ECLI:NL:GHARL:2024:1866

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
21-004976-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zinloos en excessief uitgaansgeweld door Nederlandse jongeren op Mallorca met vrijspraak voor dodelijk slachtoffer en veroordeling voor poging tot doodslag en openlijke geweldpleging

In de zaak, bekend als de Mallorcazaak, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadig incident op het Spaanse eiland Mallorca op 14 juli 2021. De verdachte werd vrijgesproken van de doodslag op een slachtoffer, maar werd wel veroordeeld voor twee pogingen tot doodslag en openlijke geweldpleging tegen meerdere slachtoffers. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de fatale geweldpleging, maar dat hij wel schuldig was aan het plegen van geweld tegen andere slachtoffers. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De uitspraak werd mede beïnvloed door de extreme media-aandacht die de verdachte had gekregen, wat leidde tot een matiging van de straf. Het hof behandelde ook vorderingen van benadeelde partijen, waarbij schadevergoedingen werden toegewezen aan verschillende slachtoffers en nabestaanden van het dodelijke slachtoffer.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004976-22
Uitspraak d.d.: 14 maart 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 18 november 2022 met parketnummer 16-206800-21 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
thans verblijvende in P.I. [vestigingsplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4, 5, 7, 8, 13, 14, 15, 18 en 20 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal, strekkende tot:
- de vernietiging van het vonnis van de rechtbank;
- bewezenverklaring van het onder 1 primair (medeplegen doodslag [slachtoffer] ), 2 primair (medeplegen poging doodslag [benadeelde 2] ), 3 primair (medeplegen poging doodslag [benadeelde 10] ), 4 en 5 (telkens: openlijke geweldpleging) tenlastegelegde;
- veroordeling tot een gevangenisstraf van tien jaren, met aftrek van het voorarrest;
- oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod – zowel indirect als direct – met de ouders van [slachtoffer] en de slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 5] en [benadeelde 4] voor de duur van vijf jaren;
- de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen hebben de advocaten-generaal het volgende gevorderd:
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] van € 3.146,93, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 8.240,74, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] van € 17.236,97, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] van € 6.317,64, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 11] van € 218.057,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 1] tot een bedrag van € 68.967,63, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen voor het overige;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 7] tot een bedrag van € 2.612,50, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en afwijzing van de vordering voor het overige;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] tot een bedrag van € 3.572,46, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en afwijzing van de vordering voor het overige;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] tot een bedrag van € 1.900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en afwijzing van de vordering voor het overige;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] tot een bedrag van € 15.539,30 te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden, mr. J.P. Plasman en mr. A. Boumanjal, naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door
  • mr. Bosch, advocaat te Maasdijk, namens de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 11] ;
  • mr. Ter Steeg, advocate te Amsterdam, namens de benadeelde partijen [benadeelde 2] , [benadeelde 5] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] ;
  • mr. Roodveldt, advocate te Zaandam, namens de benadeelde partijen [benadeelde 10] , [benadeelde 7] en [benadeelde 9] en waarnemend voor mr. Breukink namens de benadeelde partij [benadeelde 6] .
Het vonnis waarvan beroep
Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 18 november 2022 ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen en op het beslag beslist.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een deels andere bewijsbeslissing, een andere strafoplegging en een andere beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1. primair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats 1] , althans in de [provincie] , althans in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, te trappen en/of te schoppen, (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag);
1.
subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats 1] , althans in de [provincie] , althans in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder andere) een of meerdere onderhuidse bloeduitstorting(en) en/of schaafletsel(s) en/of huidscheur(en) aan het hoofd en/of een gebroken neus en/of een of meerdere schedelbreuk(en), heeft toegebracht, door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, te trappen en/of te schoppen, (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag),
1.
meer subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats 1] , althans in de [provincie] , althans in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, te trappen en/of te schoppen, (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag),
terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
2. primair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats 1] , althans in de [provincie] , althans in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 2] opzettelijk van het leven te beroven, - voornoemde [benadeelde 2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of
- voornoemde [benadeelde 2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt (terwijl voornoemde [benadeelde 2] op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
subsidiair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats 1] , althans in de [provincie] , althans in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- voornoemde [benadeelde 2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of
- voornoemde [benadeelde 2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt (terwijl voornoemde [benadeelde 2] op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
primair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats 1] , althans in de [provincie] , althans in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 10] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [benadeelde 10] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [benadeelde 10] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt (terwijl voornoemde [benadeelde 10] op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
subsidiair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats 1] , althans in de [provincie] , althans in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 10] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- voornoemde [benadeelde 10] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [benadeelde 10] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (bovenlichaam, heeft getrapt en/of geschopt (terwijl voornoemde [benadeelde 10] op de grond lag) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats 1] , althans in de [provincie] , althans in Spanje, openlijk, te weten op de [straat] (ter hoogte van [locatie 1] en/of [locatie 2] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [benadeelde 6] en/of [benadeelde 9] en/of [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 10] door:
- voornoemde [benadeelde 6] en/of [benadeelde 9] en/of [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 10] meermalen, althans eenmaal, te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te brengen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam en/of met voornoemde slachtoffer(s) te worstelen en/of met een stoel te gooien in de richting van voornoemde slachtoffer(s) en/of een of meer andere perso(o)n(en),
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten:
- een gebroken neus en/of een scheurtje in de neusvleugel en/of een tand door de lip bij
[benadeelde 6] en/of
- een of meerdere blauwe plek(ken) en/of bult op het been en/of een dik oog, althans het lichaam, bij [benadeelde 7] en/of
- een gebroken duim en/of een dikke neus en/of een opgezwollen enkel en/of blauwe plekken op de armen, althans het lichaam, en/of een blauw oog bij [benadeelde 10] ;
5.
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats 1] , althans in de [provincie] , althans in Spanje, openlijk, te weten op de [straat] (ter hoogte van bar [locatie 3] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 2] door:
- voornoemde [slachtoffer] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 2] meermalen, althans eenmaal, te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te brengen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam en/of met voornoemde slachtoffer(s) te worstelen,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten:
- een of meer blauwe plek(en) en/of schaafwond(en) op de knie en/of de heup en/of het oor en/of in het gezicht, althans het lichaam, en/of een gezwollen schedel en/of een bult op het hoofd bij [benadeelde 2] en/of
- een of meerdere onderhuidse bloeduitstorting (en) en/of schaafletsel(s) en/of huidscheur(en) aan het hoofd en/of een gebroken neus en/of een of meerdere schedelbreuk(en) bij [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Standpunt advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, 2 primair en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 is aangevoerd dat er – kort gezegd – onvoldoende bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij het geweld tegen [slachtoffer] . De getuigenverklaring van [getuige 1] is onbetrouwbaar en daarmee onbruikbaar voor het bewijs. Ook het DNA-bewijs kan bij gebrek aan delictgerelateerdheid niet meewegen in de bewijsconstructie.
Verder is ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat niet zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte tegen het hoofd van [benadeelde 2] heeft geschopt. Daarnaast is (subsidiair) aangevoerd dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel. Het dossier bevat onvoldoende informatie over de trap om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood en dat deze kans is aanvaard door verdachte. Als het hof aanneemt dat richting het hoofd is geschopt kan maximaal sprake zijn van een poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 3 is eveneens aangevoerd dat de voor (voorwaardelijk) opzet vereiste aanmerkelijke kans op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel ontbreekt. Als het hof aanneemt dat richting het hoofd is geschopt kan maximaal sprake zijn van een poging tot zware mishandeling.
De verdediging refereert zich ten aanzien van het onder 4 en 5 tenlastegelegde aan het oordeel van het hof, met dien verstande dat het letsel bij [benadeelde 7] niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel en dat de strafverzwarende omstandigheid niet kan worden bewezen ten aanzien van [benadeelde 10] . Verzocht wordt om verdachte vrij te spreken van het openlijk geweld tegen [benadeelde 8] .
Inleiding [1]
Niet ter discussie staat dat op 14 juli 2021 in het uitgaansgebied [plaats 1] in Spanje door verdachte en/of zijn vriendengroep bij café [locatie 1] , bij de [locatie 2] en bij de bar [locatie 3] is gevochten. Verdachte wordt ervan verdacht dat hij samen met zijn vrienden geweld heeft gepleegd tegen in totaal tien (jonge) mannen.
Verdachte heeft erkend dat hij zowel bij café [locatie 1] en de [locatie 2] als bij de bar [locatie 3] geweldshandelingen heeft verricht.
Het hof bespreekt de ten laste gelegde feiten in chronologische volgorde. Dit betekent dat eerst het geweld bij café [locatie 1] (
hierna: [locatie 1]) en de [locatie 2] (
hierna: [locatie 2]) wordt besproken (feiten 3 en 4) en daarna het geweld bij de bar [locatie 3] (
hierna: [locatie 3]) (feiten 1, 2 en 5).
De overwegingen van het hof zijn als volgt opgezet:

1.[locatie 1] en [locatie 2]

1.1
De feiten: wat is er gebeurd?
1.2
Splitsing: twee afzonderlijke geweldplegingen
2
Bewijsoverwegingen [locatie 1]
2.1
Vrijspraak openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 8]
2.2
Openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 6] en [benadeelde 7]
3 Bewijsoverwegingen [locatie 2]
3.1
Openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 9] en [benadeelde 10]
3.2
Geweld tegen [benadeelde 10]
4 Bewijsoverwegingen [locatie 3]
4.1
De feiten: wat is er gebeurd?
4.2
Openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] ,
[benadeelde 4] en [benadeelde 5]
4.3
Geweld tegen [slachtoffer]
4.3.1
Verklaringen van getuige [getuige 1]
4.3.2
Overige verklaringen van getuigen
4.3.3
OVC
4.3.4
DNA
4.3.5
Conclusie
4.4
Geweld tegen [benadeelde 2]
5 Conclusie

1.[locatie 1] en [locatie 2]

1.1
De feiten: wat is er gebeurd?
Hieronder wordt een globale beschrijving gegeven van de gebeurtenissen op 14 juli 2021. In de volgende paragrafen zal nader worden ingegaan op de verschillende verdenkingen. De bronnen die ten grondslag liggen aan deze feitenvaststelling worden weergegeven in voetnoten en voor zover het gaat om feiten en omstandigheden die dragend en redengevend zijn voor de bewezenverklaring(en) van het ten laste gelegde zijn deze opgenomen in de bijlage bij dit arrest.
Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de avond/nacht van 13 op 14 juli 2021 is een deel van de groep van verdachte (te weten: [betrokkene] , [medeverdachte 5] , [persoon 1] , [getuige 9] en [persoon 2] ) in [locatie 1] . Vanwege de coronamaatregelen moeten alle gasten een stoel hebben om op te zitten. Op enig moment ontstaat er discussie over een stoel tussen de groep, waar de (latere) slachtoffers [benadeelde 7] , [benadeelde 9] , [benadeelde 6] en [benadeelde 10] toe behoren en de hiervoor genoemde vriendgroep van verdachte. Uit camerabeelden in [locatie 1] blijkt, dat [betrokkene] door [benadeelde 9] en [benadeelde 7] wordt geduwd. [benadeelde 9] pakt [betrokkene] bij zijn keel en vlak daarna duwt [benadeelde 7] [betrokkene] weg door zijn hand in de nek van [betrokkene] te plaatsen. Vervolgens slaat [benadeelde 9] [betrokkene] in zijn gezicht met zijn platte hand. [benadeelde 7] wordt vervolgens [locatie 1] uitgezet. Even later loopt ook [benadeelde 9] naar buiten. [2]
Buiten daagt een aantal jongens elkaar uit. Volgens [benadeelde 7] roept [benadeelde 9] op een gegeven moment iets in de trant van: "Kom dan naar buiten als je zo stoer gaat lopen doen". Een aantal jongens van de groep van verdachte zoekt contact met de vrienden die in de [locatie 4] zitten. [getuige 9] stuurt om 01.35 uur een appje naar medeverdachte [medeverdachte 6] : “Zorg dat de boys rond 2 uur naar [locatie 1] komen. We moeten een groepje even een lesje leren”. [3]
Rond 02.00 uur, als [locatie 1] dichtgaat, komt [benadeelde 6] naar buiten. Hij gaat bij [benadeelde 7] staan. [benadeelde 10] is op dat moment nog in [locatie 1] . [4]
De groep van verdachte, onder wie verdachte, is inmiddels bij [locatie 1] aangekomen. Medeverdachten [medeverdachte 3] en [betrokkene] gaan dichtbij [benadeelde 7] staan. Als [benadeelde 6] er bij komt staan voegt nog een aantal personen uit de groep van verdachte zich bij de groep. [5] Er wordt geduwd, waarna de groep van verdachte [benadeelde 6] en [benadeelde 7] aanvalt. [benadeelde 6] wordt meerdere keren door medeverdachte [medeverdachte 3] in zijn gezicht gestompt, waaronder hard op zijn neus, en [benadeelde 7] wordt door verdachte twee keer op zijn oogkas, één keer op zijn kin en één keer op zijn achterhoofd geslagen.
[benadeelde 9] en [benadeelde 10] hebben niets meegekregen van de vechtpartij. [benadeelde 9] stond verderop, richting [locatie 2] , en [benadeelde 10] was nog in [locatie 1] . [benadeelde 9] ziet ineens [benadeelde 6] met een groot stuk papier en bloed op zijn gezicht. Ook ziet hij dat [benadeelde 7] op hem af komt met een blauw oog. Zij komen uit de richting van de ingang van [locatie 1] gelopen. [6]
[benadeelde 10] ziet hetzelfde. Hij ziet dat [benadeelde 6] een bloedneus heeft en dat [benadeelde 7] gewond is aan zijn oog. [7] [benadeelde 9] en [benadeelde 10] staan op dat moment ter hoogte van [locatie 2] . [8]
Even later komt de groep van verdachte op [benadeelde 9] en [benadeelde 10] af.
Van de gebeurtenissen voor [locatie 2] bevinden zich camerabeelden in het procesdossier. [9] Het hof neemt op deze beelden – voor zover relevant voor het bewijs – het volgende waar: [10]
Op 1:44:18 staan [verdachte] en [benadeelde 9] tegenover elkaar. Achter/naast [verdachte] staan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [betrokkene] en [medeverdachte 3] . [benadeelde 10] staat naast [benadeelde 9] . Er worden woorden gewisseld.
Op 1:44:22 geeft [betrokkene] (vanachter [verdachte] ) [benadeelde 9] een klap op zijn gezicht. [benadeelde 9] wankelt naar achteren en beweegt zich vervolgens naar voren richting [betrokkene] . [benadeelde 9] wordt vervolgens tegen zijn hoofd/gezicht geslagen door [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 4] beweegt ook in zijn richting. [benadeelde 9] valt achteruit richting gestapelde stoelen. [benadeelde 9] wordt vervolgens nog steeds geslagen door [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 5] beweegt richting [benadeelde 9] . [benadeelde 10] slaat [medeverdachte 5] op zijn achterhoofd. [medeverdachte 5] valt naar achteren en trekt [benadeelde 9] mee.
Op 1:44:27 valt [benadeelde 9] op de grond.
[benadeelde 10] maakt een zwaaiende beweging in de richting van [verdachte] . [benadeelde 10] valt vervolgens zelf naar achteren en [verdachte] deinst wat naar achteren. Op dat moment is [benadeelde 9] niet meer het centrum van conflict.
Op 1:44:28 valt [benadeelde 10] op de grond.
[medeverdachte 5] maakt vervolgens een schoppende beweging in de richting van de opstaande [benadeelde 9] . [verdachte] slaat en [medeverdachte 2] schopt de op de grond liggende [benadeelde 10] .
Op 1:44:31 komt [benadeelde 10] overeind. Hij wordt dan geslagen door [verdachte] en er wordt naar hem geschopt door [medeverdachte 4] , [betrokkene] en [medeverdachte 5] . [benadeelde 10] valt weer op de grond en wordt dan geschopt door [medeverdachte 2] . [benadeelde 10] krabbelt weer op en wordt dan geslagen door [medeverdachte 3] . Terwijl [benadeelde 10] overeind blijft, wordt er gelijktijdig van drie verschillende kanten naar hem geslagen door [betrokkene] , [medeverdachte 5] en [verdachte] .
