het voorwaardelijk deel van deze straf is bedoeld om verdachte te stimuleren niet opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof ziet evenwel aanleiding om deze straf te matigen als gevolg van het nadeel dat door de extreem indringende media-aandacht voor verdachte is veroorzaakt. Verdachte werd door de publieke opinie vroegtijdig – en naar achteraf is gebleken onterecht – als een van de rechtstreeks verantwoordelijken voor de dood van [slachtoffer] gebrandmerkt. In de media werden volop portretten van verdachten, filmpjes, berichtjes en reacties gedeeld, ook werden de (volledige)persoonsgegevens van verdachte op internet geopenbaard. De op internet ontketende hetze heeft ernstige nadelige gevolgen voor de jongvolwassen verdachte en zijn omgeving gehad. Bovendien is algemeen bekend dat informatie, ook als het niet klopt, eenmaal op internet niet of nauwelijks kan worden uitgewist. De toekomstige werkgever die de naam van verdachte intoetst op Google zal waarschijnlijk direct worden gevoed met foutieve informatie over de mogelijke betrokkenheid van verdachte bij de dood van [slachtoffer] . Met deze ernstig nadelige gevolgen houdt het hof ten gunste van verdachte – en alle andere verdachten in de Mallorcazaak – rekening. Het hof benadrukt dat deze beslissing niet in het algemeen betekent dat een verdachte als hij te lijden heeft gekregen van indringende media-aandacht omtrent zijn strafzaak recht heeft op matiging van zijn straf.
Het voorgaande brengt mee dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van elf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 83 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij [GGZ-instelling] . Nu verdachte de opgelegde onvoorwaardelijke straf al in detentie heeft doorgebracht betekent dit dat verdachte niet opnieuw de gevangenis in hoeft, tenzij hij zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande wordt het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Geen vrijheidsbeperkende maatregel
Door de advocaten-generaal is ook de oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende het bevel aan verdachte zich te onthouden van contact met [benadeelde 1] en de slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 5] en [benadeelde 4] voor de duur van vijf jaren, gevorderd.
Gelet op de wetsgeschiedenis kan een maatregel ex artikel 38v Sr, zoals een contactverbod, slechts worden opgelegd indien dit strekt tot beveiliging van de maatschappij of de voorkoming van het – opnieuw – begaan van strafbare feiten terwijl de rechter er rekening mee moet houden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend naar personen toe zal gedragen.
Anders dan de advocaten-generaal is het hof van oordeel dat aan de voorwaarden voor oplegging van de maatregel niet is voldaan. Voor dit oordeel acht het hof het van belang dat na de pleegdatum op 14 juli 2021 geen enkele contactpoging is geweest met een van de slachtoffers en er ook geen concrete aanleiding is te veronderstellen dat verdachte een poging hiertoe zal ondernemen. Sterker nog: verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen contact zal opnemen met de nabestaanden en slachtoffers, tenzij dit contact vanuit hen gewenst zou zijn.
Het voorgaande maakt dat, hoewel het hof begrijpt dat de nabestaanden en/of slachtoffers oplegging van een contactverbod op prijs stellen, de maatregel niet wordt opgelegd.
Beslag
Teruggave beslag
Het hof gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2866155);
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2866157);
- broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2866159);
- broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2866161);
- computer (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2866188, Dell).
Conservatoir beslag
Het hof zal het conservatoir beslag niet opheffen aangezien aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. Na het onherroepelijk worden van die maatregel kan het bedrag waarop het beslag berust worden uitgewonnen ten behoeve van de benadeelde partij(en).
Benadeelde partijen
Nabestaanden en slachtoffers hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij hebben het hof verzocht om hoofdelijke toewijzing van hun vordering, en deze te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr aan verdachte op te leggen.
De vorderingen
Slachtoffers ‘ [locatie 1] ’
[benadeelde 6]
vordert een bedrag van in totaal € 3.082,51 (€ 332,51 materieel, € 2.500,00 immaterieel en € 250,00 proceskosten). Dit bedrag bestaat uit:
  • medische kosten: € 130,00;
  • reis- en parkeerkosten: € 77,51;
  • kleding: € 125,00;
  • immateriële schade: € 2.500,00;
  • eigen risico rechtsbijstandverzekering: € 250,00.
[benadeelde 7]
vordert een bedrag van in totaal € 2.702,50 (€ 862,50 materieel, € 1.750,00 immaterieel en € 90,00 proceskosten). Dit bedrag bestaat uit:
  • gederfde inkomsten: € 862,50;
  • immateriële schade: € 1.750,00;
  • reiskosten naar de rechtbank: € 90,00.
Slachtoffers ‘ [locatie 2] ’
[benadeelde 10]
vordert een bedrag van in totaal € 3.702,46 (€ 572,46 materieel, € 3.000,00 immaterieel en € 130,00 proceskosten). Dit bedrag bestaat uit:
  • reiskosten ziekenhuis Mallorca: € 45,66;
  • eigen risico: € 385,00;
  • reiskosten ziekenhuis Nederland: € 22,80;
  • horloge: € 119,00;
  • immateriële schade: € 3.000,00;
  • reiskosten naar de rechtbank: € 130,00.
[benadeelde 9]
vordert een bedrag van in totaal € 1.991,20 (€ 150,00 materieel, € 1.750,00 immaterieel en € 91,20 proceskosten). Dit bedrag bestaat uit:
  • schoenen: € 100,00;
  • T-shirt: € 50,00;
  • immateriële schade: € 1.750,00;
  • reiskosten naar de rechtbank: € 91,20.
Slachtoffers ‘ [locatie 3] ’
[benadeelde 2]
vordert een bedrag van in totaal € 8.241,74 (€ 3.241,74 materieel en € 5.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • AirBnB: € 158,68;
  • vliegticket Mallorca-Amsterdam: € 145,01;
  • huurwoning: € 2.292,15;
  • laminaat woning: € 645,90;
  • immateriële schade: € 5.000,00.
[benadeelde 5]
vordert een bedrag van in totaal € 17.237,97 (€ 12.237,97 materieel en
€ 5.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • AirBnB: € 158,68;
  • boot Palma-Ibiza: € 87,66;
  • ticket Ibiza-Amsterdam: € 152,45;
  • hotel hoofdstad Mallorca: € 56,63;
  • taxi ziekenhuis Mallorca: € 32,00;
  • eigen risico 2022 en 2023: € 575,40;
  • gederfde inkomsten: € 11.175,15;
  • immateriële schade: € 5.000,00.
[benadeelde 3]
vordert een bedrag van in totaal € 15.540,30 (€ 10.540,30 materieel en
€ 5.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • AirBnB: € 158,68;
  • boot Palma-Ibiza: € 87,66;
  • ticket Ibiza-Amsterdam: € 152,45;
  • hotel hoofdstad Mallorca: € 56,63;
  • taxi ziekenhuis Mallorca: € 40,00;
  • eigen risico 2022 en 2023: € 1.213,74;
  • kosten opvragen medische informatie: € 31,14;
  • gederfde inkomsten: € 8.800,00;
  • immateriële schade: € 5.000,00.
[benadeelde 4]
vordert een bedrag van in totaal € 6.318,64 (€ 1.318,64 materieel en € 5.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • AirBnB: € 158,68;
  • boot Palma-Ibiza: € 87,66;
  • ticket Ibiza-Amsterdam: € 152,45;
  • hotel hoofdstad Mallorca: € 56,63;
  • eigen risico: € 863,22;
  • immateriële schade: € 5.000,00.
Nabestaanden van [slachtoffer]
[benadeelde 1] (ouders van [slachtoffer] )
[benadeelde 1] vorderen een bedrag van in totaal € 69.100,63
(€ 9.350,63 materieel en € 59.750,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • vererfde letselschade: € 28.648,11;
  • overlijdensschade: € 40.452,52.
[benadeelde 11] (vriendin van [slachtoffer] )
[benadeelde 11] vordert een bedrag van in totaal € 218.057,00 (€ 198.057,00 materieel en
€ 20.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • gederfd levensonderhoud: € 198.057,00;
  • affectieschade: € 20.000,00.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaten-generaal hebben verschillende standpunten ingenomen ten aanzien van de vorderingen. Het hof zal hierop, voor zover nodig, hierna ingaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verschillende standpunten ingenomen ten aanzien van de vorderingen. Het hof zal hierop, voor zover nodig, hierna ingaan.
Het oordeel van het hof
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
In de gevallen waarin het geweld door verdachte in vereniging met één of meer anderen is gepleegd, stelt het hof vast dat in civielrechtelijk opzicht sprake is van groepsaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit geldt voor zowel de poging tot doodslag, als de poging tot zware mishandeling als het openlijk geweld. Dit brengt met zich dat iedere bij het groepsgeweld betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Er is namelijk steeds sprake geweest van bewuste gezamenlijke deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van het hof een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon (of personen) brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel of andere schade wordt toegebracht, en verdachte heeft dat risico voor lief genomen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Of aan verdachte zelf het opgelopen (zwaar) lichamelijk letsel is tenlastegelegd c.q. bewezenverklaard is daarbij niet van belang. Voor aansprakelijkheid krachtens artikel 6:166 BW is namelijk niet vereist dat een individu uit de groep zelf de schade heeft veroorzaakt om daarvoor in civielrechtelijke zin aangesproken te kunnen worden. De regeling beoogt buiten twijfel te stellen dat een deelnemer aan onrechtmatige gedragingen in groepsverband zich niet aan aansprakelijkheid voor de daaruit ontstane schade kan onttrekken met het causaliteitsverweer dat de schade ook zonder zijn deelneming aan de groep zou zijn ontstaan.