Op 1:44:33 loopt [medeverdachte 6] richting het gevecht.
Op 1:44:35 komt [medeverdachte 3] van opzij en geeft [benadeelde 10] een harde klap in het gezicht. [benadeelde 10] wankelt en wordt vervolgens van verschillende kanten geslagen door [medeverdachte 2] en [verdachte] .
Op 1:44:36 maakt [benadeelde 10] een zwaaiende beweging in de richting van [medeverdachte 3] .
Op 1:44:37 valt [benadeelde 10] achterover op de grond. [medeverdachte 6] maakt een zwaaiende beweging richting [benadeelde 10] .
Op 1:44:38 [verdachte] stapt naar voren en houdt zijn lichaam in balans door beide uitgestrekte armen. Hij leunt iets achterover. Hij brengt zijn linkerbeen ter hoogte van het bovenlichaam c.q. de rechterschouder van [benadeelde 10] versneld naar beneden in een dubbele neerwaartse beweging. De beweging is niet in één keer, er zit een hapering in de beweging. Vervolgens verplaatst hij zijn gewicht op zijn linkerbeen en hij verplaatst zijn rechterbeen in een krachtige beweging van achteren naar voren, waarbij hij zijn heupen ook meedraait, in de richting van het hoofd van [benadeelde 10] .
Vervolgens wordt [verdachte] weggeleid van [benadeelde 10] en trapt [medeverdachte 5] één keer op de benen van [benadeelde 10] in een neerwaartse beweging en schopt daarna één keer tegen de benen van [benadeelde 10] aan met een zwaaiende beweging.
[benadeelde 10] is als gevolg van het op hem uitgeoefende geweld buiten bewustzijn geraakt. [11]
Als gevolg van het geweld hebben [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 9] en [benadeelde 10] pijn en letsel opgelopen. Het letsel bestond uit:
[benadeelde 6] : een gebroken neus, een scheurtje in zijn linker neusvleugel en een tand door de lip;
[benadeelde 7] : een blauw oog;
[benadeelde 9] : een bloedneus;
[benadeelde 10] : een gebroken duim, een opgezwollen enkel, een blauw oog en blauwe plekken op beide armen.
1.2
Splitsing: twee afzonderlijke geweldplegingen
Aan verdachte is het geweld bij [locatie 1] en [locatie 2] ten laste gelegd als één feitelijk geheel. Ter zitting in hoger beroep is door het openbaar ministerie gerekwireerd dat – overeenkomstig het vonnis van de rechtbank – wordt uitgegaan van twee geweldplegingen.
Het hof volgt op dit onderdeel het oordeel van de rechtbank en neemt haar overweging over:
De rechtbank (…) verwijst hierbij naar de verklaringen van [benadeelde 10] , [benadeelde 9] en [medeverdachte 3] . Ook wijst de rechtbank op de camerabeelden van de gebeurtenissen voor [locatie 2] . Uit die beelden en de daarbij weergegeven tijdsaanduidingen volgt ook dat de confrontatie voor [locatie 2] pas begint, geruime tijd nádat de groep van verdachten richting [locatie 1] loopt en ook enige tijd nádat [benadeelde 6] , kennelijk gewond, uit de richting van [locatie 1] komt. Eerst heeft er (openlijk) geweld plaatsgevonden voor [locatie 1] , tegen [benadeelde 7] en [benadeelde 6] ; zij kregen klappen. Na deze klappen was dit geweld voorbij en liepen [benadeelde 7] en [benadeelde 6] weg. Korte tijd daarna ontstond er opnieuw geweld, dit keer voor [locatie 2] , waar [benadeelde 9] en [benadeelde 10] door verdachte en medeverdachten, werden geslagen en geschopt. Het geweld heeft kortom plaatsgevonden op twee verschillende momenten, op twee verschillende plekken, met andere slachtoffers en deels met andere daders. Dit maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van twee afzonderlijke gebeurtenissen.
Het hof zal – evenals de rechtbank – voor iedere gebeurtenis ook afzonderlijk beoordelen of er sprake was van deelname aan openlijk geweld.

2.Bewijsoverwegingen [locatie 1]

2.1
Vrijspraak openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 8] (feit 4)
Evenals de rechtbank en zoals gevorderd door de advocaten-generaal spreekt het hof verdachte vrij van het openlijk geweld tegen [benadeelde 8] .
Uit het dossier blijkt niet duidelijk wanneer, waar, hoe en door wie er geweld tegen [benadeelde 8] is gebruikt, waardoor niet kan worden vastgesteld dat verdachte een significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld tegen [benadeelde 8] heeft geleverd.
2.2
Openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 6] en [benadeelde 7] (feit 4)
Uit de feitenvaststelling volgt dat verdachte [benadeelde 7] in de openbaarheid twee keer op zijn oogkas, één keer op zijn kin en één keer op zijn achterhoofd heeft geslagen, terwijl op dat moment ook [benadeelde 6] werd belaagd.
Op grond van het voorgaande en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest acht het hof bewezen dat verdachte deel uitmaakte van de groep die buiten bij [locatie 1] tegenover [benadeelde 6] en [benadeelde 7] is gaan staan en dat hij (vervolgens) zelf ook geweld heeft gebruikt door [benadeelde 7] meerdere keren in het gezicht en op zijn achterhoofd te slaan. Door zijn handelen heeft verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het in vereniging (in de openbaarheid) gepleegde geweld gehad. Dit brengt mee dat het hof bewezen acht dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 3] schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen [benadeelde 6] en [benadeelde 7] .
Strafverzwarende omstandigheid [benadeelde 7] (feit 4)
Als gevolg van het op [benadeelde 7] uitgeoefende geweld is hem letsel toegebracht, namelijk een blauw oog.
Nu het hof heeft vastgesteld dat verdachte de enige is geweest die [benadeelde 7] heeft geslagen en dat hij hem daarbij tweemaal op zijn oog(kas) heeft geraakt acht het hof bewezen dat verdachte dit letsel bij [benadeelde 7] heeft veroorzaakt. Het hof kwalificeert dit letsel als ‘enig lichamelijk letsel’.

3.Bewijsoverwegingen [locatie 2]

3.1
Openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 9] en [benadeelde 10] (feit 4)
Verdachte heeft in hoger beroep erkend dat hij [benadeelde 9] en [benadeelde 10] heeft geslagen. Hij ontkent dat hij zou hebben geschopt.
Op grond van de feitenvaststelling en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest stelt het hof vast dat verdachte zich aan het begin bij de groep voegt die bij [benadeelde 9] staat. Het geweld begint met een klap van een medeverdachte aan [benadeelde 9] , waarna het geweld zich voortzet tegen [benadeelde 9] en vervolgens ook tegen [benadeelde 10] . [benadeelde 9] en [benadeelde 10] worden door verdachte en zijn medeverdachten geslagen en gestompt en tegen de grond gewerkt. [benadeelde 10] wordt meerdere keren geschopt. Ook wordt er door een medeverdachte met een stoel in de richting van [benadeelde 10] gegooid.
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [betrokkene] en [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen [benadeelde 9] en [benadeelde 10] . Verdachte heeft aan dit in vereniging (in de openbaarheid) gepleegde geweld een significante en wezenlijke bijdrage geleverd. Hij was vanaf het begin aanwezig, heeft [benadeelde 9] en [benadeelde 10] meerdere keren geslagen en geschopt, waaronder ook, zoals het hof verderop zal bespreken, in de richting van het hoofd van [benadeelde 10] terwijl hij op de grond lag.
Strafverzwarende omstandigheid [benadeelde 10] (feit 4)
Als gevolg van het op [benadeelde 10] uitgeoefende geweld is hem letsel toegebracht, bestaande uit: een gebroken duim, een opgezwollen enkel, een blauw oog en blauwe plekken op beide armen. Het hof kwalificeert dit letsel als ‘enig lichamelijk letsel’.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of één of meerdere letsels bij [benadeelde 10] zijn veroorzaakt door het handelen van verdachte.
Vooropgesteld wordt dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de zwaardere strafbedreiging van artikel 141, tweede lid onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht alleen van toepassing is op de verdachte die zelf het bewezenverklaarde letsel heeft toegebracht. De verdachte kan op grond van deze bepaling niet strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor het door zijn mededaders in het kader van het openlijke geweld veroorzaakte letsel.
Zoals hiervoor is vastgesteld heeft verdachte [benadeelde 10] geschopt en geslagen. Het hof acht bewezen dat verdachte hierdoor een blauwe plek op het lichaam van [benadeelde 10] heeft veroorzaakt. Dat door anderen ook geweld tegen [benadeelde 10] is uitgeoefend staat niet in de weg aan het oordeel dat het handelen van verdachte een blauwe plek op het lichaam van [benadeelde 10] tot gevolg heeft gehad.
Voor het overige letsel geldt dat ook door anderen in vereniging geweld tegen [benadeelde 10] is uitgeoefend dat geëigend kan zijn dit lichamelijk letsel toe te brengen. Niet bewezen kan worden dat (juist) het door verdachte gepleegde geweld dat overige lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Dit staat aan toerekening in de weg.
3.2
Geweld tegen [benadeelde 10] (feit 3)
Voor de beoordeling van de vraag of het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als (het medeplegen van) een poging tot doodslag op dan wel zware mishandeling van [benadeelde 10] gaat het hof nader in op het door verdachte en zijn medeverdachten gebruikte geweld.
Op grond van de feitenvaststelling en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest stelt het hof vast dat [benadeelde 10] op enig moment op de grond belandt. Vanaf dat moment wordt hij – terwijl hij probeert op te staan – door verdachte en zijn medeverdachten bij voortduring en van verschillende kanten met kracht geslagen en geschopt. Er is sprake van fors en heftig groepsgeweld. Nadat [benadeelde 10] voor de tweede keer is opgekrabbeld en al vele malen is geschopt en geslagen, wordt hij weer van verschillende kanten geslagen. Hij krijgt een harde stomp in zijn gezicht van medeverdachte [medeverdachte 3] . Terwijl hij wankelt, wordt hij van verschillende kanten geslagen door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] , onder meer ook tegen zijn hoofd. Als [benadeelde 10] ten gevolge daarvan achterover op de grond valt en weerloos op de grond ligt maakt verdachte een krachtige stampende beweging ter hoogte van het bovenlichaam dan wel de rechterschouder van [benadeelde 10] en schopt hij richting zijn hoofd. Medeverdachte [medeverdachte 5] schopt nog tweemaal tegen zijn benen. [benadeelde 10] blijft bewusteloos op de grond liggen.
Voor de vaststelling dat – anders dan de verdediging heeft betoogd – sprake is geweest van schoppend geweld richting het hoofd van [benadeelde 10] acht het hof in het bijzonder het volgende van belang.
Het hof heeft, zoals hiervoor weergegeven, op de beelden waargenomen dat:
- verdachte naar voren stapt, waarbij hij zijn lichaam in balans houdt door beide uitgestrekte armen en iets achterover leunt;
- verdachte zijn linkerbeen ter hoogte van het bovenlichaam c.q. de rechterschouder van [benadeelde 10] versneld naar beneden brengt in een dubbele neerwaartse beweging. De beweging is niet in één keer, er zit een hapering in de beweging;
- verdachte vervolgens zijn gewicht naar zijn linkerbeen verplaatst en zijn rechterbeen verplaatst in een krachtige beweging van achteren naar voren, waarbij hij zijn heupen ook meedraait, in de richting van het hoofd van [benadeelde 10] .
Hieruit volgt dat – anders dan de verdediging heeft betoogd – geen sprake is geweest van onbalans bij verdachte of het enkel wegstappen langs het hoofd van [benadeelde 10] . Integendeel. Uit de snelheid en wijze van bewegen van het lichaam, de benen, armen en heupen maakt het hof op dat verdachte controle had over zijn lichaam en met kracht schopte.
Op grond van deze waarneming en de waarnemingen van de rechtbank [12] en de verbalisant [13] concludeert het hof dat verdachte een stampende beweging heeft gemaakt in de omgeving van het hoofd van [benadeelde 10] en daarnaast een krachtige schoppende beweging richting het hoofd.
Medeplegen en opzet
Het hof stelt voorop dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Een vooropgezet plan hoeft aan het medeplegen niet ten grondslag te liggen, want medeplegen kan ook als een opwelling uit de situatie voortspruiten en zelfs stilzwijgend plaatsvinden. Ook is niet nodig dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, maar de samenwerking moet wel intensief zijn. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan de bewuste en nauwe samenwerking onder meer blijken uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol van de verdachte in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict en het belang daarvan, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. In dit opzicht kan ook de aard van het delict een rol spelen.
Verder is van belang dat niet is vereist dat iedere medepleger exact op de hoogte is van de bijdragen van de andere medepleger(s) aan het strafbare feit. Wel dient er bij de medepleger sprake te zijn van een zogenoemd 'dubbel' opzet dat ziet op het tot stand brengen van het feit als op de samenwerking met de andere dader of daders.
Nauwe en bewuste samenwerking
Uit de hiervoor vastgestelde feiten volgt dat niet alleen verdachte maar ook zijn medeverdachten geweld tegen [benadeelde 10] hebben gebruikt. De vraag is of sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten dat dit kan worden aangemerkt als medeplegen.
Vastgesteld is dat zowel verdachte als zijn medeverdachten zowel gelijktijdig als afwisselend, kort na elkaar, en bij voortduring [benadeelde 10] hebben geslagen, gestompt en geschopt, zoals hiervoor omschreven. De verdachten stonden hierbij om [benadeelde 10] heen.
Op het moment dat verdachte richting de op de grond liggende [benadeelde 10] schopt staan zijn medeverdachten op afstand en gebruiken dan zelf geen geweld (meer) tegen [benadeelde 10] . Alleen [medeverdachte 5] schopt tot slot nog tegen de benen van [benadeelde 10] . Vaststaat dat zijn medeverdachten tot dan toe niet dergelijk zwaar geweld als verdachte heeft toegepast, hebben gebruikt.
Voorgaande vaststellingen leiden tot het oordeel dat sprake is geweest van een gezamenlijke geweldsuitoefening waarbij verdachte en zijn medeverdachten zich dusdanig hebben gemanifesteerd door tegelijk en achtereenvolgens (fors) geweld op [benadeelde 10] uit te oefenen dat daaruit kan worden afgeleid dat zij bewust hebben samengewerkt. De verdachten hebben ieder voor zich een substantieel en rechtstreeks aandeel gehad in het door hen uitgeoefende geweld.
Gelet op het verloop van het gevecht en de rol van de medeverdachten is het hof van oordeel dat vanaf het moment dat verdachte de stampende en schoppende beweging richting het hoofd van de op de grond liggende [benadeelde 10] maakt geen sprake meer is van een nauwe en bewuste samenwerking.
(Voorwaardelijk) opzet
Voor een bewezenverklaring moet verder worden vastgesteld dat verdachte en zijn medeverdachte(n) door hun handelen (voorwaardelijk) opzet op de dood, dan wel opzet op zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde 10] hebben gehad.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood of zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de feitenvaststelling en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest volgt dat verdachte en zijn medeverdachten fors geweld op [benadeelde 10] hebben uitgeoefend, waarbij zij hem bij voortduring hebben geslagen, gestompt, ook tegen het gezicht en (achter)hoofd, en geschopt, zoals hiervoor is vastgesteld. Verdachte en zijn medeverdachten hebben met aanzienlijke kracht uitgehaald onder meer tegen en richting het gezicht en hoofd van [benadeelde 10] . [benadeelde 10] is als gevolg van de klappen meermalen op de grond gevallen. Daarnaast heeft verdachte een stampende beweging in de directe omgeving van het hoofd gemaakt en richting het hoofd van [benadeelde 10] geschopt. [benadeelde 10] is als gevolg van al dit geweld buiten bewustzijn geraakt. Ook heeft hij op verschillende plekken letsel bekomen, te weten: een gebroken duim, een opgezwollen enkel, een blauw oog en blauwe plekken op beide armen.
Uit de hiervoor vastgestelde handelingen kan naar het oordeel van het hof een levensbedreigend risico worden afgeleid.
Het hof is van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen en in het bijzonder gelet op de aard en intensiteit van de schop richting het hoofd en de stampende beweging in de directe omgeving van het hoofd – een kwetsbaar onderdeel van het lichaam – willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [benadeelde 10] zou komen te overlijden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat verdachte met kracht met zijn geschoeide voet richting het hoofd van [benadeelde 10] schopte, terwijl [benadeelde 10] weerloos op zijn rug op de grond lag. Op de camerabeelden is te zien dat het [benadeelde 10] nauwelijks lukt om zich te beschermen tegen het geweld. Bovendien beweegt [benadeelde 10] met zijn bovenlichaam licht omhoog op het moment dat verdachte stampt en schopt hetgeen de kans op het raken van het hoofd, nu er sprake is van gelijktijdig bewegen van zowel het hoofd van [benadeelde 10] als het lichaam van verdachte, vergroot. [benadeelde 10] is als gevolg van het geweld bewusteloos geraakt, waaruit tevens valt af te leiden dat het op hem uitgeoefende geweld met veel kracht gepaard ging.
De mate en intensiteit van het geweld gericht op en richting het hoofd van de weerloos op de grond liggende [benadeelde 10] maakt dat het hof van oordeel is dat een reële, niet onwaarschijnlijke kans bestond dat [benadeelde 10] zodanig ernstig gewond zou raken dat hij daaraan zou komen te overlijden. Door het geweld op deze wijze op [benadeelde 10] uit te oefenen, heeft verdachte deze kans bewust aanvaard. Het handelen van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm – met name het met kracht schoppen richting het hoofd – zozeer gericht op het overlijden van [benadeelde 10] dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg daadwerkelijk heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is niet gebleken. Er is dus sprake van (voorwaardelijk) opzet op het gronddelict.
Het voorgaande brengt mee dat het hof bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op [benadeelde 10] .

4.Bewijsoverwegingen [locatie 3]

4.1
De feiten: wat is er gebeurd?
Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 14 juli 2021 korte tijd nadat door verdachte en medeverdachten fors geweld was gepleegd voor [locatie 1] en [locatie 2] gingen verdachte en de medeverdachten over de boulevard in de richting de [locatie 3] . Op straat ter hoogte van de [locatie 3] komt het tot een confrontatie tussen (een deel van) de groep van verdachte en een groep mannen, te weten: [slachtoffer] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] (hierna: de groep uit [plaats 2] ).
Na een korte woordenwisseling loopt het uit de hand als verdachte een eerste klap uitdeelt. [14] Op dat moment staan medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] bij verdachte. [15] Er ontstaat een massale vechtpartij waarbij door verschillende personen uit de groep van verdachte verschillende vormen van geweld worden uitgeoefend tegen de personen van de groep uit [plaats 2] . De groep uit [plaats 2] deed niet veel terug. [16]
In korte tijd volgt vanuit de groep van verdachte onder meer het volgende geweld: [benadeelde 4] krijgt een klap op zijn gezicht en er wordt geprobeerd hem te tackelen. [slachtoffer] wordt op zijn hoofd geslagen, valt op de grond en wordt vervolgens tegen zijn hoofd geschopt. [benadeelde 5] rent weg en wordt tijdens het wegrennen geslagen. [benadeelde 2] wordt tegen de grond gebeukt. Terwijl [benadeelde 2] op de grond ligt wordt hij twee keer tegen zijn hoofd geschopt, waardoor hij buiten bewustzijn raakt. [benadeelde 3] wordt geschopt, geslagen en geduwd.
Uit de beschikbare beelden volgt dat [slachtoffer] op de grond ligt op het moment dat [benadeelde 2] en [benadeelde 3] worden aangevallen. [17]
Als gevolg van het geweld heeft [benadeelde 3] blauwe plekken opgelopen en is [benadeelde 2] naast blauwe plekken en schaafwonden een gezwollen schedel en bulten op zijn hoofd toegebracht. [slachtoffer] is als gevolg van het geweld op 18 juli 2021 overleden.
Ten aanzien van de rol van verdachte stelt het hof bovendien vast dat verdachte:
  • deel uitmaakte van de groep die tegenover de groep uit [plaats 2] is gaan staan;
  • als eerste de confrontatie met de groep uit [plaats 2] is aangegaan en de eerste klap heeft uitgedeeld;
  • [benadeelde 3] een klap in het gezicht heeft gegeven waardoor hij struikelde en op de grond viel;
  • [benadeelde 2] naar de grond heeft geduwd en – toen hij op de grond lag - tegen het hoofd heeft geschopt.
4.2
Openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] (feit 5)
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest acht het hof bewezen dat verdachte vanaf het begin deel uitmaakte van de groep die tegenover de groep uit [plaats 2] is gaan staan en dat hij binnen de geweldsexplosie die zich daar tegen die groep heeft afgespeeld vervolgens geweld heeft gepleegd [benadeelde 3] en [benadeelde 2] , zoals hiervoor beschreven. Door zijn handelen heeft verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het (in de openbaarheid gepleegde) geweld tegen de gehele groep uit [plaats 2] gehad.
Evenals de rechtbank en de advocaten-generaal is het hof van oordeel dat het openlijk geweld voor de [locatie 3] juridisch niet uiteenvalt in meerdere kleine vechtpartijen tegen afzonderlijke personen, waarbij per verdachte moet worden beoordeeld tegen wie hij geweld heeft gepleegd. Dit gaat niet alleen in tegen de feitelijke situatie zoals die heeft plaatsgevonden – te weten: één massale aanval van de groep van verdachte tegen de groep uit [plaats 2] , waarbij op korte afstand van elkaar en binnen een kort tijdsbestek (deels) tegelijkertijd geweldshandelingen tegen de verschillende slachtoffers werden verricht – maar ook tegen de inhoud en ratio van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk het strafbaar stellen van openlijk en in verenigde krachten gepleegd (groeps)geweld tegen personen, waarbij niet iedere pleger zelf geweld moet hebben gepleegd tegen ieder slachtoffer. Voor een bewezenverklaring van het “in vereniging” plegen van geweld is – zoals eerder is overwogen – slechts vereist dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dat openlijke geweld.
Nu verdachte zich ervan bewust was dat ook anderen deelnamen aan de openlijke geweldpleging kan daaruit worden afgeleid dat verdachte opzet had op het in vereniging plegen van geweld.
Het voorgaande brengt mee dat het hof bewezen acht dat verdachte zich samen met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] . Ten aanzien van het openlijk geweld tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] geldt dat dit bovendien samen met [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] is gepleegd.
Strafverzwarende omstandigheid [slachtoffer] en [benadeelde 2] (feit 5)
Aan verdachte is tenlastegelegd dat zijn bijdrage aan het openlijk geweld (zwaar) lichamelijk letsel bij [slachtoffer] en [benadeelde 2] tot gevolg heeft gehad.
Vooropgesteld wordt dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de zwaardere strafbedreiging van artikel 141, tweede lid onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht alleen van toepassing is op de verdachte die zelf het bewezenverklaarde letsel heeft toegebracht. De verdachte kan op grond van deze bepaling niet strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor het door zijn mededaders in het kader van het openlijke geweld veroorzaakte letsel.
[slachtoffer]
Het hof acht niet bewezen dat het door verdachte gepleegde geweld het in de tenlastelegging genoemde lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad. Nu verdachte op grond van deze bepaling niet strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door zijn mededaders in het kader van het openlijke geweld veroorzaakte letsel kan dit strafverzwarende onderdeel niet worden bewezen.
[benadeelde 2]
Als gevolg van het op [benadeelde 2] uitgeoefende geweld heeft hij blauwe plekken, schaafwonden, een gezwollen schedel en bulten op zijn hoofd opgelopen. Het hof kwalificeert dit letsel als ‘enig lichamelijk letsel’.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of één of meerdere letsels bij [benadeelde 2] zijn veroorzaakt door het handelen van verdachte.
Zoals hiervoor is vastgesteld heeft verdachte [benadeelde 2] geduwd en tegen het hoofd getrapt. Het hof acht bewezen dat verdachte hierdoor een bult en een blauwe plek op het hoofd van [benadeelde 2] heeft veroorzaakt. Dat door anderen ook geweld tegen [benadeelde 2] is uitgeoefend staat niet in de weg aan het oordeel dat het handelen van verdachte een bult en een blauwe plek op het lichaam van [benadeelde 2] tot gevolg heeft gehad.
4.3
Geweld tegen [slachtoffer] (feit 1)
De advocaten-generaal hebben voor wat betreft de betrokkenheid van verdachte bij het (dodelijke) geweld tegen [slachtoffer] aangevoerd dat:
  • getuige [getuige 1] verdachte aanwijst als een van de daders van het dodelijke geweld en haar verklaring betrouwbaar moet worden geacht;
  • getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] een omschrijving van de dader van het dodelijke geweld geven die past bij verdachte;
  • celmateriaal van [slachtoffer] op de schoen van verdachte is aangetroffen, en
  • verdachte in een OVC-gesprek toegeeft de neus van [slachtoffer] te hebben gebroken.
Uit deze bewijsmiddelen blijkt volgens de advocaten-generaal dat verdachte betrokken is geweest bij het dodelijke geweld, dat op [slachtoffer] is uitgeoefend: hij heeft [slachtoffer] in elk geval geschopt.
Het hof overweegt het volgende.
Uit het dossier volgt dat meerdere jongens uit de groep van verdachte bij [slachtoffer] stonden toen hij in zijn gezicht werd gestompt. Na één of twee vuistslagen is [slachtoffer] achterover gevallen op de grond. Vervolgens is [slachtoffer] door meerdere jongens uit de groep van verdachte tegen zijn bovenlichaam en hoofd getrapt, waarbij in elk geval één trap op zijn hoofd raak was. [slachtoffer] blijft daarna bewusteloos op de grond liggen. Korte tijd later arriveert een ambulance en wordt hij met spoed overgebracht naar het ziekenhuis, waar hij bij aankomst direct wordt geopereerd. Die operatie kan niet voorkomen dat [slachtoffer] vier dagen later, op 18 juli 2021 om 12.23 uur, in het ziekenhuis overlijdt.
Verdachte heeft – net als zijn medeverdachten – telkens ten stelligste ontkend betrokken te zijn geweest bij het geweld tegen [slachtoffer] .
Hoewel het dossier een groot aantal verklaringen van getuigen bevat, heeft slechts een klein deel van deze getuigen het geweld tegen [slachtoffer] waargenomen. Een nog kleiner deel van deze getuigen heeft concrete geweldshandelingen (zoals een stomp of een schop) gezien en alleen de getuigen [getuige 1] , [getuige 4] en [getuige 5] geven een signalement van (een van) de perso(o)n(en) die [slachtoffer] zou(den) hebben geschopt. In tegenstelling tot de andere incidenten bevat het dossier geen beeldmateriaal van het geweld tegen [slachtoffer] .
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, verdachte betrokken is geweest bij het geweld tegen [slachtoffer] .
Ter beantwoording van die vraag gaat het hof eerst in op de door getuige [getuige 1] afgelegde verklaringen. Vervolgens bespreekt het hof de verklaringen van andere getuigen en de OVC-opname. Tot slot gaat het hof in op – kortgezegd – het DNA-bewijs.
4.3.1
Verklaringen van getuige [getuige 1]
Het hof moet beoordelen of, en zo ja in hoeverre, de verklaringen van [getuige 1] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt.
Getuige [getuige 1] is in totaal vier gehoord: één keer door de Spaanse politie, twee keer door de politie in Nederland en één keer door de rechter-commissaris.
Op 20 juli 2021 heeft [getuige 1] bij de Spaanse politie een verklaring afgelegd. [18] Deze verklaring houdt – voor zover hier relevant – in:
Dat de declarante ter hoogte van de [locatie 3] iets zag wat leek op het begin van een gevecht midden op de openbare weg, aangezien een groep van ongeveer tíen of vijftien jongeren minimaal drie andere jongeren aan het achtervolgen en aanvallen was door middel van stompen en schoppen. De declarante zag dat een van de jongens (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) die aangevallen werd op de grond viel nadat hij verschillende stompen had gekregen en dat, toen hij al op de grond lag, de geweldplegers, minimaal drie personen, hem tegen het hoofd schopten, waarop deze jongen bewusteloos op de grond bleef liggen ter hoogte van de bar " [locatie 3] ".
De declarante denkt zich te herinneren dat deze jongens, de geweldplegers, na de geweldpleging naar een andere jongen (het hof begrijpt: [benadeelde 2] ) gingen die verderop werd aangevallen door andere jongeren en die ze bleven aanvallen tot deze jongen ook op de grond bleef liggen en daarna verliet deze groep jongeren snel de plek.
De declarante weet dat de daders en slachtoffers van Nederlandse afkomst waren omdat zij hen hoorde schreeuwen voor en tijdens het gevecht. De beschrijving van de geweldplegers die zij kan aandragen is dat het, zoals gezegd, een groep Nederlanders is bestaande uit ongeveer 10-15 jongeren. Zij denkt dat zij enkele van hen zou kunnen herkennen als zij hen opnieuw zou zien en zij gaat over tot het geven van de beschrijving van drie van wie zij zich herinnert:
1.- Een jonge man van tussen de 19-20 jaar oud, met een lengte van ongeveer 180 cm, slank postuur, kort zwart haar en mogelijk gekleed in een donker shirt, maar dat kan ze niet nader omschrijven.
2.-Een ander was een jongen van ongeveer 20 jaar, iets kleiner dan de vorige, ongeveer 170 cm lang, en met slank postuur, kort blond haar; ze herinnert zich niet meer hoe hij gekleed ging.
3.- En de laatste van de jongens die de aanval deed op de groep van drie zal 20-21 jaar oud geweest zijn, ongeveer 180 cm lang, met slank postuur, kort donkerzwart haar en gekleed ín een zwart shirt en korte spijkerbroek;
Op de groepsfoto van de verdachten herkent declarante zonder enige twijfel drie van de jongens die staan afgebeeld en die zij eerder heeft beschreven; zij omcirkelt elk van hen en nummert ze van 1 tot 3, zij bevestigt dat deze drie personen, minímaal, de jongen hebben geslagen die op de grond lag ter hoogte van de bar " [locatie 3] " en hem aanvielen door hem te stompen en te schoppen, vooral de jongen die zij aanduidt met het nummer 1, van wíe de declarante duidelijk zag hoe hij het slachtoffer schoppen tegen het hoofd gaf.
Niet ter discussie staat dat [getuige 1] op de foto verdachte (nummer 1), medeverdachte [medeverdachte 6] (nummer 2) en een onbekende jongen (nummer 3) heeft aangewezen.
Op 7 augustus 2021 wordt [getuige 1] door de Nederlandse politie gehoord. [19] Zij vertelt dan dat ze bij de Spaanse politie is vergeten te zeggen dat ze nog met één van de slachtoffers heeft gesproken, voor het gevecht begon. Vervolgens verklaart [getuige 1] onder meer:
Toen hoorde ik opeens echt super hard geschreeuw achter me en toen keek ik zo om, en toen renden er drie jongens echt zo die kant op en een hele grote groep kwam er achteraan rennen, en toen in één keer werd aan de rechterkant van mij een jongen dus helemaal in elkaar geslagen, dat is dus die [slachtoffer] geweest denk ik want hij had ook helemaal bloed om zijn hoofd uiteindelijk en op de grond, maar hij was helemaal in elkaar geslagen en daar werd een jongen in elkaar geslagen en aan de overkant van de straat werd een jongen in elkaar geslagen, dus bij de boulevard zeg maar. Dus op drie verschillende plekken eigenlijk. En ik stond dus hier bij dus ik heb eigenlijk dit het beste gezien, dus die andere twee heb ik wel meegekregen maar niet echt van dichtbij meegemaakt of zo, dus toen ik hier stond toen werd hij helemaal in elkaar geslagen, toen viel hij ook op de grond, toen hebben dus wel een paar jongens nog een kopschop zeg maar achteraf tegen z'n hoofd aan getrapt, en toen zeg maar overal dat gevechtje klaar was, toen rende iedereen gewoon weg, van die jongens van die hele grote groep, die renden allemaal weg, die vluchtten.