Slachtoffers ‘ [locatie 1] ’
[benadeelde 6] en [benadeelde 7]
Het hof zal de benadeelde partijen [benadeelde 6] en [benadeelde 7] niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen nu verdachte van het ten laste gelegde geweld jegens hen zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, zullen de benadeelde partijen in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Slachtoffers ‘ [locatie 2] ’
Verdachte heeft zich, met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [benadeelde 10] .
Verdachte heeft, met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [benadeelde 10] .
Verdachte heeft, met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [benadeelde 9] .
Hij is dus, samen met die medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die [benadeelde 10] en [benadeelde 9] daardoor hebben geleden.
[benadeelde 10]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten naar het ziekenhuis in Mallorca ter hoogte van
€ 45,66, de ziektekosten ter hoogte van € 385,00, de reiskosten naar het ziekenhuis in Nederland ter hoogte van € 22,80 en de kosten van het horloge van € 119,00 geldt dat zij allemaal voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot de door verdachte gepleegde strafbare feiten, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
Ten aanzien van de gevorderde € 119,00 voor het horloge overweegt het hof in het bijzonder dat het alleszins voorstelbaar is dat het horloge van de benadeelde partij tijdens het strafbare handelen van verdachte kapot is gegaan. Dit wordt bovendien ondersteund door de verklaring van [benadeelde 6] , die in zijn aangifte heeft verklaard dat hij een deel van het horloge van de benadeelde partij dat door de ruzie stuk was gegaan, op de grond zag liggen. Het hof acht de hoogte van het gevorderde bedrag redelijk en wijst deze schadepost dan ook toe.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen aan zijn neus en hoofd en in de vorm van een gebroken duim, en de benadeelde partij door het forse geweld op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op de aard van het letsel en de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van de gevorderde € 3.000,- billijk.
ProceskostenOp grond van artikel 238 Rv, eerste en tweede lid, komen reis-, verlet en verblijfkosten van de partij die aanspraak heeft op een proceskostenvergoeding alleen voor vergoeding in aanmerking indien niet alleen in persoon mag worden geprocedeerd, maar ook daadwerkelijk in persoon wordt geprocedeerd. In de onderhavige voegingsprocedure heeft de benadeelde partij geprocedeerd met behulp van een raadsvrouw, die ook ter terechtzitting – zowel in eerste aanleg als in hoger beroep – de vordering heeft toegelicht. Daarom komen de gevorderde kosten die verband houden met het bijwonen van de zitting niet voor vergoeding in aanmerking.
Het hof zal de vordering tot vergoeding van deze proceskosten daarom afwijzen en voor het overige de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij op nihil stellen.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II).
[benadeelde 9]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor de schoenen ter hoogte van € 100,00 en het T-shirt van € 50,00 geldt dat deze schadeposten voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit. Gelet op de onderbouwing acht het hof de hoogte van de gevorderde kosten ook redelijk. Het hof wijst deze schadeposten dan ook toe.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen aan zijn neus en hoofd. Gelet op de aard van het letsel en de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van een vergoeding van € 1.000,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
ProceskostenOp grond van artikel 238 Rv, eerste en tweede lid, komen reis-, verlet en verblijfkosten van de partij die aanspraak heeft op een proceskostenvergoeding alleen voor vergoeding in aanmerking indien niet alleen in persoon mag worden geprocedeerd, maar ook daadwerkelijk in persoon wordt geprocedeerd. In de onderhavige voegingsprocedure heeft de benadeelde partij geprocedeerd met behulp van een raadsvrouw, die ook ter terechtzitting – zowel in eerste aanleg als in hoger beroep – de vordering heeft toegelicht. Daarom komen de gevorderde kosten die verband houden met het bijwonen van de zitting niet voor vergoeding in aanmerking.
Het hof zal de vordering tot vergoeding van deze proceskosten daarom afwijzen en voor het overige de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij op nihil stellen.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II).
Slachtoffers ‘ [locatie 3] ’
Verdachte heeft, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] .
Verdachte heeft, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] .
Hij is dus, samen met die medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die de nabestaanden van [slachtoffer] en die [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] daardoor hebben geleden.
[benadeelde 2]
Materiële schade
AirBnB en vliegticket
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 158,68, en de kosten van het vliegticket van Mallorca naar Amsterdam ter hoogte van € 145,01 geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot de door verdachte gepleegde strafbare feiten, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte om begrijpelijke redenen eerder naar huis is gegaan, waardoor deze kosten op redelijke grond zijn gemaakt.
Huurkosten woning en laminaat
Ten aanzien van de kosten van de huurwoning ter hoogte van € 2.292,15 en de laminaatvloer ter hoogte van € 645,90 is het hof van oordeel dat deze schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd, in die zin dat het rechtstreeks verband tussen het strafbare feit en deze schade in dit geding onvoldoende is komen vast te staan. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij die vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
In hoger beroep is de grondslag van de vordering van de benadeelde partij uitsluitend het door verdachte jegens de benadeelde partij gepleegde strafbare feit en niet langer mede shockschade.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 aanhef en sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen aan onder meer zijn hoofd, en op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is meerdere keren geschopt terwijl hij op de grond lag en is door het geweld bewusteloos geraakt. Gelet op de aard van het letsel, de heftigheid van de geweldshandelingen die jegens de benadeelde partij zijn gepleegd en de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van de gevorderde € 5.000,- billijk.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II).
[benadeelde 5]
Materiële schade
AirBnB, bootticket, vliegticket en hotel
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 158,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45 en de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63 geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte om begrijpelijke redenen eerder naar huis is gegaan, waardoor deze kosten op redelijke grond zijn gemaakt.
Taxi
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de taxi naar het ziekenhuis op Mallorca ter hoogte van € 32,- geldt dat deze voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit. Het hof acht de hoogte van het gevorderde bedrag redelijk en wijst deze schadepost dan ook toe.
Eigen risico
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor het eigen risico van de zorgverzekering van 2022 en 2023 ter hoogte van € 575,40 geldt dat deze voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat deze schadepost voor vergoeding in aanmerking komt.
Gederfde inkomsten
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor gederfde inkomsten ter hoogte van € 11.175,15 geldt dat als voldoende vaststaand kan worden aangenomen dat de benadeelde partij als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft vanwege de gevolgen van het strafbare feit enige tijd niet kunnen werken en heeft daardoor inkomsten uit zijn werk misgelopen. De hoogte van de gederfde inkomsten is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De leidinggevende van de benadeelde partij heeft ter onderbouwing van de vordering uitgelegd hoe de bonusregeling van het bedrijf waar de benadeelde partij werkt, is geregeld. Zij heeft verklaard welke bonus de benadeelde partij in 2019 en 2020 heeft behaald, waarbij zij heeft aangehaald dat het bedrijf in 2020 minder omzet heeft behaald vanwege corona en de bonus van de benadeelde partij in dat jaar daarom lager is uitgevallen. In 2021 trok de markt weer aan en behaalde de benadeelde partij in het eerste halfjaar goede cijfers. Vanwege het strafbare feit dat verdachte heeft gepleegd jegens de benadeelde partij en de gevolgen die dit voor de benadeelde partij heeft gehad, heeft de benadeelde partij in het tweede deel van 2021 een aantal maanden niet gewerkt. Daarna is hij via een herstelplan weer langzaam aan de slag gegaan, maar hij heeft dat jaar niet meer kunnen bijdragen aan de omzet van het bedrijf. De leidinggevende van de benadeelde partij heeft beschreven wat de verwachte jaaromzet van de benadeelde partij in 2021 zou zijn geweest, gelet op zijn prestaties van het eerste halfjaar van 2021. Bij deze berekening is rekening gehouden met de coronaeffecten en zijn de traditionele overscores in het laatste kwartaal van het jaar niet meegenomen. Gelet op deze berekening zou de benadeelde partij in het tweede deel van 2021 een netto bonus van € 11.175,15 hebben verdiend. Het hof ziet geen reden om aan bovenstaande te twijfelen, nu de leidinggevende breed heeft gekeken naar de omzetverwachting van de benadeelde partij in het tweede deel van 2021 en hierin alle relevante informatie heeft meegewogen. Het hof wijst de gevorderde kosten voor gederfde inkomsten ter hoogte van € 11.175,15 dan ook toe.
Immateriële schade
In hoger beroep is de grondslag van de vordering van de benadeelde partij uitsluitend het door verdachte jegens de benadeelde partij gepleegde strafbare feit en niet langer mede shockschade.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 aanhef en sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van een vergoeding van € 3.000,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II).
[benadeelde 3]
Materiële schade
AirBnB, bootticket, vliegticket en hotel
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 158,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45 en de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63 geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte om begrijpelijke redenen eerder naar huis is gegaan, waardoor deze kosten op redelijke grond zijn gemaakt.
Taxi
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de taxi naar het ziekenhuis op Mallorca ter hoogte van € 40,- geldt dat deze voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit. Het hof acht de hoogte van het gevorderde bedrag redelijk en wijst deze schadepost dan ook toe.
Eigen risico
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor het eigen risico van de zorgverzekering van 2022 en 2023 ter hoogte van € 1.213,74 geldt dat deze voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat deze schadepost voor vergoeding in aanmerking komt.
Medische informatie
Ten aanzien van de kosten voor het opvragen van de medische informatie ter hoogte van € 31,14 van de benadeelde partij geldt dat deze schadepost voldoende is onderbouwd en in rechtstreeks verband staat tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder dat deze kosten geen betrekking hebben op een afschrift van het medisch dossier van de benadeelde partij, maar zien op een aparte verklaring die de huisarts van de benadeelde partij naar aanleiding van het strafbare feit heeft opgesteld. Deze kosten zijn daarom in redelijkheid gemaakt.
Gederfde inkomsten
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor gederfde inkomsten ter hoogte van € 8.800,00 geldt dat als voldoende vaststaand kan worden aangenomen dat de benadeelde partij als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft vanwege de gevolgen van het strafbare feit enige tijd niet kunnen werken en heeft daardoor inkomsten misgelopen. De hoogte van de gederfde inkomsten is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Het hof zal de gevorderde kosten voor gederfde inkomsten ter hoogte van € 8.800,00 dan ook toewijzen.
Immateriële schade
In hoger beroep is de grondslag van de vordering van de benadeelde partij uitsluitend het door verdachte jegens de benadeelde partij gepleegde strafbare feit en niet langer mede shockschade.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 aanhef en sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van een vergoeding van € 3.000,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II).
[benadeelde 4]
Materiële schade
AirBnB, bootticket, vliegticket en hotel
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 158,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45 en de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63 geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte om begrijpelijke redenen eerder naar huis is gegaan, waardoor deze kosten op redelijke grond zijn gemaakt.
Eigen risico
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor het eigen risico van de zorgverzekering van 2022 ter hoogte van € 863,22 geldt dat deze schadepost voldoende is onderbouwd en in rechtstreeks verband staat tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Immateriële schade
In hoger beroep is de grondslag van de vordering van de benadeelde partij uitsluitend het door verdachte jegens de benadeelde partij gepleegde strafbare feit en niet langer mede shockschade.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 aanhef en sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van een vergoeding van € 3.000,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II).
Nabestaanden van [slachtoffer]
[benadeelde 1] (ouders van [slachtoffer] )
[benadeelde 1] vorderen (mede namens zijn broer) een bedrag van € 28.648,11 aan letselschade van [slachtoffer] , welke vordering door vererving onder algemene titel op hen is overgegaan. Dit bedrag valt uiteen in een ziekenhuisdaggeldvergoeding ter hoogte van
€ 155,00, reis- en verblijfkosten naar en op Mallorca van de ouders, broer en vriendin van [slachtoffer] ter hoogte van € 3.743,11 en immateriële schade (smartengeld) ter hoogte van € 24.750,00 voor de periode die [slachtoffer] in het ziekenhuis heeft gelegen zonder kwaliteit van leven.
Voorts vorderen [benadeelde 1] een bedrag van € 40.452,52 aan overlijdensschade, bestaande uit affectieschade ter hoogte van € 35.000,00 (tweemaal € 17.500,-) en uitvaartkosten ter hoogte van € 5.452,52.
Materiële schade (al dan niet vererfd)
Ziekenhuisdaggeldvergoeding
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de gevorderde ziekenhuisdaggeldvergoeding ter hoogte van € 155,00 het rechtstreeks gevolg is van het strafbare handelen van verdachte. De schadepost is voldoende onderbouwd. Het hof acht de kosten redelijk en wijst de vordering dan ook toe.
Reiskosten
De grondslag voor de gevorderde reis- en verblijfskosten naar en op Mallorca is ‘verplaatste schade’, zoals bedoeld in art. 6:107, eerste lid onder a, BW. Dit betreft kosten die het slachtoffer, als niet de derde maar hijzelf deze zou hebben gemaakt, van de verdachte had kunnen vorderen. De ouders, broer en vriendin van [slachtoffer] behoorden tot de kring van directe naasten van [slachtoffer] . Gelet op de toestand waarin [slachtoffer] verkeerde als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit jegens hem, acht het hof het voorstelbaar en redelijk dat hij zijn ouders, broer en vriendin in zijn nabijheid wilde hebben. Nu [benadeelde 1] de reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegtickets van de broer en vriendin) hebben gemaakt ten behoeve van [slachtoffer] , zijn zij ten aanzien van deze kosten vorderingsgerechtigd. Het hof acht de hoogte van de kosten redelijk en wijst de vordering dan ook toe.
Uitvaartkosten
Ten aanzien van de gevorderde uitvaartkosten ter hoogte van € 5.452,52 geldt dat deze schadepost voldoende is onderbouwd, en in rechtstreeks verband staat tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat deze schadepost voor vergoeding in aanmerking komt.
Immateriële schade (al dan niet vererfd)
Vererfde immateriële schade
Op grond van artikel 6:95, tweede lid, BW kan een vordering ter zake immateriële schade onder algemene titel overgaan als de gerechtigde aan de wederpartij heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken. Het hof is van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 BW) onaanvaardbaar zou zijn indien verdachte zich erop zou kunnen beroepen dat [slachtoffer] , die na het door de groep van verdachte toegebrachte letsel niet meer bij bewustzijn is geweest, geen mededeling heeft gedaan dat hij aanspraak maakt op vergoeding van door hem geleden immateriële schade. Het hof is aldus van oordeel dat de vordering van [slachtoffer] op verdachte voor immateriële schadevergoeding vatbaar is voor vererving.
De gevorderde immateriële schade van [slachtoffer] ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 aanhef en sub b BW voor toewijzing gereed, omdat verdachte door het gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, ten gevolge waarvan hij na vijf dagen in het ziekenhuis uiteindelijk is komen te overlijden. Het hof acht toewijzing van de gevorderde
€ 24.750,00 billijk.
Affectieschade
Op grond van artikel 6:108 lid 3 BW hebben nabestaanden ook recht op vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade (affectieschade). Conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade (overlijden door een misdrijf van een meerderjarig uitwonend kind) zal aan beide ouders worden toegewezen het gevorderde bedrag van € 17.500,00, dus in totaal
€ 35.000,00.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 11] (vriendin van [slachtoffer] )
De benadeelde partij vordert in hoger beroep een bedrag van € 198,057,00 aan gederfd levensonderhoud en € 20.000,00 affectieschade. De schadeposten ‘het op andere wijze voorzien in het huishouden en ‘het op andere wijze voorzien in klussen in en om het huis’ zijn in hoger beroep vervallen.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 198,057,00 aan gederfd levensonderhoud. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De vordering tot vergoeding van schade uit gederfd levensonderhoud is gebaseerd op artikel 6:108, eerste lid, onder c, BW. Deze bepaling luidt als volgt.
“Artikel 6:108 BW:
1. Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is overlijdt, is die ander verplicht tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud:
(…)
c. aan degenen die reeds vóór de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, met de overledene in gezinsverband samenwoonden en in wier levensonderhoud hij geheel of voor een groot deel voorzag, voor zover aannemelijk is dat een en ander zonder het overlijden zou zijn voortgezet en zij redelijkerwijze niet voldoende in hun levensonderhoud kunnen voorzien;”
Het hof dient allereerst de vraag te beantwoorden of de benadeelde partij tot de kring behoort van personen die op grond van deze bepaling in beginsel aanspraak kunnen maken op schadevergoeding wegens gederfd levensonderhoud.
Het hof neemt bij het beantwoorden van deze vraag de feitelijke situatie als uitgangspunt en overweegt als volgt.
Ter onderbouwing van de vordering heeft de benadeelde partij verschillende verklaringen overgelegd van haar ouders, haar vrienden, collega’s en werkgever, vrienden van [slachtoffer] en buurtbewoners van [slachtoffer] . Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling van deze verklaringen enige behoedzaamheid geboden is, vanwege het partijbelang dat deze personen zouden kunnen hebben. Het hof is van oordeel dat uit deze verklaringen duidelijk naar voren komt dat de benadeelde partij in 2017 een relatie met [slachtoffer] kreeg en in 2019 feitelijk gezien bij hem was ingetrokken. In het licht van de verschillende verklaringen, die niet enkel van de familie en naasten van de benadeelde partij afkomstig zijn maar ook van bijvoorbeeld buurtbewoners, tezamen met de inhoud van de verklaringen, die een eenduidig beeld geven van de situatie en op essentiële onderdelen overeenkomen, is het hof van oordeel dat de overgelegde verklaringen geloofwaardig zijn en de feitelijke situatie juist weergeven. De verklaringen worden daarnaast ondersteund door Hello Fresh-facturen van verschillende data, waaruit blijkt dat de benadeelde partij maaltijden bestelde voor twee personen en liet bezorgen aan het adres in [plaats 2] . Het hof acht op basis van het voorgaande aannemelijk dat de benadeelde partij in gezinsverband samenwoonde met [slachtoffer] .
Dat de benadeelde partij niet ingeschreven stond op het adres van [slachtoffer] , doet hieraan niet af, nu dit geen vereiste is voor het aantonen van het in gezinsverband samenwonen.