Het ging eigenlijk gewoon heel erg snel, toen heb ik me eigenlijk vooral dus gefocust op de jongen dus rechts van mij, want dat was het dichtstbijzijnde dus daar schrok ik eigenlijk gewoon het meeste van, die jongen kreeg gewoon al heel snel een aantal klappen, waardoor hij op de grond viel, en toen hij op de grond viel, is er nog gewoon een paar keer tegen zijn lichaam aan getrapt, tegen z'n hoofd aangetrapt, en toen die jongens weg renden ja ik weet niet waar ze naartoe renden, maar die renden toen allemaal weg, en ik weet trouwens ook dat tegen deze jongen ook is aan getrapt, en dat die jongen die toen daar tegenaan heeft getrapt ook is weggerend maar niet die kant op maar juist deze kant op, dat weet ik ook nog. Want die zag ik echt zo langs mij rennen zeg maar. En van dit gevecht heb ik eigenlijk helemaal niks gezien. Alleen dus dat die jongen was opgestaan en hierheen rende. Toen hij weer bij bewustzijn was. Volgens mij waren ze alle drie wel gewoon echt weg. Als in gewoon knock out.
V: En hij werd eerst geslagen en toen hij lag werd er op zijn hoofd getrapt. En was dat door meerdere jongens?
A: Ja voor m'n gevoel waren er twee jongens die trapten maar er stonden er wel meer omheen, maar ja wie nou allemaal precies hebben getrapt, dat durf ik niet echt te zeggen. Maar ik heb wel het idee dat die twee jongens die daarbij stonden dat zij allebei hebben getrapt. En de andere jongens die hadden geslagen. Een stuk of vier of zo. Zeg maar er waren gewoon een aantal jongens die gewoon met vuisten zo in zijn gezicht gingen zo, en toen NTV op de grond met zijn lichaam met z'n hoofd NTV op de grond en toen gingen die andere jongens gewoon nog een paar keer tegen hem aan trappen.
Dus ik heb het wel gezien dat er werd geschopt maar ja wie nou precies heeft geschopt, NTV één jongen die gewoon heel erg opviel dat was een lange jongen, hij was wat magerder hij was licht getint, voor m'n gevoel, ja iets donkerder qua huidskleur dan de anderen, en hij was volgens mij wel het meest agressief. Ja, ik vind het eigenlijk moeilijk om te zeggen wie nou precies heeft geslagen wie nou precies heeft geschopt.
V: En vielen ze deze jongen als eerste aan?
A: Weet ik eerlijk gezegd niet. Want toen hij in elkaar werd geslagen heb ik eigenlijk niet echt gekeken op dat moment naar die andere twee jongens, dat kwam eigenlijk pas later toen zag ik dat hun ook helemaal in elkaar waren geslagen maar ik weet dus niet zeg maar wie er als eerste, weet ik niet.
V: Die derde jongen die lag al op de grond.
A: Ja toen ik keek lag hij al op de grond, dus ik heb zeg maar niet gezien dat hij in elkaar werd geslagen en op de grond is gevallen. Dat heb ik gewoon gemist. Dus ik heb alleen gezien dat hij op de grond lag, gewoon ja zo op z'n zijkant zeg maar, en dat die jongen dus een trap gaf, echt op zo'n voetbal manier.
De jongen die schopte was gewoon lang en mager, een tengere jongen zeg maar. En hij had gewoon kort donker haar. Had volgens mij ook een lange broek aan trouwens.
Nadat het filmpje is getoond waarop te zien is dat [benadeelde 2] op de grond ligt verklaart [getuige 1] :
Volgens mij heb ik dit stukje gezien, hij is die trapper denk ik, dit is die lange jongen, o hij heeft helemaal geen lange broek aan, dat dacht ik, maar dit is dus de lange jongen die heel dun was met die korte zwarte haren. Die die voetbaltrap (het hof begrijpt: tegen [benadeelde 2] ) gaf wat ik uitlegde, dat is volgens mij dit. O mijn god dit heb ik ook echt gezien.
Die jongen met het zwarte shirt met gele bedrukking heb ik niks meer zien doen. Ik heb hem alleen maar bij die jongen (het hof begrijpt: [benadeelde 2] ) toen ik daar naar keek zag ik dat hij een voetbaltrap gaf en dat hij toen daarna wegging. Maar als die jongen licht getint is, zeg maar ik weet niet of hij dat is, maar als hij een licht getinte huid heeft, dan heeft hij ook bij dat andere gevecht hem (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) getrapt, want daar was ik bij zeg maar. Zeg maar waar ik dus stond bij die jongen die bij mij lag, hij was ook getrapt door een jongen, zeg maar dat groepje wat erbij stond, dat was ook een lange jongen met donker haar, en heel mager en hij was licht getint.
V: Dus als hij licht getint is, was hij ook betrokken bij die jongen waar jij bij was.
A: Maar ja ik weet dat dus niet want ik weet niet of die andere jongen met die gele bedrukking zeg maar of hij dat is. Want dat was gewoon veel te ver weg, ik zag dat gewoon niet.
Ik weet ook wel dat een aantal jongens gewoon wisselend daar hebben gevochten, toen hier naartoe zijn gegaan daar hebben gevochten, dat ze zeg maar overal een beetje elkaars vrienden gingen helpen met vechten, dus ik weet niet of het zo is, maar het zou goed kunnen dat hij eerst bijvoorbeeld hier heeft gevochten en naderhand daar is heen gegaan en ook een trap heeft gegeven bijvoorbeeld. Maar ja dat weet ik dus niet maar dat zou kunnen.
Op 16 augustus 2021 wordt [getuige 1] nog een keer door de politie gehoord. [20] Zij verklaart dan (onder meer) het volgende:
Ik hoorde super hard geschreeuw, dus ik keek om. Op dat moment zag ik gewoon dat één jongen zo hier stond en die andere jongens er echt zo helemaal omheen stonden, dus ik zag echt niet echt zo, het ging ook super snel, het was gewoon echt boem, boem, boem, boem, boem en toen lag hij (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) al op de grond. Hij viel naar achter.
Hij werd vol op zijn gezicht geslagen. Voor mijn gevoel gingen er toen een paar jongens weg. Toen hij op de grond lag werd hij nog en paar keer getrapt.
V2: En wie van die zeg ongeveer drie die er nog waren deden dat?
G: stilte
V2: Misschien heb je gezien dat er meerdere mensen?
V1: Jij zegt dat hij een aantal keer geslagen werd, maar waar werd hij dan geslagen?
G: Ja, dat weet ik niet echt want zeg maar als dit die jongen was, dan waren dit die andere jongens. Snap je? Dus die waren ook gewoon, ik stond hier. lk zag het wel gebeuren dat er een vuist naar zijn hoofd ging zeg maar. Waar op zijn lichaam? Hoog. Maar op zijn neus of op zijn voorhoofd, dat weet ik niet. Maar wel hoog op zijn lichaam zeg maar, dus wel gewoon op zijn gezicht, maar waar precies, op z'n ogen, op z'n neus, op z'n mond, dat weet ik niet.
V1: En hoe zou je die jongens kunnen omschrijven die dat deden?
G: Eén jongen die was een lange jongen, was best wel mager, hij was gewoon lang en slank, volgens mij donker haar, hij was licht getint, want ja, uh, is lullig om te zeggen maar dat herinner ik me gewoon nog goed zeg maar, omdat hij gewoon opviel en er was een andere jongen bij die kan ik me ook nog wel goed herinneren omdat hij best wel een apart gezicht had. Hij had een beetje zo van die wenkbrauwen die dichter op z'n ogen liggen.
De getinte jongen had volgens mij een korte blauwe spijkerbroek aan. Volgens mij had hij een zwart shirt aan, of was dat die jongen met die gele bedrukking? Er was één jongen bij, hij had een zwart shirt met gele bedrukking. Maar ik weet nou niet of hij dat is. Maar dat denk ik eigenlijk wel, anders herinner ik het mij niet zo. Maar er was één jongen bij, hij was lang en slank, hij had ook best wel een bruine huidskleur en hij had ook donker haar en een korte spijkerbroek aan en een zwart shirt met een gele bedrukking.
V1: En deze jongens die je net beschreef hè, sloegen die [slachtoffer] ?
G: Hmm, hmm (als bevestiging bedoelt). En die ander jongen, die wat langere, die magere, hij stond er ook nog bij toen hij werd getrapt.
Dat ging heel snel hoor. Hij werd een paar keer getrapt door de mensen die er toen nog stonden.
V1: Hoe ging dat? Hoe ging dat trappen?
G: Ja, hij lag dus met zijn gezicht richting het strand. Dus ik stond vanaf de andere kant. Vanaf zijn rug zeg maar, dus ik heb ook niet gezien waar ze hem precies hebben getrapt als in op z'n hoofd of op z'n buik ja, dat heb ik niet echt gezien want ik stond
aan de kant van zijn rug en de jongens stonden aan de kant van zijn gezicht. Dus ik heb wel gezien dat ze een paar bewegingen maakten om te trappen en dat ze naderhand allemaal wegrenden, maar waar ze nou bijvoorbeeld precies hebben getrapt dat weet ik niet.
V1: En, wie trapten hem?
G: stilte
G: Volgens mij stonden er nog drie jongens en hebben zij ook alle drie getrapt. Want ja, voor mijn gevoel waren ze alle drie aan het bewegen. Ja ze maakten alle drie bewegingen zeg maar en .... Volgens mij hebben ze alle drie getrapt. Maar ik heb dat niet vanuit die kant gezien zeg maar. Dus dat vind ik dan wel moeilijk om te zeggen, want ik stond natuurlijk aan deze kant.
Ze trapten richting zijn bovenlichaam zeg maar, niet op zijn enkels of zijn benen of zijn bovenbenen of zo. Vanaf hier naar boven denk ik, maar waar precies weet ik niet.
V1: Vanaf de navel naar boven zeg maar?
A: Ja, sowieso, want ze stonden al, volgens mij stonden ze op de helft van zijn lichaam. Snap je wel? Dus als je dan trapt en dat was richting zijn hoofd, want dat lag aan die kant en ze trapten, ze stonden gewoon zo, naar die kant gericht zeg maar, dus wel op het bovenlichaam getrapt.
V1: Hoe zagen die jongens er uit? Zou je die nog kunnen omschrijven?
G: Ja, volgens mij was één van die drie jongens die daar bij stond, was dus die lange licht getinte jongen met dat zwarte shirt aan en die gele bedrukking. Die andere twee jongens durf ik echt niet te zeggen. Weet ik echt niet.
V1: Wat deden de jongens nadat ze [slachtoffer] getrapt hadden?
G:Wegrennen! Ik weet niet waar heen, voor mijn gevoel echt verspreid.
V2: En wat heb jij gezien van het geweld dat werd uitgeoefend op die andere jongen (het hof begrijpt: [benadeelde 2] )?
G: Toen ik zeg maar die kant op keek, lag hij al op de grond, dus ik heb niet gezien dat hij in elkaar werd geslagen. Maar het enige wat ik heb gezien, is dat hij echt een super harde trap kreeg. Echt op zo'n manier dat je een voetbal wegtrapt zeg maar, richting uhh... Weet je, als je op het voetbalveld staat ... ntv.. uithaalt naar zo'n voetbal. Op zo'n manier kreeg hij een trap van een jongen. Ik zag niet waar hij geraakt werd.
V2: Kan je net als bij [slachtoffer] daarnet een inschatting geven van waar ongeveer?
G: Stilte.
V2: Als je het niet weet, moet je het ook zeggen.
G: Ja, weet ik niet, want ik stond, zeg maar wel aan de andere kant weet je wel. lk heb het gezien vanaf een afstand dat hij één zo'n hele grote trap kreeg en toen rende die jongen naderhand weg. lk heb wel gezien dat hij wegrende, maar een beetje raar, dit gaat zo niet kloppen, maar voor mijn gevoel was dat dezelfde jongen als die hier zo ook bij stond. Ook zo'n lange getinte jongen weer met dat zwarte met die gele bedrukking. lk had het idee dat het diezelfde jongen was, maar dat was natuurlijk heel raar, maar misschien is hij gerend of zo om hun te gaan helpen. Maar in ieder geval, voor mijn gevoel die jongen die hier trapte was ook die lange slungelige jongen met die korte spijkerbroek aan zwart shirt en gele opdruk. Omdat, zijn shirt viel op. Dus ik stond aan deze kant en het viel gewoon op zeg maar.
V2: Waren er nog andere mensen bij toen die voetbaltrap werd uitgedeeld?
G: Nee, volgens mij niet. Hij was toen echt in z'n eentje gewoon toen hij.... Hij gaf die trap zeg maar en daar was echt niemand anders bij. Hij was echt alleen.
V1: Wat heb je op internet of tv gezien van dit gebeuren?
G: lk heb de vorige keer met de politieman filmpjes gekeken. lk heb zelf expres geen filmpjes gekeken op internet, want dat wilde ik eigenlijk niet. Toen waren er twee meisjes, ik was nog aan het werk op dat moment op Mallorca. En toen zat ik in de stadsbus om hun naar de luchthaven te brengen en toen waren er twee meisjes en die hadden een filmpje op hun telefoon en dat filmpje hebben ze aan mij laten zien, maar... ik was toen, ik was die dagen zo verdrietig dat ik het eigenlijk niet echt wilde zien zeg maar. lk had er echt een beetje een afkeer voor omdat ik zo boos was om het feit dat het eigenlijk was gebeurd. Dus ze hebben dat filmpje wel laten zien, maar dat was één waas en de vorige keer heb ik met die man gezeten van de politie en toen hebben we twee filmpjes bekeken?
Ik weet niet welk filmpje ik in de bus heb gezien, ik keek wel zo half, want ik was op dat moment aan het werk.
Wat ik heb verklaard over de jongen met het zwarte shirt en de gele opdruk heb ik wel echt uit eigen herinnering. En naderhand zag ik dat filmpje en toen zag ik dus, ja niet dat hij trapte, maar wel dat hij in beeld was en toen, herinner, weet je wel, toen bevestigde het dat (…) Dat bevestigde wel mijn ding.
In Spanje heb ik in het begin een algemeen verhaal verteld wat er was gebeurd, en toen vroegen ze herken je nog jongens en toen zei ik ja, ja, ik denk het wel en toen zei ook, ben je dan in staat zeg maar om foto's te zien en ze dan te herkennen? Toen zei ik ja, ik wil het wel proberen. Maar ik heb wel eerst een verhaal verteld. Uit mezelf.
U toont mij de groepsfoto van de jongens op het terras. Deze foto heb ik ook in Spanje gezien. Toen was de foto minder donker en een stuk duidelijker. Nummer vijf (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 6] ) is die jongen met die wenkbrauwen die zo laag hangen. Nummer vier (het hof begrijpt: verdachte) is die jongen die een trap gaf. Ik bedoel met die trap die voetbaltrap. Maar voor mijn gevoel zat hij ook aan deze kant erbij. Ik vind het moeilijk om uhh.
U vraagt hoe de schopbewegingen bij [slachtoffer] eruit zagen. Ook wel hard, maar niet op een voetbal manier. Omdat zij denk ik gewoon dichter bij zijn lichaam stonden. Bij die andere jongen, hij stond er gewoon iets verder van hem af, waardoor hij die grotere beweging kon maken.
Op 11 januari 2022, een half jaar na het geweldsincident, is [getuige 1] door de rechter-commissaris [21] gehoord, met name over de verklaring die zij in Spanje heeft afgelegd. In het proces-verbaal van dat verhoor valt het volgende te lezen.