Het gegeven dat de benadeelde partij in haar belastingaangifte niet heeft aangegeven dat zij fiscaal partner van [slachtoffer] was, maakt het voorgaande ook niet anders. De benadeelde partij was namelijk geen fiscaal partner van [slachtoffer] , omdat zij niet aan de voorwaarden hiervoor voldeed.
Om aangemerkt te worden als fiscaal partner worden twee situaties onderscheiden.
De partners zijn getrouwd of hebben een geregistreerd partnerschap;
De partner zijn niet getrouwd en hebben geen geregistreerd partnerschap, maar staan wel ingeschreven op hetzelfde adres. Bovendien moet in dat geval nog voldaan worden aan een extra voorwaarde.
De benadeelde partij was niet gehuwd met [slachtoffer] en had geen geregistreerd partnerschap met hem gesloten. Ook stond ze niet ingeschreven op hetzelfde adres als [slachtoffer] . Hierdoor kon de benadeelde partij geen fiscaal partner van [slachtoffer] zijn.
Het hof stelt aldus vast dat de benadeelde partij feitelijk in gezinsverband samenwoonde met [slachtoffer] .
Nu [slachtoffer] de hypotheekkosten betaalde voor de woning waarin de benadeelde partij verbleef en uit de overgelegde stukken voorts blijkt dat hij meer verdiende dan de benadeelde partij, stelt het hof voorts vast dat [slachtoffer] voor een deel in het levensonderhoud van de benadeelde partij voorzag.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld welk bedrag aan gederfd levensonderhoud toewijsbaar is.
Voor de berekening van het gevorderde gederfde levensonderhoud is aangesloten bij de nieuwe rekenmethodiek overlijdensschade. Deze methodiek is een binnen de rechtspraak algemeen geaccepteerde rekenmethode voor de berekening van overlijdensschade. Op basis hiervan is aan de hand van onderbouwde en verifieerbare uitgangspunten berekend wat de omvang is van het door de benadeelde partij gederfde levensonderhoud. De post gederfd levensonderhoud is gebaseerd op het met de rekentool van De Bureaus - Analyse & Rekenen opgestelde rapport van 7 december 2023 en is als volgt gespecificeerd:
1. Schade tot kapitalisatiedatum: € 26.183,00
2. Schade na kapitalisatiedatum: € 171.874,00
3. Totale schade: € 198.057,00
De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij voor deze post niet-ontvankelijk wordt verklaard, waarbij een aantal van de gehanteerde uitgangspunten wordt betwist. De verdediging vindt dat gelet op deze aandachtspunten de overlijdensschade alleen is vast te stellen met een nadere onderbouwing of bewijslevering. Verdere behandeling levert een onevenredige belasting op van het strafproces.
Dat de verdediging enkele kanttekeningen en bedenkingen heeft opgeworpen, maakt op zichzelf genomen niet dat daarom de vordering te ingewikkeld is en de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Dat zou het te makkelijk maken om op niet-ontvankelijkheid aan te sturen.
Het hof stelt vast dat – gezien de onderbouwde en verifieerbare uitgangspunten van het rapport gemaakt met de rekentool van De Bureaus - Analyse & Rekenen – aan een deel van de kanttekeningen die de verdediging heeft opgeworpen is tegemoetgekomen door de benadeelde partij. Zo is vanaf 2023 gerekend met een rendementspercentage van 0,5% en is de fiscale component € 0,00 geworden. De verdediging heeft de vordering voor het overige inhoudelijk niet, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist. Het rekenen met een termijn van tien jaren komt het hof , mede gelet op de levensfase van zowel de benadeelde partij als [slachtoffer] , niet onjuist en niet onredelijk voor. De argumenten van de verdediging die hiertegen zijn ingebracht, zijn niet dermate zwaarwegend dat het hof tot een andersluidend oordeel zou moeten komen. Aldus komt het hof tot de conclusie dat bij de benadeelde partij sprake is van gederfd levensonderhoud voor het bedrag van € 198.057,00. Het hof wijst de vordering dan ook toe.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:108 lid 3 BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij als nabestaande recht heeft op vergoeding van affectieschade. Conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade zal aan de benadeelde partij een bedrag van € 20.000,00 worden toegewezen. Dit is het bedrag dat op grond van het besluit toekomt aan de levensgezel die met de overledene een gezamenlijke huishouding voerde.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle vorderingen
De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 14 juli 2021. Als extra waarborg voor betaling zal het hof ten behoeve van de benadeelde partijen – ten aanzien van de verschillende toegewezen materiële en immateriële schadeposten – aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.
Het hof overweegt hierbij dat het jeugdrecht niet van toepassing wordt verklaard, zodat het geen aanleiding ziet om af te wijken van het gebruikelijke aantal dagen gijzeling, zoals opgenomen in de oriëntatiepunten die door het in de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld. Het hof houdt hierbij rekening met de maximumduur van 1 jaar (365 dagen) gijzeling per schadevergoedingsmaatregel, waarbij de samenloopregeling van artikel 57 en 58 van het Wetboek van Strafrecht in acht wordt genomen. Die maximale duur van de gijzeling zal naar rato van de hoogte van de toegewezen bedragen over de verschillende maatregelen worden verdeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof :
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
83 (drieëntachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Betrokkene meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij de Reclassering Nederland [plaats 3] . Betrokkene blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Betrokkene laat zich behandelen door [GGZ-instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2866155);
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2866157);
- broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2866159);
- broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2866161);
- computer (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2866188, Dell).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.572,46 (drieduizend vijfhonderdtweeënzeventig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 572,46 (vijfhonderdtweeënzeventig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 10] , ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.572,46 (drieduizend vijfhonderdtweeënzeventig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 572,46 (vijfhonderdtweeënzeventig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 4 (vier) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.150,00 (duizend honderdvijftig euro) bestaande uit € 150,00 (honderdvijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.150,00 (duizend honderdvijftig euro) bestaande uit € 150,00 (honderdvijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.303,69 (vijfduizend driehonderddrie euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 303,69 (driehonderddrie euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.303,69 (vijfduizend driehonderddrie euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 303,69 (driehonderddrie euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 69.100,63 (negenenzestigduizend honderd euro en drieënzestig cent) bestaande uit € 9.350,63 (negenduizend driehonderdvijftig euro en drieënzestig cent) materiële schade en
€ 59.750,00 (negenenvijftigduizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 69.100,63 (negenenzestigduizend honderd euro en drieënzestig cent) bestaande uit
€ 9.350,63 (negenduizend driehonderdvijftig euro en drieënzestig cent) materiële schade en
€ 59.750,00 (negenenvijftigduizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 76 (zesenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 13.540,30 (dertienduizend vijfhonderdveertig euro en dertig cent) bestaande uit € 10.540,30 (tienduizend vijfhonderdveertig euro en dertig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 13.540,30 (dertienduizend vijfhonderdveertig euro en dertig cent) bestaande uit € 10.540,30 (tienduizend vijfhonderdveertig euro en dertig cent) materiële schade en
€ 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.318,64 (vierduizend driehonderdachttien euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 1.318,64 (duizend driehonderdachttien euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.318,64 (vierduizend driehonderdachttien euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 1.318,64 (duizend driehonderdachttien euro en vierenzestig cent) materiële schade en
€ 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 5 (vijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 11] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 218.057,00 (tweehonderdachttienduizend zevenenvijftig euro) bestaande uit € 198.057,00 (honderdachtennegentigduizend zevenenvijftig euro) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 11] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 218.057,00 (tweehonderdachttienduizend zevenenvijftig euro) bestaande uit
€ 198.057,00 (honderdachtennegentigduizend zevenenvijftig euro) materiële schade en
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 241 (tweehonderdeenenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 15.237,97 (vijftienduizend tweehonderdzevenendertig euro en zevenennegentig cent) bestaande uit € 12.237,97 (twaalfduizend tweehonderdzevenendertig euro en zevenennegentig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 15.237,97 (vijftienduizend tweehonderdzevenendertig euro en zevenennegentig cent) bestaande uit € 12.237,97 (twaalfduizend tweehonderdzevenendertig euro en zevenennegentig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 17 (zeventien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink en mr. N.E. Renders, griffiers,
en op 14 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
BIJLAGE
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen zijn opgenomen als bijlagen in het proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772 en het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek van 17 december 2021 met proces-verbaalnummer 2021230390, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 316.
Feit 1 (subsidiair): medeplegen poging tot zware mishandeling [benadeelde 10] en feit 2: openlijke geweldpleging [locatie 2]
1. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 21 juli 2021 (pagina's 54 en verder van het proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 10]:
In de nacht van 13 op 14 juli 2021 zijn wij naar [locatie 1] in [plaats 1] op Mallorca gegaan. Toen ik buiten kwam zag ik dat [benadeelde 6] daar 1iep. Ik zag dat hij een bloedneus had. Ik zag even later ook [benadeelde 7] lopen. Ik zag dat hij een hand voor zijn oog hield, en ik zag dat het gebied rond het oog aan het opzwellen was. Ik heb niet gezien dat iemand hen had geslagen.