[getuige 1] geeft aan dat zij in Spanje één keer met de politie heeft gesproken. Dit verhoor vond plaats in het Engels, wat ze goed beheerst. Als zij niet wist hoe zij een woord moest vertalen dan hielp haar baas [benadeelde 10] haar. [getuige 1] weet niet of zij voorafgaand aan het afleggen van de verklaring in Spanje foto’s of video’s die betrekking hadden op het incident heeft gezien. Tijdens het verhoor is aan haar een groepsfoto getoond. Op de groepsfoto moest ze omcirkelen wie ze herkende. Vervolgens zijn ook zes of zeven screenshots van Instagramaccounts getoond en werd gevraagd of ze mensen herkende. Deze personen heeft ze dingen bij [slachtoffer] zien doen. Bij de politie in Nederland heeft ze ook filmpjes gezien. Voor het tweede verhoor had [getuige 1] alles, de foto met de jongens aan tafel, de screenshots en de drie filmpjes gezien. [getuige 1] had die bewuste avond op Mallorca één consumptie gedronken.
Over [slachtoffer] vertelt [getuige 1] bij de rechter-commissaris, dat een groepje jongens met hem in gevecht ging. Hij werd geslagen, vol in zijn gezicht. Ze weet niet door hoeveel jongens hij werd geslagen. Daarna viel hij op de grond.
Over het trappen tegen [slachtoffer] verklaart [getuige 1] :
Hetzelfde groepje jongens trapte tegen hem aan, met hun voeten tegen het lichaam en het hoofd van de jongen die op de grond lag. Het gebeurde mega, mega snel. Het was in een fractie van een seconde. Hij lag al op de grond. Hij lag op de grond en ze trapten hem gelijk. Van de jongens die trapten, trapte een iemand eigenlijk alleen maar tegen zijn hoofd aan. Dat kon ik het beste zien. [slachtoffer] lag op zijn linkerkant op zijn zij. Ik zag zijn rug. Ik kon niet zien waar zij hem raakten, want zijn lichaam lag ervoor. Ik kon zien dat zijn hoofd werd geraakt, omdat dat gedeelte lager is. Eén jongen heeft hem tegen zijn hoofd getrapt.
Een aantal jongens renden vervolgens weg naar twee plekken waar ook werd gevochten. Er rende ook nog iemand een steegje in. Ik heb op drie plekken gevechten gezien.
Verder verklaart [getuige 1] verderop in het verhoor:
Het waren drie of vier mensen die [slachtoffer] trapten. Alle jongens die bij hem stonden, trapten hem. Ik heb gezien dat een jongen specifiek tegen zijn hoofd trapte, maar de rest trapte ook. De jongen die [slachtoffer] tegen het hoofd trapte was lang en mager. Hij was een beetje getint en had donker haar. De man die tegen het hoofd aantrapte stond met zijn gezicht naar mij. Ik zag dat de voet het hoofd raakte.
Ik heb bij het tweede incident ook een jongen op de grond zien liggen. Daar was ook een lange, licht getinte jongen met donker haar. Hij trapte die andere jongen. Ik weet niet of dat dezelfde jongen was die ik bij het eerste incident heb gezien.
Op de vraag of er opvallende uiterlijke kenmerken aan deze persoon waren antwoordt [getuige 1] dat zij niet meer weet te benoemen dan dat het ging om een lange, magere jongen, een beetje getint en met donkere haren.
Op de vraag of er bij [getuige 1] twijfel bestaat over hoe het toen is gegaan antwoordt zij dat het super, supersnel ging. Zij kan niet precies zeggen wie waar heeft getrapt. [getuige 1] vervolgt:
Ik heb sowieso gezien dat één met zijn vuist op het hoofd heeft geslagen. Ik weet dat hij is geslagen, maar het ging op dat moment ontzettend snel. Het is heel moeilijk om dat te beschrijven. Dat is met het trappen hetzelfde.
Op de vraag of [getuige 1] weet wanneer zij het signalement (lange, licht getinte jongen) voor het eerst heeft besproken antwoordt zij:
Volgens mij bij de politie op Mallorca op de foto die was geprint en dat ik mensen moest omcirkelen. Toen heb ik er voor het eerst over gepraat. Het signalement heb ik gegeven voor het tonen van de foto.
Tijdens het verhoor bij de Spaanse politie lag de groepsfoto voor mij op tafel.
Als aan [getuige 1] wordt gevraagd of zij filmpjes heeft gezien toen zij mensen terugbracht naar de luchthaven zegt zij eerst dat zij deze niet heeft gezien, ook niet in de bus. Na het voorhouden van haar verklaring hierover bij de politie herinnert [getuige 1] zich weer dat zij in de bus filmpjes heeft gezien.
Het hof overweegt hierover het volgende.
De verdediging heeft aangevoerd dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] inconsistent en op cruciale onderdelen innerlijk tegenstrijdig zijn. Daarom moeten zij als onbetrouwbaar worden gekwalificeerd en kunnen zij niet voor het bewijs worden gebruikt. Dat komt door de wijze van totstandkoming van die verklaringen, in ieder geval ten aanzien van de gegeven signalementen, aldus de verdediging.
Op initiatief en verzoek van de verdediging van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] heeft prof. dr. P.J. van Koppen, rechtspsycholoog, zich over de verklaringen van [getuige 1] gebogen. Dit heeft geresulteerd in twee rapporten van respectievelijk 31 augustus 2022 en 13 december 2023.
Het hof overweegt dat de expertise van Van Koppen bij uitstek is toegespitst op het terrein van de – (uiteindelijk) door het hof – te maken beoordeling omtrent de betrouwbaarheid van de genoemde verklaringen. Het hof zal – gelet op zijn expertise en ervaring – de beschouwingen van Van Koppen bij zijn beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] betrekken.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen is van belang of hetgeen is verklaard steun vindt in – zo te noemen – objectieve feitelijke gegevens, of de verklaring ‘uit zichzelf’ (dat wil zeggen, zonder wetenschap vooraf van hetgeen uit het onderzoek al naar voren is gekomen) is afgelegd, of de verklaring (op onderdelen) steeds consistent is en of onderdelen van de verklaring zich verdragen met andere in het onderzoek naar voren gekomen gegevens. Daarnaast kan de complexiteit van het feit waarover is verklaard bij de beoordeling een rol spelen. Ook moet worden gekeken naar de wijze waarop de verklaringen tot stand zijn gekomen.
Vooropgesteld wordt dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat getuige [getuige 1] in het voor- of nadeel van verdachte(n) of aangever(s) zou (willen) verklaren. [getuige 1] kent geen van deze personen en is in die zin een objectieve getuige te noemen.
Het hof stelt ook vast dat getuige [getuige 1] – vooral bij de politie in Nederland – zeer gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd die op verschillende punten, bijvoorbeeld het verloop van het geweld en het schoppende geweld tegen [benadeelde 2] , bevestiging vinden in ander bewijs, zoals de verklaringen van andere getuigen, de verklaringen van verdachte en medeverdachten en de camerabeelden.
Dat een verklaring op onderdelen betrouwbaar kan worden geacht betekent niet dat die verklaring geen onjuistheden kan bevatten.
Nu voor de mogelijke betrokkenheid van verdachte en zijn rol bij het geweld tegen [slachtoffer] de door [getuige 1] afgelegde verklaringen over door haar waargenomen geweldshandelingen, het daarbij gegeven signalement en de fotoherkenning, van mogelijk doorslaggevend belang zijn zal het hof nader ingaan op wat [getuige 1] hierover heeft verklaard en zal het hof toetsen of haar verklaringen op die onderdelen betrouwbaar zijn.
Verklaring in Spanje
Op 20 juli 2021 wordt [getuige 1] op Mallorca door de Spaanse politie gehoord. Niet ter discussie staat dat de wijze waarop dit verhoor is afgenomen niet voldoet aan de (huidige) normen voor een politieverhoor in Nederland.
Uit de verklaringen van [getuige 1] bij de Spaanse politie en de verklaring van [verbalisant 1] , inspecteur/chef bij de politie, destijds hoofd van de afdeling ‘moord’ en onderzoeksleider, bij de raadsheer-commissaris op 11 september 2023 volgt dat [getuige 1] met behulp van een ‘stagiairetolk’ Spaans-Engels in de Engelse taal is gehoord. Er is daarnaast geen gebruik gemaakt van een tolk Nederlands(-Engels). Bovendien is gewerkt met een ‘stagiairetolk’, dat wil zeggen een student die aan de Universiteit (naar het hof begrijpt) de Engelse taal studeerde. In tegenstelling tot de tolken in Nederland zijn deze studenten niet gekwalificeerd of beëdigd. Of en in hoeverre kwaliteitseisen aan de ‘stagiairetolk’ worden gesteld is onbekend.
Verder constateert het hof dat de verklaring van [getuige 1] bij de Spaanse politie slechts drie pagina’s (inclusief veel witregels) omvat. In het proces-verbaal zijn de vragen en antwoorden niet weergegeven. Uit de verklaring van getuige [verbalisant 1] bij de raadsheer-commissaris volgt dat volgens de standaardwerkwijze een relaas is opgemaakt van hetgeen [getuige 1] heeft verteld en dat er geen opnames van het verhoor zijn gemaakt. Op de vraag of letterlijk wordt opgeschreven hoe het gesprek is gegaan met de onduidelijkheden en herformuleringen erin antwoordt [verbalisant 1] :
Wij schrijven de eerste en ook de tweede vraag niet op. Als iets niet duidelijk is, stellen we de vraag iets anders, maar we schrijven niet op als iets niet direct werd begrepen. Wij schrijven uiteindelijk het relaas op zonder de gestelde vragen.
Op de vervolgvraag: stel dat de getuige zou hebben gezegd ‘Ik zag een rode auto’ en hij zegt daarna ‘Oh nee, ik zag een blauwe auto rijden richting [locatie 3] ’. Noteert u dan alleen: ‘Ik zag dat de getuige zegt dat hij een blauwe auto zag rijden richting [locatie 3] ’?, antwoordt getuige [verbalisant 1] :
Ja.
Dat geen gebruik is gemaakt van een tolk Nederlands, dat onduidelijk is – en bovendien niet kan worden gecontroleerd – wat de kwaliteit van de vertolking is geweest en dat daarnaast sprake is van een samenvatting waarin bovendien correcties niet worden weergegeven kan van invloed zijn geweest op de weergave van de door [getuige 1] afgelegde verklaring in het proces-verbaal. Dit maakt dat het hof terughoudend zal omgaan met de verklaring van [getuige 1] bij de Spaanse politie. Nu de fotoherkenning deel uitmaakt van deze verklaring zal het hof ook ten aanzien van deze herkenning de nodige terughoudendheid betrachten, waarover verderop meer.
Twijfel versus stelligheid
Wat opvalt is dat [getuige 1] tijdens al haar verhoren - in het bijzonder die bij de Nederlandse politie, als zij verklaart over het geweld tegen [slachtoffer] en/of de geweldplegers - vaak woorden gebruikt als ‘volgens mij’, ‘denk ik’, ‘voor mijn gevoel’ en ‘ik heb wel het idee’. Soms zegt [getuige 1] ook ronduit: ‘ik weet het niet’ en ‘ik durf dat niet echt te zeggen’.
Dat [getuige 1] op onderdelen niet zeker is over wat zij heeft waargenomen is heel goed voorstelbaar gelet op omstandigheden waaronder zij haar waarnemingen heeft moeten doen. Zoals Van Koppen in zijn rapporten ook schrijft:
haar is gevraagd om precies verslag te doen van een uiterst chaotische situatie, veel preciezer dan de menselijke waarneming en de menselijke herinnering in een dergelijke situatie toelaat.
Hoewel twijfel of onzekerheid een verklaring niet onbetrouwbaar maken, integendeel, maakt dit wel dat het [benadeelde 8] voor die onderdelen extra oplettend moet zijn. Dit geldt overigens ook voor ogenschijnlijke stelligheid in bijvoorbeeld de Spaanse verklaring. Gelet op de hiervoor geschetste wijze van verhoor en verslaglegging in Spanje is het evenwel heel goed mogelijk dat [getuige 1] tijdens dat verhoor op meer momenten dan is geverbaliseerd (al dan niet impliciet) heeft aangegeven niet zeker te zijn. Ook daar moet het [benadeelde 8] rekening mee houden.
Verwarring
Uit de verklaringen van [getuige 1] bij de politie en de rechter-commissaris volgt dat zij voorafgaand aan haar eerste verhoor ‘halfjes’ kennis heeft genomen van een filmpje van de gebeurtenissen bij de [locatie 3] . Niet duidelijk is om welk filmpje het gaat, maar uit het dossier blijkt dat op de avond van 14 juli 2021 al filmpjes circuleerden, waaronder het [bedrijf 1] -filmpje. Bovendien lag tijdens het verhoor bij de Spaanse politie de groepsfoto [22] op tafel. Verder zijn tijdens het eerste politieverhoor van [getuige 1] in Nederland ook meerdere filmpjes van de geweldplegingen ter hoogte van de [locatie 3] getoond.
Van Koppen schrijft hierover in zijn rapport van 13 december 2023 onder meer het volgende:
In de psychologie wordt een drietal aspecten van verklaringen van getuigen en verdachten onderscheiden: de validiteit, de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid.(…)
Over wat zij heeft waargenomen, is [getuige 1] uitermate onzeker. (…) Dat kan haar overigens niet worden verweten en evenmin ligt dat aan de kwaliteit van [getuige 1] als getuige. (…)
Getuigen die een dergelijke gewelddadige situatie hebben meegemaakt, plegen daarover na te denken, met anderen te spreken en aandacht te geven aan andere bronnen van informatie. Dat geldt des te meer als de situatie onhelder is, zoals in het geval van de gebeurtenissen op Mallorca evident het geval was. De menselijke herinnering is erop gericht om kennis te hebben over de buitenwereld zodat daarmee adequaat kan worden omgegaan. Van minder belang is hoe men precies aan die informatie is gekomen. Dat kan leiden tot bronverwarring. Bronverwarring houdt in dat men informatie heeft over een gebeurtenis maar niet meer kan reproduceren hoe men aan die informatie is gekomen. Men kan wat dat betreft een versterkt effect verwachten bij een situatie met twee relevante aspecten: namelijk waarin de oorspronkelijke waarneming van de getuige onzeker is en waarin op de getuige veel informatie van buiten afkomt.
Dat is in casu bij uitstek het geval. Voor [getuige 1] was de waarneming uiterst onzeker, het eerste aspect. Dat is niet alleen inherent aan de chaotische situatie in de nacht van 13 op 14 juli 2021. Dat wordt in de verhoren van [getuige 1] ook voortdurend door haar uitgesproken. In het verhaal komen steeds onzekere kwalificaties voor – hoewel dat in de regel niet in de processen-verbaal is opgenomen – en wijzigt zij haar verhaal ook, vooral omdat zij er onzeker
over is.
Ook het tweede aspect is in ruime mate aanwezig. Er is veel publiciteit over de zaak geweest, er zijn filmopnames van de gebeurtenissen op internet gepubliceerd en [getuige 1] is herhaaldelijk ondervraagd. Als vaststaat op welke momenten de getuige uit verschillende bronnen informatie heeft gekregen, kan nog niet worden vastgesteld welke bron van invloed
is geweest op de informatie in het geheugen van de getuige. Soms is het mogelijk om vast te stellen dat bepaalde informatie slechts uit een bepaalde bron afkomstig is – bijvoorbeeld op grond van de inhoud van de informatie – maar vaak is dat niet het geval. Men kan dan slechts vaststellen dat niet kan worden uitgesloten dat een bron van invloed is geweest op het geheugen van de getuige. (…)
Als [getuige 1] voordien opnames zag, kan dat van majeure invloed zijn geweest op haar waarneming. Hoe groot kan moeilijk worden vastgesteld, ook niet door de getuige ernaar te vragen. (…) Zo nam zij in het verhoor in Nederland uit de filmopnames de informatie over dat een van de jongens een donker shirt met gele opdruk had. Nogmaals: dat kan [getuige 1] niet worden verweten, want het is een algemene menselijke eigenschap om kennis uit verschillende bronnen in ons geheugen te incorporeren. (…)
De opeenvolgende verklaringen van [getuige 1] kunnen dan ook niet worden gezien als verduidelijkingen van wat zij eerder vertelde. Daarbij komt dat er in het algemeen tussen eerdere en latere verklaringen ook een rol speelt dat de getuige steeds meer informatie krijgt uit andere bronnen dan het eigen geheugen. Dat zorgt er mede voor dat verklaringen in latere verhoren in het algemeen minder valide en betrouwbaar zijn dan eerdere verklaringen van een getuige.