Ik zag buiten een andere groep. Ik denk dat dit ongeveer acht personen waren. Ik zag de andere groep zoekend rondlopen, een beetje om alle mensen heen en toen zij [benadeelde 9] zagen kwamen ze op hem af. Ik draaide mij om. Ik zag [benadeelde 9] staan. Hij stond op ongeveer drie of vier meter van mij vandaan. Ik zag dat hij tegen zijn kin werd geslagen. Hij werd door meerdere personen tegen zijn gezicht geslagen. Ik zag dat hij direct hierop zijn armen voor zijn gezicht hield ter bescherming. Ik zag dat ongeveer vijf personen op mij af kwamen. Voor ik het wist werd ik van alle kanten geslagen. Ik weet niet eens waar ik allemaal werd geraakt. Ik heb mijzelf gelijk beschermd door mijn armen voor mijn gezicht te houden. Ik ben neergegaan. Ik denk dat ik even bewusteloos ben geweest. Wat ik mij vervolgens herinner is dat ik tegen mijn benen werd geschopt. Ik weet ook dat er met een stoel is gegooid. Het lukte mij om op te staan en ik weet dat ik mij heb verweerd door ook iemand van de anderen te slaan, maar ik weet niet eens of ik deze persoon heb geraakt. Ik weet ook dat er met een stoel is gegooid. Ik ben vervolgens weer geslagen en weer onderuit gegaan. Vanaf dat moment kan ik mij niets meer herinneren. Op het moment dat ik bijkwam was de andere partij weg. Ook mijn neus deed pijn en ik had een opgezwollen enkel. Ik toon u een foto van mijn gezicht vlak nadat het was gebeurd. Ook kan ik vertellen dat ik nog enkele blauwe plekken heb op mijn beide armen. In het ziekenhuis zijn foto’s van mijn rechterhand genomen. De duim is gebroken.
Bijlage: een foto (2021151825-2) met onderschrift ‘Foto letsel gezicht aangever [benadeelde 10] .’
2. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 11 augustus 2021 (pagina's 98 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 9]:
In de nacht van 13 op 14 juli was ik in [locatie 1] aan de [weg] in [plaats 1] Mallorca gegaan. Ik stond tussen [locatie 1] en [locatie 2] , maar meer richting [locatie 2] . Ik stond met [benadeelde 10] . Ik zag opeens [benadeelde 6] met een groot stuk papier en bloed op zijn gezicht. Ik zag dat [benadeelde 7] aan kwam lopen met een blauw oog. Ik heb niet gezien hoe zij hieraan kwamen. Zij kwamen uit de richting van de ingang [locatie 1] gelopen.
Ik zag dat er links een groep jongens aan kwam lopen in onze richting. Ik herkende hiertussen die [betrokkene] weer. Zij kwamen vanaf de weg en liepen recht op ons af. Zij waren met ongeveer vier of zes jongens. Mijn aandacht ging vooral naar [betrokkene] uit. Er liep een jongen tussen. Hij was een kop kleiner dan ik. Hij droeg zwart T-shirt met gele letters, had kort zwart opgeschoren haar. Hij leek een Marokkaanse of Turkse afkomst te hebben. Hij liep recht op mij af en ik zag en voelde dat met zijn hand of vuist mij in mijn gezicht sloeg. Ik voelde direct een stekende pijn in mijn neus. Ik liep vervolgens naar achter en voelde nog steeds dat ik klappen kreeg. Ik kon niet verder omdat er een stapel stoelen stond. Ik kwam er tegenaan. Ik voelde pijn aan de linkerkant van mijn hoofd, achter mijn oor. Ik zag niet wie dit deed. Ik had mijn ogen dicht en beschermde mijn gezicht door mijn armen voor mijn hoofd te houden. Terwijl dit gebeurde kon ik een kort moment tussen mijn armen door naar rechts kijken en zag [benadeelde 10] . Ik zag hem staan en zag dat een jongen die mij sloeg naar [benadeelde 10] liep en hem ook sloeg. Het volgende moment dat ik weer kon kijken naar [benadeelde 10] , zag ik dat hij op de grond lag en zag ik een stoel in de richting van [benadeelde 10] vliegen, terwijl hij dus op de grond lag. Daarna werd ik met rust gelaten.
3. Een (verkort) proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, meervoudige kamer voor strafzaken, op 4 en 5 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uitkijken beelden ‘Compilatie_14_Eiland.mp4’.
(De aangehaalde tijden hieronder zijn de tijden van de beveiligingscamera van [locatie 2] .)
De
voorzitterbeschrijft als waarneming van het hof :
Op 1:44:18 staan [medeverdachte 1] en [benadeelde 9] tegenover elkaar. Achter/naast [medeverdachte 1] staan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [verdachte] , [betrokkene] en [medeverdachte 3] . [benadeelde 10] staat naast [benadeelde 9] . Er worden woorden gewisseld.
Op 1:44:22 geeft [betrokkene] (vanachter [medeverdachte 1] ) [benadeelde 9] een klap op zijn gezicht. [benadeelde 9] wankelt naar achteren en beweegt zich vervolgens naar voren richting [betrokkene] . [benadeelde 9] wordt vervolgens tegen zijn hoofd/gezicht geslagen door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 4] beweegt ook in zijn richting. [benadeelde 9] valt achteruit richting gestapelde stoelen. [benadeelde 9] wordt vervolgens nog steeds geslagen door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [verdachte] beweegt richting [benadeelde 9] . [benadeelde 10] slaat [verdachte] op zijn achterhoofd. [verdachte] valt naar achteren en trekt [benadeelde 9] mee.
Op 1:44:27 valt [benadeelde 9] op de grond.
[benadeelde 10] maakt een zwaaiende beweging in de richting van [medeverdachte 1] . [benadeelde 10] valt vervolgens zelf naar achteren en [medeverdachte 1] deinst wat naar achteren. Op dat moment is [benadeelde 9] niet meer het centrum van conflict.
Op 1:44:28 valt [benadeelde 10] op de grond.
[verdachte] maakt vervolgens een schoppende beweging in de richting van de opstaande [benadeelde 9] . [medeverdachte 1] slaat en [medeverdachte 2] schopt de op de grond liggende [benadeelde 10] .
Op 1:44:31 komt [benadeelde 10] overeind. Hij wordt dan geslagen door [medeverdachte 1] en er wordt naar hem geschopt door [medeverdachte 4] , [betrokkene] en [verdachte] . [benadeelde 10] valt weer op de grond en wordt dan geschopt door [medeverdachte 2] . [benadeelde 10] krabbelt weer op en wordt dan geslagen door [medeverdachte 3] . Terwijl [benadeelde 10] overeind blijft, wordt er gelijktijdig van drie verschillende kanten naar hem geslagen door [betrokkene] , [verdachte] en [medeverdachte 1] .
Op 1:44:33 loopt [medeverdachte 6] richting het gevecht.
Op 1:44:35 komt [medeverdachte 3] van opzij en geeft [benadeelde 10] een harde klap in het gezicht. [benadeelde 10] wankelt en wordt vervolgens van verschillende kanten geslagen door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Op 1:44:36 maakt [benadeelde 10] een zwaaiende beweging in de richting van [medeverdachte 3] .
Op 1:44:37 valt [benadeelde 10] achterover op de grond. [medeverdachte 6] maakt een zwaaiende beweging richting [benadeelde 10] .
Op 1:44:38 [medeverdachte 1] stapt naar voren en houdt zijn lichaam in balans door beide uitgestrekte armen. Hij leunt iets achterover. Hij brengt zijn linkerbeen ter hoogte van het bovenlichaam c.q. de rechterschouder van [benadeelde 10] versneld naar beneden in een dubbele neerwaartse beweging. De beweging is niet in één keer, er zit een hapering in de beweging. Vervolgens verplaatst hij zijn gewicht op zijn linkerbeen en hij verplaatst zijn rechterbeen in een krachtige beweging van achteren naar voren, waarbij hij zijn heupen ook meedraait, in de richting van het hoofd van [benadeelde 10] .
Vervolgens wordt [medeverdachte 1] weggeleid van [benadeelde 10] en trapt [verdachte] één keer op de benen van [benadeelde 10] in een neerwaartse beweging en schopt daarna één keer tegen de benen van [benadeelde 10] aan met een zwaaiende beweging.
4. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2021 (pagina's 302 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
[verbalisant]:
Op woensdag 14 juli 2021 hebben er meerdere geweldsincidenten plaatsgevonden op het Spaanse eiland Mallorca.
Incident 1:
Het eerste incident vond plaats in de omgeving van cafe [locatie 1] en [locatie 2] , gelegen aan [weg] te Spanje. [benadeelde 10] is o.a. slachtoffer bij dit incident.
Incident 2:
Het tweede incident vond plaats op de openbare weg in de omgeving van cafe " [locatie 3] ",
gelegen aan [weg] , [plaats 1] , te Spanje. [slachtoffer] is het dodelijk slachtoffer bij dit incident.
Na aanleiding van deze incidenten is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de betrokken
verdachten door het Spaanse Openbaar Ministerie. Gedurende dit onderzoek zijn camerabeelden veiliggesteld en getuigen gehoord.
De camerabeelden van beide incidenten zijn bekeken en uitgewerkt door het team cameraspecialisten in Den Haag. De cameraspecialisten hebben de camerabeelden per individu uitgewerkt.
De verslaglegging van deze camerabeelden is naar het onderzoeksteam verstuurd en door mij, [verbalisant] , gecontroleerd op juistheid aan de hand van de camerabeelden. De identiteit van de personen in de video's zijn door mij vastgesteld aan de hand van verklaringen
van aangevers, getuigen en verdachten. Deze namen zijn doorgegeven aan het Team Cameraspecialisten zodat deze verwerkt konden worden in de verslaglegging. De verslaglegging is als bijlage aan dit proces-verbaal bijgevoegd.
Deze verslaglegging is gericht op verdachte:
[medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 2002 te [geboorteplaats 2] .
De verslaglegging is gericht op: incident 1 [locatie 2] .
Op de uitgewerkte camerabeelden is te zien dat [benadeelde 9] en [benadeelde 10] mishandeld worden. [medeverdachte 1] is bij beide personen betrokken (zie bijlage).
Screenshots camera [locatie 2] :
(…)
Afb. 11b, 14/07/2021, 01:44
[medeverdachte 1] sloeg direct hierop tegen het hoofd van [benadeelde 10] . Het hoofd van [benadeelde 10] gaat door de klap naar achteren.
Afb. 12, 14/07/2021, 01:44
[benadeelde 10] viel op de grond door de klap van [medeverdachte 1] .
Afb. 13, 14/07/2021, 01:44
[benadeelde 10] lag op de grond en [medeverdachte 1] sloeg [benadeelde 10] wederom met zijn rechtervuist. Er is niet te zien waar [benadeelde 10] precies geraakt werd.
Afb. 14, 14/07/2021, 01:44
[medeverdachte 1] schopte [benadeelde 10] met zijn rechterbeen.
Afb. 15, 14/07/2021, 01:44
[medeverdachte 1] sloeg [benadeelde 10] met zijn rechtervuist.
Afb. 16, 14/07/2021, 01:44
[benadeelde 10] stond op. [medeverdachte 1] greep [benadeelde 10] vast en gaf hem een duw.
Afb. 17, 14/07/2021, 01:44
[benadeelde 10] werd in het gezicht geraakt door de rechtervuist van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 1] stond achter [benadeelde 10] .
Afb. 18, 14/07/2021, 01:44
[medeverdachte 1] stompte [benadeelde 10] hard in het gezicht met zijn rechtervuist. Na deze klap van [medeverdachte 1] viel [benadeelde 10] neer op de grond.
(…)
5. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2021 (pagina's 367 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
[verbalisant]:
Op woensdag 14 juli 2021 hebben er meerdere geweldsincidenten plaatsgevonden op het Spaanse eiland Mallorca.
Incident 1:
Het eerste incident vond plaats in de omgeving van cafe [locatie 1] en [locatie 2] , gelegen aan [weg] te Spanje. [benadeelde 10] is o.a. slachtoffer bij dit incident.
Incident 2:
Het tweede incident vond plaats op de openbare weg in de omgeving van cafe " [locatie 3] ",
gelegen aan [weg] , [plaats 1] , te Spanje. [slachtoffer] is het dodelijk slachtoffer bij dit incident.
Na aanleiding van deze incidenten is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de betrokken
verdachten door het Spaanse Openbaar Ministerie. Gedurende dit onderzoek zijn camerabeelden veiliggesteld en getuigen gehoord.
De camerabeelden van beide incidenten zijn bekeken en uitgewerkt door het team cameraspecialisten in Den Haag. De cameraspecialisten hebben de camerabeelden per individu uitgewerkt.
De verslaglegging van deze camerabeelden is naar het onderzoeksteam verstuurd en door mij, [verbalisant] , gecontroleerd op juistheid aan de hand van de camerabeelden. De identiteit van de personen in de video's zijn door mij vastgesteld aan de hand van verklaringen
van aangevers, getuigen en verdachten. Deze namen zijn doorgegeven aan het Team Cameraspecialisten zodat deze verwerkt konden worden in de verslaglegging. De verslaglegging is als bijlage aan dit proces-verbaal bijgevoegd.
Deze verslaglegging is gericht op verdachte:
[verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 2003
De verslaglegging is gericht op: incident 1 [locatie 2] .
Op de uitgewerkte camerabeelden is te zien dat [benadeelde 9] en [benadeelde 10] mishandeld worden. [verdachte] is bij beiden personen betrokken (zie bijlage).
Aan de start van het cameraonderzoek zijn de namen van [benadeelde 7] en [benadeelde 9] abusievelijk verwisseld. De persoon die in de verslaglegging werd aangeduid als [benadeelde 7] betreft in werkelijkheid [benadeelde 9] .
Screenshots camera [locatie 2] :
Afb. 1, 14/07/2021, 01:44;25 (Camera [locatie 2] )
[betrokkene] gaf de eerste klap op het hoofd van slachtoffer [benadeelde 7] (het hof begrijpt telkens: [benadeelde 9] ). [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] begonnen te slaan. [verdachte] liep naar voren en gooide zijn gewicht bovenop dat van [benadeelde 7] .
Afb. 2, 14/07/2021, 01:44;27 (Camera [locatie 2] )
[verdachte] trok slachtoffer [benadeelde 7] naar voren en gooide deze op de grond.
Afb. 3, 14/07/2021, 01:44;28 (Camera [locatie 2] )
[verdachte] trok zijn been naar achter en schopte deze naar voren op de plek waar [benadeelde 7] lag. [verdachte]
leunde naar achter op het moment dat zijn been naar voren ging.
Afb. 4, 14/07/2021, 01:44;31 (Camera [locatie 2] )
[verdachte] bewoog terug naar achter en nam een korte aanloop om vervolgens nogmaals zijn
rechterbeen met hoge snelheid naar voren te brengen richting slachtoffer [benadeelde 10] .
Afb. 5, 14/07/2021, 01:44;34 (Camera [locatie 2] )
[verdachte] bewoog zich achter [benadeelde 10] die was opgestaan. [verdachte] zwaaide zijn rechter arm naar achter en haalde uit van achteren op het gezicht van [benadeelde 10] .
(…)
6. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 augustus 2021 (pagina's 2819 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
[verdachte]:
A: ik mengde mij ook in het gevecht.
V: wat doe jij zelf?
A: ik heb een paar klappen uitgedeeld.
V: met gebalde vuist?
A: ja.
V: hoe vaak heb je geslagen?
A: ik denk niet meer dan vijf keer.
V: wij hebben beelden vanuit Spanje, een onderneming naast [locatie 1] . Wat heb jij in dat incident gedaan?
A: wat ik net vertelde: ik kwam naar buiten. Ik zag hen vechten. Ik sprong er een soort van bij en toen heb ik een paar klappen uitgedeeld.
V: wat doe jij hier?
A: beetje duwen. Het leek alsof ik die jongen daar gooi op de grond, die nu aan het vallen is, staat die andere gast weer op.
A: hier geef ik hem een trap, die jongen die op de grond lag.
V: kun je omschrijven wat je doet met je arm?
A: alsof ik een hoek wil uitdelen. Dit is die hoek, ik zag die ook op zijn gezicht aankomen.
V: wat doe jij hier?
A: ik lijk hem een trap te geven, die jongen die op de grond ligt.
V: hier kom jij aanlopen, zie jij wat jij hier doet?
A: ja.
V: jij zet echt jouw hele lichaam erin. Zie jij dat?
A: ja, ik zie het.
V: zie jij wat jij nog een keer doet?
A: ja, ik geef hem een trap.
V: diezelfde jongen die op de grond lag hè?
A: ja.
Feit 3: openlijke geweldpleging [locatie 3]
1. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 27 juli 2021 (pagina's 107 en verder van het proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 2]:
Op 14 juli 2021 was ik samen met vier vrienden, te weten [slachtoffer] , [benadeelde 5] , [benadeelde 4] en [benadeelde 3] in Spanje in het plaatsje [plaats 1] . We zijn naar de [locatie 3] gegaan.
Rond 02:00 uur gingen we naar buiten omdat de kroeg dicht ging. Ik kan mij herinneren dat ik alleen met [benadeelde 3] , die rechts naast mij liep, naar huis ben gegaan. Het volgende wat ik mij herinner is dat ik wakker werd in het gras. Ik heb niet bewust meegemaakt wat er met mij gebeurd is. Ik had erg veel pijn in mijn linker knie. Aan de binnenkant van mijn knie zat een blauwe plek. Ik had een schaafwond op mijn rechterheup. Ik had een pijnlijke en blauwe plek op mijn linker schouder. Ik had een bebloede schaafwond op de rechterkant van mijn voorhoofd. De binnenkant van mijn rechter oor was blauw. Achter mijn oor op mijn schedel had ik veel pijn en een zwelling en een beurs gevoel. Ik had diverse bulten op mijn hoofd. Ik had een pijnlijke en bebloede neus. Ik had op mijn linkerwang een schaafplek. Ik had een
wondje in mijn linker bakkebaard.
2. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 28 juli 2021 (pagina's 132 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 3]:
Wij zijn op 13 juli 2021 naar Mallorca gevlogen. Dit alles is in de nacht van 14 juli 2021 gebeurd. Ik ben met [slachtoffer] , [benadeelde 5] , [benadeelde 2] en [benadeelde 4] daarheen gegaan.
Wij zijn toen naar club de [locatie 3] gegaan. Uiteindelijk zijn wij naar buiten gegaan.