Nu het naar het oordeel van het hof niet ondenkbaar is dat getuige [getuige 1] voorafgaand aan haar eerste verhoor een filmpje en/of de groepsfoto heeft gezien, en het bovendien vaststaat dat zij tijdens haar tweede verhoor filmpjes heeft gezien, kan niet worden uitgesloten dat dit van invloed is geweest op de informatie in haar geheugen.
In aanvulling hierop overweegt het hof dat [getuige 1] getuige is geweest van zowel het geweld tegen [slachtoffer] als het geweld tegen [benadeelde 2] en in beperkte mate ook het geweld tegen [benadeelde 3] . Uit het dossier volgt dat het geweld tegen [slachtoffer] en [benadeelde 2] , dat elkaar snel opvolgde, vergelijkbaar is geweest. In beide situaties gaat het om een aanval door meerdere jongens (uit dezelfde groep) waardoor [slachtoffer] en [benadeelde 2] op de grond terechtkomen en daarna tegen het hoofd worden geschopt. Dit maakt dat – gelet op de uiterst chaotische situatie, de veelheid aan gebeurtenissen en personen – rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van (persoons)verwarring en vermenging van de gebeurtenissen. In het bijzonder ook nu, zoals hiervoor is besproken, [getuige 1] voorafgaand aan haar eerste verklaring mogelijk een filmpje heeft gezien met daarop het geweld tegen [benadeelde 2] door verdachte.
Het voorgaande maakt dat het hof bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] ten aanzien van het signalement en de herkenning van verdachte rekening houdt met de mogelijkheid dat haar geheugen is beïnvloed door bijvoorbeeld het zien van filmpjes of het verwarren van gebeurtenissen.
Consistentie
Het hof constateert dat de verklaringen van getuige [getuige 1] verschillende inconsistenties bevatten.
Ten aanzien van de door getuige [getuige 1] beschreven
geweldshandelingen tegen [slachtoffer]overweegt het hof in het bijzonder het volgende.
Uit de hiervoor weergegeven verklaringen van [getuige 1] volgt dat zij – in de kern – telkens heeft verklaard over het stompen tegen het lichaam en hoofd van [slachtoffer] , waardoor hij viel en vervolgens werd getrapt.
Als het hof heel precies nagaat wat [getuige 1] over het schoppen heeft verklaard constateert het hof dat zij wisselend heeft verklaard over het aantal jongens dat [slachtoffer] heeft geschopt, over het aantal schoppen dat is gegeven en over de vraag of zij heeft gezien dat tegen het hoofd van [slachtoffer] is geschopt en, zo ja hoe vaak, is geschopt.
Tegenover een (op papier) zekere, maar summiere, verklaring van [getuige 1] bij de Spaanse politie staan veel minder zekere en bovendien afwijkende verklaringen bij de Nederlandse politie en de rechter-commissaris. Bij de rechter-commissaris zegt [getuige 1] over het gepleegde geweld zelf ook dat zij niet precies kan aangeven hoe het is gegaan, want het gebeurde ontzettend snel. Hiermee geeft zij (impliciet) aan dat zij twijfelt. Zij koppelt haar onzekerheid niet aan het tijdsverloop, maar aan de omstandigheden waaronder zij haar waarneming heeft gedaan.
Het voorgaande brengt mee, ook rekening houdend met de beperkingen zoals eerder geschetst, dat het hof op grond van alleen de verklaringen van [getuige 1] niet met voldoende zekerheid kan vaststellen welke geweldshandelingen tegen het hoofd van [slachtoffer] zijn verricht.
Ten aanzien van het
signalementoverweegt het hof het volgende.
Uit het dossier volgt dat verdachte (op 14 juli 2021) kan worden omschreven als: een jonge man, 19 jaar oud, licht getint, kort zwart haar, slank postuur en gekleed in een zwart shirt met gele bedrukking op de voorkant en een korte broek.
Tijdens het verhoor in Spanje geeft [getuige 1] drie signalementen van de geweldplegers, te weten:
1. Een jonge man van tussen de 19-20 jaar oud, met een lengte van ongeveer 180 cm, slank postuur, kort zwart haar en mogelijk gekleed in een donker shirt, maar dat kan ze niet nader omschrijven; hij is degene die het meest gewelddadig was aangezien hij behoorlijk veel schoppen tegen de twee op de grond liggende jongens had gegeven.
2. Een ander was een jongen van ongeveer 20 jaar, iets kleiner dan de vorige, ongeveer 170 cm lang, en met slank postuur, kort blond haar; ze herinnert zich niet meer hoe hij gekleed ging.
3. En de laatste van de jongens die de aanval deed op de groep van drie zal 20-21 jaar oud geweest zijn, ongeveer 180 cm lang, met slank postuur, kort donkerzwart haar en gekleed ín een zwart shirt en korte spijkerbroek.
Vooropgesteld wordt dat het hof – zoals hiervoor overwogen – terughoudend omgaat met de in Spanje afgelegde verklaring. Daarbij merkt het hof op dat opvalt dat getuige [getuige 1] bij de Spaanse politie aangeeft dat persoon 1 mogelijk een donker shirt droeg en dat zij dit shirt niet nader kan omschrijven.
Het hof constateert dat [getuige 1] tijdens het eerste verhoor bij de politie in Nederland – anders dan (kennelijk) bij de Spaanse politie – niet (meer) weet wie er heeft geschopt. [getuige 1] geeft tijdens dit verhoor dan ook geen signalement. Wel verklaart zij dat de jongen
die haar opviellang, wat magerder en voor haar gevoel licht getint was. [getuige 1] lijkt hiermee dezelfde persoon als beschreven bij de Spaanse politie onder 1 te bedoelen, maar voegt daar ‘lang’ en ‘licht getint’ aan toe.
Na het bekijken van het [bedrijf 1] -filmpje denkt [getuige 1] dat de jongen met het zwarte shirt met gele bedrukking die [benadeelde 2] schopt dezelfde jongen is die [slachtoffer] heeft geschopt. Zij weet dit niet zeker omdat zij de jongen met de gele bedrukking (verder) niet zo goed heeft kunnen zien omdat het te ver weg was. [getuige 1] koppelt dus de jongen met de gele bedrukking aan het geweld tegen [benadeelde 2] maar geeft eveneens aan dat zij dat minder goed heeft gezien.
Bij het tweede politieverhoor verklaart [getuige 1] dat zij heeft gezien dat (onder meer) de lange slanke jongen met best wel een bruine huidskleur, donker haar, korte spijkerbroek en een zwart shirt met een gele bedrukking met de vuist naar het hoofd van [slachtoffer] sloeg. Deze jongen stond er ook bij toen [slachtoffer] werd getrapt. Als vervolgens wordt gevraagd wie [slachtoffer] trapten volgt er een stilte. Vervolgens verklaart [getuige 1] dat er drie jongens stonden en dat zij alle drie hebben getrapt, ‘
want jaze maakten alle drie bewegingen en
volgens mijhebben ze alle drie getrapt,
maar ik heb dat niet vanuit die kant gezienzeg maar, dus ik vind dat moeilijk om te zeggen.’ Hier lijkt [getuige 1] te concluderen dat zij de jongens heeft zien trappen. Zeker is zij hierover allerminst. Ditzelfde gebeurt ook als [getuige 1] verder verklaart over het trappen. Zij verklaart dan dat de jongens richting het bovenlichaam trapten, maar waar precies weet zij niet. Dan verklaart zij vervolgens: ‘volgens mij stonden ze op de helft van zijn lichaam. Snap je wel? Dus als je dan trapt en dat was richting zijn hoofd, want dat lag aan die kant en ze trapten, ze stonden gewoon zo, naar die kant gericht zeg maar, dus wel op het bovenlichaam getrapt’. Ook hier lijkt [getuige 1] te concluderen dat richting het hoofd of (toch) bovenlichaam is getrapt.
Als [getuige 1] vervolgens een omschrijving moet geven van de jongens verklaart zij: ‘ja,
volgens mijwas één van die drie jongens die daar bij stond, was dus die lange licht getinte jongen met dat zwarte shirt aan en die gele bedrukking. Die andere twee jongens durf ik echt niet te zeggen.’ Hier benoemt zij voor het eerst de gele bedrukking als kenmerk voor de persoon die [slachtoffer] heeft geschopt.
Tot slot verklaart [getuige 1] bij de rechter-commissaris dat zij heeft gezien dat een lange, magere jongen tegen het hoofd van [slachtoffer] trapte. De jongen was een beetje getint en had donker haar. Op de vraag of er opvallende uiterlijke kenmerken aan deze persoon waren antwoordt [getuige 1] dat zij niet méér weet te benoemen. Wat opvalt is dat [getuige 1] hier (weer) niet verklaart over de gele bedrukking.
Ook benoemt [getuige 1] opnieuw dat zij ook bij het tweede incident (het hof begrijpt: bij [benadeelde 2] ) een lange, licht getinte jongen met donker haar heeft zien trappen en dat zij niet weet of dat dezelfde jongen was als de jongen die ze bij het eerste incident heeft gezien.
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [getuige 1] ten aanzien van het signalement zowel terughoudend als wisselend heeft verklaard. Het hof acht het signalement consistent voor zover zij het heeft over een (slanke/magere) jonge man met zwart shirt. Hoewel vastgesteld kan worden dat verdachte in dat signalement past is de waarde van deze constatering beperkt nu uit het dossier volgt dat verdachte niet als enige uit zijn vriendengroep aan dit signalement voldeed. Bovendien moet het hof ook voor wat betreft het signalement rekening houden met mogelijke beïnvloeding van (het geheugen van) de getuige door het zien van een filmpje en/of verwarring met het tegen [benadeelde 2] gepleegde geweld. Het benoemen van de gele letters op het shirt tijdens het tweede verhoor lijkt hiervoor een indicatie te zijn.
Tot slot overweegt het hof ten aanzien van de
herkenninghet volgende.
Tijdens het verhoor in Spanje wordt aan [getuige 1] de groepsfoto van de verdachten getoond en herkent [getuige 1] – zoals het in dat proces-verbaal is opgeschreven - zonder enige twijfel drie van de jongens die staan afgebeeld en die zij eerder heeft beschreven; zij omcirkelt elk van hen en nummert ze van 1 tot 3, zij bevestigt dat deze drie personen, minimaal, de jongen hebben geslagen die op de grond lag ter hoogte van de bar " [locatie 3] " en hem aanvielen door hem te stompen en te schoppen. Van de jongen die zij aanduidt met het nummer 1 zag zij duidelijk hoe hij het slachtoffer schoppen tegen het hoofd gaf, aldus dat proces-verbaal.
Het hof stelt voorop dat in beginsel terughoudend moet worden omgegaan met de waardering van een herkenning op grond van een enkele (groeps)foto. Aan een dergelijke herkenning kan niet de betrouwbaarheid worden toegeschreven die toegeschreven mag worden aan de resultaten van een door de politie gehanteerde en volgens strikte voorwaarden uitgevoerde meervoudige fotoherkenning.
Voor de beoordeling van de vraag of, en zo ja, in hoeverre, aan de herkenning enige (bewijs)waarde kan worden toegekend spelen onder meer de kwaliteit van de foto en wat daarop van de verdachte te zien is en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen een rol.
Voor wat betreft de kwaliteit van de foto en wat daarop van verdachte te zien is overweegt het hof dat het een groepsfoto betreft met daarop afgebeeld een groep van meerdere jonge mannen aan een lange tafel. Verdachte zit op een stoel en is vrij prominent in beeld. De kwaliteit van de foto is redelijk; de foto is wat donker en korrelig. Persoonskenmerken zoals de haarkleur en de vorm van het gezicht kunnen worden onderscheiden. Dit geldt niet voor details zoals huidskleur, de vorm van de neus of de kleur van de ogen.
Ten aanzien van de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen herhaalt het hof dat, zoals hiervoor is overwogen, extra terughoudendheid zal worden betracht vanwege de wijze van verhoor en de (summiere) verslaglegging van dit verhoor. Daarnaast valt op dat [getuige 1] verklaart dat zij drie jongens ‘zonder enige twijfel’ herkent, zonder dat zij daarbij concreet aangeeft waaraan zij de jongens herkent. Onduidelijk is daardoor op basis van welke (gezichts)kenmerken zij die herkenning doet, waarbij het hof ook betrekt dat van het door [getuige 1] gegeven signalement alleen de haarkleur en mogelijk de leeftijd zichtbaar is op de foto. Het postuur van verdachte is vanwege de (zittende) houding minder goed zichtbaar.
Ook hecht het hof eraan op te merken dat – ondanks de (op papier) stellige herkenningen – uit het politieonderzoek is gebleken dat de herkenning van persoon 3 onjuist is geweest. Ook van persoon 2 heeft het hof niet kunnen vaststellen dat hij geweldshandelingen tegen [slachtoffer] heeft verricht.
Tot slot constateert het hof dat [getuige 1] bij de Nederlandse politie verdachte niet opnieuw herkent als de persoon die geweld tegen [slachtoffer] heeft gebruikt. Als aan [getuige 1] opnieuw de groepsfoto wordt getoond verklaart zij:
Nummer vier (het hof begrijpt: verdachte) is die jongen die een trap gaf. Ik bedoel met die trap die voetbaltrap. Maar voor mijn gevoel zat hij ook aan deze kant erbij. Ik vind het moeilijk om uhh.Het hof begrijpt hieruit dat [getuige 1] verdachte herkent als de jongen die [benadeelde 2] heeft getrapt, maar dat zij niet zeker weet of de jongen op de foto ook betrokken was bij het geweld tegen [slachtoffer] .
Op grond van al het voorgaande oordeelt het hof dat aan de herkenning, bij de Spaanse politie, van verdachte als een van de personen die geweld heeft uitgeoefend tegen [slachtoffer] slechts beperkte bewijskracht toekomt.
Tussenconclusie
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het hof , gelet op de inconsistenties, de beperkingen van het Spaanse verhoor en rekening houdend met mogelijke (bron)verwarring, zeer behoedzaam zal omgaan van de verklaringen van [getuige 1] waar deze verklaringen zien op het daderschap van verdachte en de al dan niet door hem gepleegde geweldshandelingen. Het hof kan op grond van uitsluitend deze verklaringen niet met voldoende zekerheid vaststellen welke geweldshandelingen door wie zijn verricht. Het hof zal daarom deze verklaringen slechts gebruiken voor het bewijs voor zover deze voldoende steun vinden in ander bewijs.
4.3.2
Overige verklaringen van getuigen
Anders dan de advocaten-generaal ziet het hof in de verklaringen van getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] geen (ondersteunend) bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij het geweld tegen [slachtoffer] .
Het hof overweegt hierover het volgende.
Getuige [getuige 2]
Het hof stelt vast dat het signalement dat deze getuige geeft ziet op de geweldpleging tegen [benadeelde 2] . Deze getuige verklaart [23] na het zien van de videobeelden ‘GevechtStrand.mp4’ (het hof begrijpt: het [bedrijf 1] -filmpje) dat de geweldpleging die hij op de beelden ziet dezelfde is als waarover hij eerder heeft verteld en waarvan hij getuige was. Getuige [getuige 2] is naar het slachtoffer gegaan, dat klaagt over pijn, en op dat moment ziet hij een jongen (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) bewusteloos op de grond liggen. De getuige verklaart dan expliciet dat hij geen getuige is geweest van het geweld dat is gepleegd tegen die jongen. Nu getuige [getuige 2] geen getuige is geweest van het geweld tegen [slachtoffer] en hij het geweld tegen [benadeelde 2] beschrijft kan zijn ‘herkenning’ niet bijdragen aan het bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij het geweld tegen [slachtoffer] .