Het eerstvolgende dat ik weet is dat ik in de steeg ben gevallen met zes mensen achter mij aan en dat ik mijn handen voor mijn ogen heb gedaan. Ik weet dat er vijf mensen om mij heen waren en dat ik zo snel mogelijk op moest staan omdat ik anders problemen had.
Ik viel in een steeg naast de club. Als je met je gezicht naar de club staat was op een aantal meter die steeg. Die lag daar echt direct naast. Daar ben ik gevallen. Ik viel doordat ze mij schopten. Ik weet dat zij mijn benen tegen elkaar wilden trappen en ik ben gevallen doordat ik sprong. Met zij bedoel ik die groep. Mannen, jongens. Ik denk dat het er een stuk of vier tot zes waren.
Ik heb last van mijn been dus ik denk dat ze mij wel één keer geraakt hebben. Ik weet niet meer op welk been ze mij geraakt hebben. Mijn knie lag open en ik voelde een plek waaraan je voelde dat ik geraakt was.
Ik deed mijn handen voor mijn ogen om mijn hoofd te beschermen zodat zij mij niet op mijn hoofd konden schoppen of slaan. Ik had zes plekken op mijn hoofd waardoor ik kon weten dat ze mij geraakt hebben. Als ik op de plekken drukte deed het pijn.
Ik had ook plekken op mijn hoofd je zag alleen een licht plekje langs mijn oog. De rest deed zeer en zag je niet vooral.
3. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 29 juli 2021 (pagina's 145 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 5]:
Ik was op vakantie naar Mallorca samen met vier vrienden waaronder [slachtoffer] . De andere vrienden die erbij waren zijn [benadeelde 4] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] . Wij zijn vervolgens naar de strip gelopen en bij een kroeg gaan zitten. Deze kroeg heette de [locatie 3] . De kroegen gingen op 14 juli om 02.00 uur dicht. Wij gingen toen weg. Vervolgens liepen wij over de strip richting het noorden om naar de straat te gaan waar onze Airbnb zich bevond. Hier kwam een andere groep ons tegemoet lopen. Dit waren alleen maar jongens. Op het moment dat wij de groep passeren ging het heel snel. Vervolgens werden er klappen uitgedeeld. Dit gebeurde voor mij. Ik zag dat iemand van onze groep geslagen werd. Hierop ben ik weggerend, terug richting de bar [locatie 3] . Terwijl ik wegrende voelde ik dat ik meerdere klappen kreeg. Ik voelde dat ik deze klappen kreeg en ik voelde pijn. Er bleven vervolgens nog even mensen achter mij aanrennen maar die stopten na een tijdje. Ik ben toen tot stilstand gekomen, ongeveer voor de [locatie 3] .
4. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 29 juli 2021 (pagina's 179 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 4]:
Plaats delict: Mallorca.
Pleegdatum: 14 juli 2021.
Wij waren met zijn vijven, dat waren [slachtoffer] , [benadeelde 2] , [benadeelde 5] , [benadeelde 3] en ik. Wij zijn Toen een café in gegaan, dat was de [locatie 3] . Daar hebben wij gezeten tot het sluiten. Wij liepen toen een meter of 10 á 15 en wij komen die groep tegen. Ik had het gevoel dat er iets ging gebeuren, we stonden ook ineens stil. Ik zag alleen [benadeelde 3] . Ik kreeg een klap op mijn neus. Ik raakte in paniek omdat ik voelde dat ik gelijk bloedde. Ik haalde mijn arm langs mijn neus en die zat ook gelijk onder het bloed. Ik dacht gelijk dat ik weg moest rennen. Er rende nog een jongen achter mij aan. Hij probeerde mij nog te tackelen, wat niet is gelukt. Ik ben doorgerend en hij is vrij snel gestopt. Ik dacht dat hij een wit shirt aan had en een spijkerbroekje. Volgens mij was het een wat langer wit shirt, dus niet standaard tot zijn middel. Hij was wel wat groter dan ik. Ik ben 1.84 meter.
Ik had een dikke neus, ik denk uiteindelijk een goede bloedneus.
5. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 augustus 2021 (pagina's 2819 en verder (vooral pagina’s 2831 en 2832) van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
[verdachte]:
V: die jongen die op [medeverdachte 1] tuft, hoe zag die eruit?
A: grote gast, 1.90 m of 1.95 m, gezet, blauw met wit gestreept shirt aan. Beetje donker blond haar dacht ik.
V: en wat gebeurt er dan?
A: volgens mij gingen zij toen met elkaar matten en kwam ik er gelijk achteraan, ik heb een klap uitgedeeld of een paar klappen aan die gast met dat gestreepte shirt.
V: hoe veel keer was dat?
A: ik denk 3, 4 keer
A: en na een tijdje lag die jongen met dat gestreepte shirt op de grond, die stond weer op en toen heb ik hem nog 1 keer geprobeerd te slaan volgens mij.
6. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, meervoudige kamer voor strafzaken, op 5 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
[verdachte]:
Ik zag dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] kop aan kop stonden met die jongens. Later kwamen vrienden van mij er bij en ook andere jongens van die groep. Ik dacht tussen vier en vijf jongens. Ik kwam er ook bij. Ik zag een klap.
Ik heb nog geprobeerd om [benadeelde 3] een trap te geven. Ik weet niet of de trap raak was.
7. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 augustus 2021 (pagina's 2630 en verder (vooral pagina’s 2635 en 2637) van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
verdachte [medeverdachte 3]:
A: Een lange grote gozer. Ik zag daarna [medeverdachte 1] echt wel een stuk in de lucht springen want het was een lange jongen, en hij slaat die jongen op zijn wang. Toen was het, in no time ging iedereen, zij op ons wij op hun, toen was het gewoon boem. Toen gingen we gewoon, en toen stond ik helemaal links, en op dat moment is bij mij toch ook de woede uitgebroken. Ik zag een jongen die in mijn ogen echt een bedreiging voor mij was en toen heb ik ook een jongen, een slag uitgedeeld, op z'n neus, of iets ernaast en hij bleef gewoon staan maar hij schrok ervan, hij rende weg en ik, ik was er niet klaar mee ik wilde hem nog op z'n minst gewoon een trap op z'n billen geven van nu oprotten en toen rende ik achter hem aan.
A: Ik ren terug. Op dat moment zie ik dat er nog een gevecht is. Ik zag daar gewoon een grote gozer een beetje om zich heen slaan en natuurlijk ook mijn vrienden. Ik ben er toch heen gerend en ik dacht ik geef gewoon een klap eigenlijk, en dat was eigenlijk het einde, vanaf daar, ik gaf hem een klap, die jongen die dacht ook van nou ik neem nu de benen het is genoeg geweest, ik zie nog een paar jongens achter hem aan rennen, gewoon voor een aantal meters en hij loopt weg, en op dat moment markeert het ook het einde van het gevecht.
8. Een (verkort) proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, meervoudige kamer voor strafzaken, op 4 en 5 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uitkijken beelden ‘Compilatie_14_Eiland.mp4’.
(De aangehaalde tijden zijn de tijden van het filmpje ‘Compilatie_14_Eiland.mp4’.)
De
voorzitterbeschrijft als waarneming van het hof :
Op 7:34 is [benadeelde 2] te zien. Er lijkt een discussie gaande. [benadeelde 3] komt erbij. [benadeelde 2] wordt op enig moment vastgepakt en meegenomen.
Op 8:23 is links in beeld te zien dat [slachtoffer] op de grond ligt. [benadeelde 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [benadeelde 2] worden aangewezen door pijlen. [medeverdachte 6] staat helemaal achterin op het trottoir onder de witte balk.
Op 8:24 is te zien dat [benadeelde 5] links in beeld bij de auto staat met zijn handen in zijn zij.
Op 8:26 maakt [verdachte] een zwaaiende beweging in de richting van [benadeelde 3] .
Op 8:27 is in het midden van het beeld [medeverdachte 2] zichtbaar. Links komen drie jongens, waaronder [medeverdachte 4] , aangelopen. Een meisje in een zwart rokje ( [getuige 5] ) loopt richting [slachtoffer] .
Op 8:28 staat er een pijl bij [medeverdachte 3] .
Op 8:29 beukt [medeverdachte 3] [benadeelde 2] tegen de grond.
Op 8:31 staat er een pijl bij [verdachte] , die zonder shirt zichtbaar is.
Op 8:33 maakt [medeverdachte 7] een schoppende beweging richting [benadeelde 3] .
Op 8:35 is te zien dat [benadeelde 2] op zijn rug ligt en dat hij zijn knieën heeft opgetrokken. Vervolgens maakt [medeverdachte 1] met zijn rechterbeen een zwaaiende beweging naar voren in de richting van de bovenzijde van het lichaam van [benadeelde 2] , waaronder het hoofd. Vervolgens beweegt het rechterbeen van [medeverdachte 1] in dezelfde richting terug. De benen van [benadeelde 2] liggen op dat moment recht vooruit. [benadeelde 2] lijkt op zijn rug te liggen.
Op 8:41 bewegen de benen van [benadeelde 2] omhoog.
Op 8:42 ontworstelt [benadeelde 3] zich. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] gaan achter [benadeelde 3] aan.
Op 8:46 is zichtbaar dat [slachtoffer] op de grond ligt.