Getuige [getuige 3]
Uit het verhoor van [getuige 3] volgt dat hij op Instagram een foto in een story van het account [naam] heeft gezien waarop ‘volgens hem’ een screenshot van een schop tegen de jongen die is overleden te zien was. Daaraan voegt hij toe: ‘En volgens mij had degene die hem schopte op het screenshot een zwart shirt aan.’ [24]
Door de politie is onderzoek gedaan naar het Instagramaccount van [naam] . Uit de verklaring van [getuige 13] , de persoon achter dit account, volgt dat hij absoluut geen screenshot zoals door getuige [getuige 3] wordt beschreven op zijn account heeft geplaatst. Ook digitaal onderzoek aan de telefoon van [getuige 13] , waarbij de data door een big datatool is gehaald en specifiek is gezocht op tekst bij een foto, heeft geen zaakgerelateerde content opgeleverd.
Nu de verklaring van [getuige 3] over de screenshot op zichzelf staat is voor het hof allerminst komen vast te staan dat hij een screenshot van geweld tegen [slachtoffer] heeft gezien. Daarbij acht het hof het ook van belang dat uit het dossier niet volgt dat er beelden van het geweld van [slachtoffer] zijn gemaakt. Dit brengt mee dat de verklaring niet kan bijdragen aan het bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij het geweld tegen [slachtoffer] .
Getuige [getuige 4]
Getuige van [getuige 4] [25] omschrijft de jongen die een trapbeweging naar [slachtoffer] maakte toen hij op de grond lag als volgt: rond de 18 jaar, geen breed postuur, wat dunner, een lichte huidskleur, een zwart T-shirt en kort licht bruin/blond haar. Het hof constateert dat verdachte slechts deels aan dit signalement voldoet. Bovendien verklaart [getuige 4] [26] na het zien van de filmpjes " [getuige 12] .MP4", "blauw shirt rent weg.MP4 en het ' [bedrijf 1] -filmpje' dat hij denkt dat de jongen met het donkere shirt [slachtoffer] een trap heeft gegeven toen hij op de grond lag. Uit het dossier volgt dat de jongen met het donkere shirt, die op die beelden te zien is. medeverdachte [medeverdachte 2] betreft. [27]
Nu verdachte slechts deels in het signalement past en de getuige een ander aanwijst als de persoon die hij heeft zien schoppen kan deze verklaringen niet bijdragen aan het bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij het geweld tegen [slachtoffer] .
Tot slot overweegt het hof ten aanzien van het door getuige [getuige 5] gegeven signalement dat verdachte niet in het door hem gegeven signalement past. Deze verklaring behoeft daarom geen nadere bespreking.
4.3.3
OVC
In detentie zijn verschillende gesprekken van verdachte met familieleden (heimelijk) opgenomen. Door de advocaten-generaal wordt voor hun bewijsconstructie verwezen naar het bestand 14-55-00.wav [28] , inhoudende een gesprek tussen verdachte, zijn vader en broertje [persoon 3] .
Het hof overweegt dat door de advocaten-generaal slechts een deel van het gesprek wordt aangehaald, terwijl het hof juist de zinnen die niet worden weergegeven van groot belang acht voor de interpretatie van het gesprek. Het gesprek houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
[persoon 3] heeft de rechtszaak via die man [persoon 4] van die telegraaf gevolgd. Hij schreef iets over dat [medeverdachte 3] in die villa had gezegd dat hij iemands neus had gebroken. Dat niemand zijn neus had gebroken, behalve die van [slachtoffer] .
[verdachte] zegt dat andere mensen ook hun neus hadden gebroken. Dat is media. Drie, vier mensen hebben hun neus gebroken. Dat is ook onzin.
[verdachte] voelde zich wel schuldig.. want die neusbreuk, was eigenlijk zijn fout. Hij had gevraagd aan getuigen die [getuige 14] , jij was daar bij toch, weet je wat er is gebeurd. Toen zei zij ik heb gezien dat [medeverdachte 3] dit en dit erbij was weet je wel. En toen heb ik tegen [medeverdachte 2] , toen we nog op vakantie waren en [medeverdachte 2] die heeft tegen mij van uh heb je [getuige 14] nog gesproken? Toen zei ik van dat [medeverdachte 3] erbij was. Toen hebben mensen dat doorgepraat, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] weer aan de politie snap je.
Het hof begrijpt het gesprek dan ook zo dat verdachte zich schuldig voelde omdat – doordat hij heeft doorgevraagd – [getuige 14] aan hem heeft verteld wat [medeverdachte 3] had gedaan (het hof begrijpt: slaan tegen de neus) en hij vervolgens tegen medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gezegd dat [medeverdachte 3] erbij was en dat dit is doorverteld en dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] dit ook aan de politie hebben verteld.
De conclusie dat verdachte zou hebben toegegeven dat hij de neus van [slachtoffer] heeft gebroken getuigt dan ook naar het oordeel van het hof van een onjuiste uitleg van dit gesprek. Anders dan de advocaten-generaal ziet het hof in dit gesprek geen bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij het geweld tegen [slachtoffer] .
Tussenconclusie
Het hof is van oordeel dat de (belastende) verklaringen van getuige [getuige 1] voor wat betreft de betrokkenheid van verdachte bij het geweld tegen [slachtoffer] geen steun vinden in (andere) getuigenverklaringen en het OVC-gesprek.
4.3.4
DNA
De verdediging heeft aangevoerd dat met terughoudendheid moet worden gekeken naar het NFI-rapport. De gemeten DNA-concentratie na de isolatie van het DNA uit bemonstering AANE4338NL#02 is relatief laag. Verschillen tussen het NFI-rapport en het FLDO-rapport die wijzen op een summiere waarde van het NFI-rapport zijn door de rechtbank ten onrechte terzijde geschoven. Het contraonderzoek – waarbij geen match is aangetroffen – kan eveneens betrouwbaar worden geacht, waarbij van belang is dat men niet heeft kunnen vaststellen of de DNA-match niet per toeval door middel van te grote allelic drop-out is aangetroffen. Op zijn minst genomen is terughoudendheid geboden. De verdediging heeft hierbij gewezen op het in hoger beroep ingebrachte forensisch adviesrapport van 1 december 2023 opgemaakt door dhr. M.P.J. Bosmans.
Verder is aangevoerd dat het hof bij gebrek aan delictgerelateerdheid van het aangetroffen DNA-spoor het DNA niet kan meewegen in de bewijsconstructie. Mocht het hof het DNA wel bezigen voor het bewijs, zodanig dat het hof tot een veroordeling van verdachte komt voor de dood van [slachtoffer] , dan doet de verdediging een voorwaardelijk verzoek tot het uitvoeren van de door forensisch deskundige Bosman geopperde onderzoeken.
Door de advocaten-generaal is aangevoerd dat – kort gezegd – het NFI-rapport voor het bewijs kan worden gebruikt, dat geconcludeerd kan worden dat DNA van [slachtoffer] op de schoen van verdachte is aangetroffen en dat deze DNA-match verdachte zowel bij de plaats delict als bij het schoppen van [slachtoffer] brengt.
DNA-match en bewijskracht
Uit het NFI-rapport van 10 november 2021 opgemaakt door dr. ir. A.M. Rolloos volgt dat uit bemonstering AANE4338NL#02 (rechterzijde van de linkerschoen (aan de buitenzijde)) een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen is verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van verdachte, [slachtoffer] en minimaal één andere persoon. Voor het mengprofiel geldt dat dit aantreffen ten minste 700 miljoen keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte, [slachtoffer] en één of twee willekeurige personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee of drie willekeurige personen.
Het FLDO heeft een contra-extract van dezelfde bemonstering onderzocht. Dit betreft dus een ander deel van dezelfde bemonstering. Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor DNA van [slachtoffer] in het aangetroffen DNA-mengprofiel.
De interpretatie en conclusie van het DNA-onderzoek door het FLDO is gebaseerd op bewijskrachtberekeningen die zijn uitgevoerd met software die in 2013 ontwikkeld is (LRmixStudio). Het NFI maakt gebruik van andere software (DNAStatististX) die meer informatie uit de DNA-profielen van sporen bij de berekening betrekt dan LRmixStudio.
Uit de aanvullende rapportage van het FLDO van 26 september 2022 en de toelichting daarop ter terechtzitting in eerste aanleg volgt dat het FLDO op basis van de resultaten van het NFI tot eenzelfde conclusie zou zijn gekomen, namelijk dat er een aanwijzing is voor aanwezigheid van het DNA van [slachtoffer] in het mengprofiel. De bewijskracht voor die hypothese is dan – met gebruikmaking van de software van het FLDO – tussen de 10.000 á 100.000.
Ook andersom heeft het NFI één kit van het FLDO onderzocht en is daarmee – met gebruikmaking van de software van het NFI – ook tot een bewijswaarde van rond de 10.000 uitgekomen voor de aanwezigheid van het DNA van [slachtoffer] in het mengprofiel. De verwachting van de onderzoekers van het NFI is dat de resultaten van het FLDO meer richting de resultaten van het NFI zouden zijn gegaan als er gebruik gemaakt zou zijn van een computerprogramma dat gebruik maakt van een piekhoogte-model zoals DNAStatististX of een hiermee vergelijkbaar programma.
Wat betreft de verschillen tussen de uitkomsten hebben beide deskundigen twee mogelijke oorzaken benoemd. Ten eerste is de concentratie van het DNA zoals dit is geïsoleerd uit de bemonstering relatief laag. Ook is het onderzoek van het FLDO geruime tijd later uitgevoerd dan dat van het NFI; de langere bewaartijd van het DNA kan een nadelige invloed hebben gehad op de kwaliteit van het contra-extract. Dit kan ertoe leiden dat er meer en grotere verschillen ontstaan tussen de resultaten uit het ene deel van de bemonstering (het extract) en het andere deel van de bemonstering (het contra-extract). Daarnaast is er een verschil in de gebruikte software. De software zoals die door het NFI is gebruikt is geavanceerder en kan daardoor meer elementen betrekken bij de berekening (zoals piekhoogte en degradatie); het is bekend dat de berekende bewijskrachten van de door het FLDO gebruikte software lager zijn dan die van de door het NFI gebruikte software.
Gelet op de resultaten van deze nadere onderzoeken en de toelichting daarop, ziet het hof – evenals de rechtbank – in beginsel geen bezwaren om de resultaten van het NFI-onderzoek te gebruiken als bewijs. Het verschil tussen de resultaten van het onderzoek door het NFI en het eerste onderzoek door het FLDO kan immers worden verklaard door de kwaliteit van het gebruikte DNA-extract en het verschil in gebruikte software. Bovendien volgt uit de nadien over en weer uitgevoerde onderzoeken met elkaars resultaten een aanwijzing voor de aanwezigheid van DNA van [slachtoffer] op de schoen van verdachte.
Gelet op wat hiervoor is overwogen ten aanzien van de kwaliteit van het extract en de verschillen in software gaat het hof uit van de door het NFI berekende bewijskracht. Deze conclusie levert sterke steun op voor het donorschap van [slachtoffer] . Dit betekent overigens niet dat deze sterke bewijskracht op dit niveau zonder meer vertaald kan worden naar sterk incriminerend bewijs op hogere niveaus voor interpretatie. Het hof gaat daarom in de volgende paragraaf in op de delictgerelateerdheid van het spoor.
Op grond van de resultaten van het NFI-rapport concludeert het hof dat het DNA dat op de linkerschoen van verdachte is aangetroffen (ook) afkomstig is van [slachtoffer] . Het hof verwerpt het verweer.
Delictgerelateerdheid DNA-match
Het hof ziet zich tot slot voor de vraag gesteld of het DNA van [slachtoffer] op de rechter(buiten)zijde van de linkerschoen van verdachte delictgerelateerd is.
Het hof constateert dat de advocaten-generaal uitgaan van het scenario dat het celmateriaal van [slachtoffer] op de schoen van verdachte is overgedragen doordat verdachte (met kracht) tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geschopt.
Door de verdediging zijn ter verklaring van het DNA van [slachtoffer] op de schoen van verdachte diverse alternatieve scenario’s aangedragen, bijvoorbeeld dat van secundaire overdracht.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Bij de beoordeling of het aangetroffen DNA-spoor kan bijdragen tot het bewijs, dient het hof vast te stellen of het spoor als daderspoor kan worden aangemerkt. Om de delictgerelateerdheid van het spoor te bepalen wordt onder andere gekeken naar de locatie van het spoor, het type DNA-profiel van het spoor en het type biologische spoor.
Het hof heeft vastgesteld dat DNA van [slachtoffer] is aangetroffen op de linkerschoen van verdachte. Het DNA is bemonsterd op de buitenkant van de schoen, aan de binnenste (rechter-)zijde van de schoen op een locatie onder het midden van de schoen in de lengterichting gezien. Het spoor betreft een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen en de DNA-concentratie van de bemonstering is zeer gering, 0,006 ng/µl. De aard van het aangetroffen celmateriaal, bijvoorbeeld bloed, speeksel of huidepitheel, is onbekend gebleven.
Daarnaast heeft het hof niet alleen vastgesteld dat verdachte (aan het begin van het geweld) in de buurt van [slachtoffer] heeft gestaan, maar ook dat meerdere personen uit zijn vriendengroep, met wie verdachte in een vakantievilla verbleef, geweld op [slachtoffer] hebben uitgeoefend.
Gelet op het sporenbeeld is het DNA-spoor op zichzelf gezien dan ook niet zonder meer een daderspoor. Anders gezegd wijst het aantreffen van dit spoor er niet zonder meer op dat verdachte [slachtoffer] (tegen zijn hoofd) heeft geschopt. Er zijn naar het oordeel van het hof meerdere scenario’s denkbaar die kunnen leiden tot het aangetroffen sporenbeeld.
Anders dan de advocaten-generaal is het hof van oordeel dat op grond van het sporenbeeld niet kan worden vastgesteld op welke manier het DNA van [slachtoffer] op de schoen van verdachte terecht is gekomen.
Ten overvloede overweegt het hof nog dat de door de verdediging in hoger beroep overgelegde rapporten van dhr. M.P.J. Bosmans, mevr. S.M Veldthuis en dr. F.R.W. van de Goot aan deze conclusie niets hebben bijgedragen.
Tussenconclusie
Het aangetroffen DNA-spoor van [slachtoffer] is niet zonder meer een daderspoor. Op grond van het sporenbeeld kan niet worden vastgesteld op welke manier het DNA van [slachtoffer] op de schoen van verdachte terecht is gekomen.
4.3.5
Conclusie
Het hof heeft hiervoor uitgelegd dat en waarom het hof terughoudend zal omgaan met de verklaringen van getuige [getuige 1] waar deze verklaringen zien op het daderschap van verdachte en de al dan niet door hem gepleegde geweldshandelingen. Deze verklaringen zal het hof slechts gebruiken voor het bewijs voor zover deze voldoende steun vinden in ander bewijs.
Vervolgens heeft het hof geoordeeld dat het dossier geen steunbewijs in de vorm van getuigenverklaringen of OVC-gesprekken bevat voor het daderschap van verdachte (en de gepleegde geweldshandelingen).
Tot slot heeft het hof ten aanzien van het aangetroffen DNA-spoor geoordeeld dat dit op zichzelf niet zonder meer een daderspoor is. Op grond van alleen het DNA-spoor kan niet worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] (tegen zijn hoofd) heeft geschopt.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat in het dossier weliswaar enig bewijs aanwezig is voor de betrokkenheid van verdachte bij het geweld tegen [slachtoffer] , maar dit bewijs is onvoldoende om buiten gerede twijfel te kunnen vaststellen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het dodelijk geweld tegen [slachtoffer] zoals onder 1 tenlastegelegd. Dit maakt dat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het voorgaande brengt mee dat verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde doodslag dan wel (zware) mishandeling met de dood tot gevolg van [slachtoffer] .
Deze beslissing brengt mee dat de voorwaardelijke verzoeken en hetgeen overigens is aangevoerd geen verdere bespreking behoeven.
4.4
Geweld tegen [benadeelde 2] (feit 2)
Verdachte wordt primair verweten dat hij zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op [benadeelde 2] . Subsidiair – als het primaire feit niet kan worden bewezen – is medeplegen van poging tot zware mishandeling van [benadeelde 2] tenlastegelegd.