Op 8:53 komt [medeverdachte 7] in beeld en maakt hij een zwaaiende beweging.
Op 8:57 komt [medeverdachte 4] in beeld en kijkt hij naar [slachtoffer] .
Op 9:12 ligt [benadeelde 2] op de grond. [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] zijn zichtbaar in beeld. De knieën van [benadeelde 2] wijzen in de richting van [medeverdachte 1] .
Op 9:18 draait [benadeelde 2] zich op zijn rug en daarna draait hij de andere kant op.
Op 9:20 beweegt [medeverdachte 6] in de richting van [benadeelde 2] .
Op 9:26 staat [medeverdachte 1] schuin aan de achterzijde van [benadeelde 2] . Het linkerbeen van [medeverdachte 1] bevindt zich rechts van het lichaam van [benadeelde 2] en het rechterbeen staat in het verlengde van het lichaam van [benadeelde 2] .
Op 9:28 ligt [benadeelde 2] op zijn rechterzij en lopen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] weg.
9. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2021 (pagina's 492 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
[verbalisant]:
Op woensdag 14 juli 2021 hebben er meerdere geweldsincidenten plaatsgevonden op het Spaanse eiland Mallorca.
Incident 1:
Het eerste incident vond plaats in de omgeving van cafe [locatie 1] en [locatie 2] , gelegen aan [weg] te Spanje. [benadeelde 10] is o.a. slachtoffer bij dit incident.
Incident 2:
Het tweede incident vond plaats op de openbare weg in de omgeving van cafe " [locatie 3] ",
gelegen aan [weg] , [plaats 1] , te Spanje. [slachtoffer] is het dodelijk slachtoffer bij dit incident.
Na aanleiding van deze incidenten is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de betrokken
verdachten door het Spaanse Openbaar Ministerie. Gedurende dit onderzoek zijn camerabeelden veiliggesteld en getuigen gehoord.
De camerabeelden van beide incidenten zijn bekeken en uitgewerkt door het team cameraspecialisten in Den Haag. De cameraspecialisten hebben de camerabeelden per individu uitgewerkt.
De verslaglegging van deze camerabeelden is naar het onderzoeksteam verstuurd en door mij, [verbalisant] , gecontroleerd op juistheid aan de hand van de camerabeelden. De identiteit van de personen in de video's zijn door mij vastgesteld aan de hand van verklaringen
van aangevers, getuigen en verdachten. Deze namen zijn doorgegeven aan het Team Cameraspecialisten zodat deze verwerkt konden worden in de verslaglegging. De verslaglegging is als bijlage aan dit proces-verbaal bijgevoegd.
Deze verslaglegging is gericht op verdachte:
[verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 2003
De verslaglegging is gericht op: incident 2, omgeving [locatie 3] .
Op de uitgewerkte camerabeelden is te zien dat [verdachte] betrokken is bij de mishandeling van [benadeelde 3] .
Screenshots camera’s:
Beelden Getuige
Beelden [getuige 12]
Afb. 10, 14/07/2021, tijdstip onbekend (Camera Getuige)
[verdachte] (zonder shirt nu) haalde zijn rechterarm naar achter en liet deze neerkomen op de plek
waar slachtoffer [benadeelde 3] werd vastgehouden door [medeverdachte 2] .
Afb. 11, 14/07/2021, tijdstip onbekend (Camera Getuige)
[verdachte] haalde nogmaals uit met zijn rechterarm. [benadeelde 3] vocht terug en [verdachte] deinsde naar achteren. [benadeelde 3] zette het op een lopen.
Afb. 12, 14/07/2021, tijdstip onbekend (Camera Getuige)
[benadeelde 3] rende weg en werd achterna gezeten door [verdachte] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] probeerde te slaan en [verdachte] probeerde [benadeelde 3] vast te grijpen. [benadeelde 3] en [verdachte] waren op het laatste frame nog zichtbaar
waar ze de straat in renden.
10. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 augustus 2021 (pagina's 1958 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
[getuige 7]:
Op de boulevard zag ik [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] neus aan neus staan met een andere groep jongens. Ik had deze groep nog niet eerder gezien maar later bleek dit de groep van de overleden jongen te zijn. Ik zag dat [medeverdachte 1] door jongens uit mijn groep, werd tegengehouden. Ik zag dat [medeverdachte 1] loskwam en richting de andere jongens rende. Toen ging de vechtpartij los. Het ging zo snel allemaal. Voor mijn gevoel knipte ik met mijn ogen en lagen er twee jongens op de grond.
lk heb gehoord dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] de jongen in het zwart geschopt hebben op het hoofd. lk heb dat zelf niet gezien maar [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] hebben mij dat zelf verteld. Dit hebben ze achteraf in de villa verteld. [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] vertelden mij dat ze een jongen hebben getrapt die is weggerend een straat in. [medeverdachte 3] heeft mij verteld dat hij heeft geslagen tijdens een sprong op iemands achterhoofd. Dit heb ik ook op een filmpje gezien. lk hoorde van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] dat [medeverdachte 2] en [verdachte] ook iemand hadden geslagen. lk weet alleen niet wie.
11. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (verhoor van getuige) bij de rechter-commissaris d.d. 19 januari 2022 (opgenomen in de r-c map) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
[getuige 7]:
Ik zag geduw en getrek. Daarna zag ik [medeverdachte 1] de jongens aanvallen. Dat was het. Dat was het begin.
Hoeveel jongens van uw vriendengroep hebt u op die andere vriendengroep zien in gaan?[medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] . Later heb ik er [medeverdachte 4] op in zien rennen.
Ik zag jongens van mijn groep bij de jongen staan die uiteindelijk de steeg is in gerend. Ik zag [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] weglopen van de jongen in het zwarte shirt op de grond verderop.
12. Een geschrift, zijnde de vertaling van een proces-verbaal van verklaring van aangehouden persoon d.d. 16 juli 2021 (pagina's 1434 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
[getuige 9]:
Dat aan hem een video wordt getoond en dat bij de jongens die te zien zijn de volgende namen horen: man 1: [medeverdachte 1] . man 2: [medeverdachte 4] , man 3: [medeverdachte 2] . man 4: [verdachte] , man 5: [betrokkene] , man 6: [medeverdachte 3] , man 7: [medeverdachte 6] .
Dat de groep doorloopt zonder bij een gelegenheid naar binnen te gaan, totdat het tweede gevecht begint. Dat dat tweede gevecht begint omdat een jongen in de mond van zijn vriend [medeverdachte 1] spuugt, waardoor deze laatste met hem begint te vechten, waarna andere jongens zich erbij voegen; dit zijn de zeven jongens zoals beschreven bij het voorgaande gevecht, plus nog een vriend van hem die [medeverdachte 7] heet.
13. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 september 2021 (pagina's 2038 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
[getuige 4]:
V: Wat heb jij allemaal gezien de nacht van 13 op 14 juli 2021?
A: Rond 02:00 uur liepen wij op de boulevard. Ik zag een jongen een klap geven en zag dat die andere jongen knock-out zou gaan. Aan de klap hoorde je dat al dat er iemand gaat vallen. Het was een doffe klap. Ik zag die jongen plat achterover vallen. Ik zag toen andere personen daar naartoe rennen en zag dat er trapbewegingen tegen zijn hoofd werden gemaakt. Stuk of drie. Ik weet ook niet of ze raak waren. Ik zag vervolgens die jongens wegrenden de straat in. Ik zag toen die jongen die op straat lag, in een plas bloed liggen. Hier stonden toen al allemaal mensen omheen.
14. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 augustus 2021 (pagina's 1869 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
[getuige 8]:
Ik zag dat [slachtoffer] een klap kreeg die op zijn borst terecht kwam. Daarna gaf diezelfde jongen [slachtoffer] nog een klap. Ik zag dat die jongen [slachtoffer] raakte met zijn vuist in het gezicht ter hoogte van zijn neus. Ik zag dat [slachtoffer] gelijk achterover viel en met zijn achterhoofd op de straat terecht kwam. [slachtoffer] stond op de stoeprand en viel daar vanaf. Hij is daarna niet meer opgestaan. Er liepen nog drie jongens bij de jongen die [slachtoffer] sloeg. Zij liepen tegelijk met zijn vieren weg.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s die zijn opgenomen als bijlagen in het proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772 en het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek van 17 december 2021 met proces-verbaalnummer 2021230390, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 316. Tenzij anders vermeld zijn dit processen-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 267 e.v.
3.Pagina 1084. Zie ook: pagina 2972.
4.Pagina 67.
5.Pagina 67.
6.Pagina 100.
7.Pagina 55.
8.Pagina 100.
9.Het bestand ‘Compilatie_14_Eiland.mp4’ opgenomen in de map Multimedia.
10.Verkort proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, meervoudige kamer voor strafzaken, op 4 en 5 december 2023. Bij cassatie wordt dit verkorte proces-verbaal vervangen door het uitgewerkte proces-verbaal.
11.Pagina 56 en 1531.
12.Pagina 2635.
13.Pagina 1963.
14.Pagina 1710.
15.Verkort proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, meervoudige kamer voor strafzaken, op 4 en 5 december 2023. Bij cassatie wordt dit verkorte proces-verbaal vervangen door het uitgewerkte proces-verbaal.