Verdachte heeft erkend dat hij [benadeelde 2] tegen het (boven)lichaam heeft geschopt. Door de verdediging is aangevoerd dat er geen aanmerkelijke kans op de dood van [benadeelde 2] heeft bestaan, althans dat hiervoor geen bewijs is.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Op grond van de feitenvaststelling en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest stelt het hof vast dat [benadeelde 2] tijdens de vechtpartij voor de [locatie 3] door medeverdachte [medeverdachte 3] tegen de grond is gebeukt. Nadat [benadeelde 2] op de grond terechtkomt draait [medeverdachte 3] zich om en loopt weg. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] staan links en rechts van [benadeelde 2] die op zijn rug ligt. Vervolgens schoppen achtereenvolgens verdachte en [medeverdachte 6] tegen het hoofd van [benadeelde 2] . [benadeelde 2] ligt hierna bewusteloos op de grond.
Voor de vaststelling dat beide verdachten tegen het hoofd van [benadeelde 2] hebben geschopt neemt het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Hoewel het hof op de beelden zelf niet heeft kunnen waarnemen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] het hoofd van [benadeelde 2] hebben geraakt is op de beelden – zoals vastgesteld – wel zichtbaar dat verdachte en [medeverdachte 6] dichtbij [benadeelde 2] staan, dat verdachte met zijn been een zwaaiende beweging richting de bovenzijde van het lichaam van [benadeelde 2] , waaronder het hoofd, maakt en dat [medeverdachte 6] richting [benadeelde 2] beweegt. Ook is zichtbaar dat na de zwaaiende beweging met het been van verdachte de positie van de benen van [benadeelde 2] verandert: deze liggen op de grond recht vooruit. Dit past bij de verklaring van [benadeelde 2] dat hij bewusteloos is geraakt. De omstandigheid dat [benadeelde 2] bewusteloos is geraakt geeft bovendien steun aan de vaststelling dat de (laatste) schop tegen het hoofd raak was.
Anders dan de verdediging heeft betoogd acht het hof de verklaring van getuige [getuige 6] van 10 augustus 2021 bij de politie [29] betrouwbaar. Deze verklaring houdt onder meer in dat hij: ‘
100% heeft gezien dat de vriend van [slachtoffer] (het hof begrijpt: [benadeelde 2] ) door beide jongens (het hof begrijpt: verdachte en [medeverdachte 6] ), één van links en één van rechts, tegen het hoofd is geschopt’. Zijn verklaring is op dit onderdeel gedetailleerd en tijdens zijn verhoor herhaalt getuige [getuige 6] consistent deze waarneming. Dat getuige [getuige 6] tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 24 augustus 2022 [30] , ruim een jaar later, eerst verklaart dat hij 100% zeker weet dat [benadeelde 2] aan beide kanten op zijn hoofd is geschopt en vervolgens na doorvragen heeft verklaard dat [benadeelde 2] één keer op zijn hoofd is geschopt en één keer dichtbij zijn hoofd, doet aan dit oordeel niet af. Daar komt bij dat de verklaring van [getuige 6] over het schoppen overeenkomt met de verklaringen van getuige [getuige 7] [31] , een vriend van verdachte die ook mee was naar Mallorca en die achteraf in de villa van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] heeft gehoord dat ze de jongen in het zwart (het hof begrijpt: [benadeelde 2] )
tegenhet hoofd hebben geschopt. Bovendien vindt de verklaring steun in – zoals hiervoor overwogen – de beelden.
Gelet op het voorgaande verwerpt het hof het verweer van de verdediging dat verdachte richting het (boven)lichaam van [benadeelde 2] heeft geschopt. Het hof acht op grond van de verklaringen van aangever [benadeelde 2] , getuige [getuige 6] (bij de politie), getuige [getuige 7] en de beelden bewezen dat zowel verdachte als zijn medeverdachte tegen het hoofd van [benadeelde 2] hebben getrapt.
Het hof stelt vast dat verdachte en zijn medeverdachte het ten laste gelegde feit in vereniging hebben gepleegd, nu sprake was van een gezamenlijke uitvoering. Tijdens het geweld tegen [benadeelde 2] was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, omdat zij [benadeelde 2] samen, om de beurt, tegen zijn hoofd hebben geschopt terwijl hij op de grond lag.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of verdachte en zijn medeverdachte door hun handelen (voorwaardelijk) opzet op de dood, dan wel zwaar lichamelijk letsel van [benadeelde 2] hebben gehad.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood of zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest volgt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] zich schuldig hebben gemaakt aan ernstig geweld gericht op het hoofd van [benadeelde 2] , door allebei met geschoeide voet tegen het hoofd van [benadeelde 2] te schoppen terwijl hij (weerloos) op de grond ligt. Uit de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3] [32] en getuige [getuige 1] [33] leidt het hof af dat door verdachte en [medeverdachte 6] hard is uitgehaald. Door [medeverdachte 3] wordt de trap van [medeverdachte 6] ‘een penalty’ genoemd en [getuige 1] omschrijft de trap van verdachte als ‘een voetbaltrap’. Het hof ziet geen aanleiding aan deze waarnemingen te twijfelen.
Op de camerabeelden is te zien dat het [benadeelde 2] nauwelijks lukt om zich te beschermen, waardoor de kans bestond dat hij bijvoorbeeld tegen zijn slaap zou worden geschopt. Bovendien staat vast dat [benadeelde 2] door het schoppen bewusteloos is geraakt.
Na afloop van het gevecht, nadat de groep van verdachte had gehoord dat er iemand in coma was geraakt, was medeverdachte [medeverdachte 6] erg emotioneel en bezorgd dat hij diegene dat had aangedaan. [34] Ook hieruit volgt dat er fors geweld is gebruikt. Immers, als er werkelijk alleen een zachte schop tegen een schouder zou zijn gegeven, dan was [medeverdachte 6] niet bang geweest dat daardoor iemand in coma was geraakt.
Op de camerabeelden is te zien dat het [benadeelde 2] nauwelijks lukt om zich te beschermen, waardoor de kans bestond dat hij bijvoorbeeld tegen zijn slaap zou worden geschopt. Bovendien staat vast dat [benadeelde 2] door het schoppen bewusteloos is geraakt.
De mate en intensiteit van het geweld gericht op het hoofd van [benadeelde 2] maakt dat het hof van oordeel is dat een reële, niet onwaarschijnlijke kans bestond op de dood. Door het geweld op deze wijze op [benadeelde 2] uit te oefenen, hebben verdachte en zijn medeverdachte deze kans bewust aanvaard. Het handelen van verdachte en zijn medeverdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm – het met kracht schoppen tegen het hoofd – zozeer gericht op het overlijden van [benadeelde 2] dat verdachte en zijn medeverdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg daadwerkelijk hebben aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is niet gebleken. Er is dus sprake van (voorwaardelijk) opzet op de dood.
Het voorgaande brengt mee dat het hof bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag op [benadeelde 2] .

5.Conclusie

Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Het hof spreekt verdachte daarvan vrij.
De onder 2 primair, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde feiten acht het hof wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2. primair
hij, op 14 juli 2021 te [plaats 1] , in Spanje, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 2] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [benadeelde 2] meermalen met kracht tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl voornoemde [benadeelde 2] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. primair
hij, op 14 juli 2021 te [plaats 1] , in Spanje, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 10] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [benadeelde 10] meermalen met kracht op/tegen het hoofd en het (boven)lichaam, heeft geslagen en gestompt en
- voornoemde [benadeelde 10] (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het bovenlichaam, heeft getrapt en/of geschopt terwijl voornoemde [benadeelde 10] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij, op 14 juli 2021 te [plaats 1] , in Spanje, openlijk, te weten op de [straat] ter hoogte van [locatie 1] , op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [benadeelde 6] en [benadeelde 7] door:
- voornoemde [benadeelde 6] en [benadeelde 7] te stompen en te slaan tegen het hoofd,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten:
- een blauwe plek en/of een dik oog bij [benadeelde 7] .
en
hij, op 14 juli 2021 te [plaats 1] , in Spanje, openlijk, te weten op de [straat] ter hoogte van [locatie 2] , op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [benadeelde 9] en [benadeelde 10] door:
- voornoemde [benadeelde 9] en [benadeelde 10] te duwen en/of naar de grond toe te brengen en met de vuist te stompen en te slaan en te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en het (boven)lichaam en met een stoel te gooien in de richting van voornoemde slachtoffer(s) en/of andere personen, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten:
- een blauwe plek bij [benadeelde 10] ;
5.
hij, op 14 juli 2021 te [plaats 1] , in Spanje, openlijk, te weten op de [straat] ter hoogte van bar [locatie 3] , op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] en [benadeelde 2] door:
- voornoemde [slachtoffer] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 2] te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te brengen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten:
- een blauwe plek en een bult op het hoofd bij [benadeelde 2] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag.
Het onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten in de nacht van 14 juli 2021 op Mallorca tijdens het uitgaan schuldig gemaakt aan zinloos en excessief uitgaansgeweld. Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat hij zich tweemaal schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, waarvan éénmaal samen met een ander, en daarnaast aan drie openlijke geweldplegingen tegen in totaal negen personen, waarbij door verdachte aan drie personen letsel is toegebracht.
Verdachte heeft zich zowel bij [locatie 1] als bij [locatie 2] als bij de [locatie 3] schuldig gemaakt aan openlijk geweld. Uit het dossier, waaronder ook de beelden die het hof heeft gezien, blijkt de enorme agressiviteit en felheid waarmee verdachte zich heeft gemengd in de verschillende gevechten. Het is schokkend om te zien dat verdachte er kennelijk niet voor terugschrikt om mensen die weerloos op de grond liggen naar/tegen hun hoofd te schoppen.
Bij [locatie 1] heeft hij met medeverdachte [medeverdachte 3] openlijk geweld gepleegd tegen [benadeelde 7] en [benadeelde 6] , waarbij [benadeelde 7] door verdachte een blauw oog is geslagen. Bij [locatie 2] heeft hij met anderen geweld gebruikt tegen [benadeelde 9] en [benadeelde 10] , waardoor [benadeelde 10] gewond is geraakt. Door verdachte is meerdere keren hard uitgehaald richting [benadeelde 10] . [benadeelde 10] was een speelbal van het op hem door verdachte en zijn medeverdachten uitgeoefende geweld. Bovendien heeft verdachte, toen [benadeelde 10] weerloos op de grond lag, richting zijn hoofd geschopt en hem buiten bewustzijn op de grond achtergelaten. Het geweld tegen [benadeelde 10] was zo hevig en intens dat [benadeelde 10] daardoor had kunnen overlijden. Verdachte heeft met zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde 10] .
Bij de [locatie 3] , ongeveer een half uur later, gaat de groep van verdachte opnieuw over tot geweld. Verdachte heeft zich met zijn medeverdachten op een groep mannen (te weten: [benadeelde 2] , [slachtoffer] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] ) gestort. Dat geweld had al meteen tot resultaat dat [slachtoffer] buiten bewustzijn op de grond achterbleef en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] gewond raakten door de slagen en trappen van verdachtes medeverdachten. Niettemin ging het geweld door tegen [benadeelde 3] en [benadeelde 2] . [benadeelde 2] wordt door een medeverdachte tegen de grond gebeukt. Vervolgens wordt hij door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] , terwijl hij weerloos op de grond ligt, hard tegen zijn hoofd geschopt, waarna hij bewusteloos blijft liggen. Het geweld tegen [benadeelde 2] was zo heftig dat hij daardoor had kunnen overlijden. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde 2] .
Ook wordt met een overmacht van meerdere personen geprobeerd [benadeelde 3] ten val te brengen en ook naar hem wordt geslagen en geschopt, waaronder door verdachte. Dat [benadeelde 3] niet is gevallen en zijn letsel beperkt is gebleven tot een aantal blauwe plekken, is niet aan verdachte en zijn medeverdachten te danken.
Dat het hier om ernstige feiten gaat met ook zeer ernstige gevolgen, behoeft geen betoog. Deze uiterst verwerpelijke gebeurtenissen, in het bijzonder de gevolgen van het daarbinnen uitgeoefende geweld tegen [slachtoffer] , hebben de samenleving in hoge mate geschokt.
Bovendien zorgt dit soort geweld voor gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving. Dat deze gevoelens nog langere tijd kunnen blijven bestaan blijkt ook uit de verklaringen van slachtoffers. Dat verdachte zich meermaals en ook in korte tijd schuldig heeft gemaakt aan deze geweldsfeiten wordt hem aangerekend.
Hoewel verdachte niet verantwoordelijk wordt gehouden voor de dood van [slachtoffer] heeft het hof wel bewezen geacht dat verdachte ook tegen hem openlijk geweld heeft gepleegd. In elk geval kan worden gezegd dat verdachte door zijn optreden mede heeft bijgedragen aan een situatie waarin het op dramatische wijze volkomen uit de hand is gelopen. Belangrijk om daarbij op te merken is dat het hof niet heeft vastgesteld dat verdachte (ook) daadwerkelijk zelf geweldshandelingen tegen [slachtoffer] heeft gepleegd. Het overlijden van [slachtoffer] is dan ook geen strafverzwarende omstandigheid in de zin van de wet, maar draagt wel bij aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan en heeft daarmee invloed op de hoogte van de op te leggen straf.
Het openbaar ministerie verwijt alle verdachten dat zij geen antwoord geven op de vraag wat er met [slachtoffer] is gebeurd. Het hof doet dit niet en overweegt – net als de rechtbank – als volgt. Er is in de media en ook ter zitting gesproken over ‘het geheim van Mallorca’. Daarbij is de veronderstelling opgeworpen dat betrokkenen meer weten over de dood van [slachtoffer] dan zij vertellen. Wat daar van zij, niet vastgesteld kan worden dat dit voor verdachte geldt. Alleen al daarom speelt dit geen rol bij de strafoplegging. Bij de op te leggen straf is alleen bepalend en kan ook alleen maar bepalend zijn wat ten laste van verdachte bewezen is verklaard.
Duidelijk moet zijn: of er nou is gescholden of gespuugd of wellicht een klap is uitgedeeld door (een van) de slachtoffers, voor het door verdachte en zijn medeverdachten gepleegde geweld bestaat geen enkele rechtvaardiging.
De persoon van verdachte
Verdachte heeft zich op negentienjarige leeftijd aan de bewezenverklaarde feiten schuldig gemaakt.
Het hof heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 30 oktober 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verder heeft het hof kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 13 januari 2022 van [gezondheidszorgpsycholoog] , waaruit blijkt dat bij verdachte geen sprake is van een psychische stoornis of van een verstandelijke handicap. Dit was evenmin het geval ten tijde van het tenlastegelegde. Nu er bij verdachte geen pathologie is vastgesteld, adviseert de psycholoog om hem de feiten bij bewezenverklaring volledig toe te rekenen. Bij afwezigheid van een psychische stoornis kan geen pathologisch bepaalde risicoschatting worden gedaan. Er zijn geen gronden aanwezig voor het adviseren van begeleiding of behandeling in een strafrechtelijk kader. Indien verdachte behoefte heeft aan ondersteunende gesprekken na afwikkeling van de strafzaak dan wordt hij in staat geacht om daar, geholpen door zijn ouders, zelf actie in te ondernemen.
Ook heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies van 22 september 2022, opgemaakt door [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. De reclassering ziet geen problemen in het leven van verdachte. Er is sprake van stabiliteit op meerdere leefgebieden; verdachte woont bij zijn ouders, heeft goed contact met hen, hij heeft werk en is onlangs gestart met een hbo-opleiding. Er zijn geen schulden, er is geen sprake van een crimineel netwerk en de reclassering ziet geen aanwijzingen voor middelenproblematiek. De reclassering schat het risico op recidive en letselschade in als laag. Bij een laag risico kunnen interventies het risico juist verhogen. Daarom acht de reclassering interventies niet nodig. Bij een veroordeling adviseert de reclassering dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Het in hoger beroep uitgebrachte rapport van 23 november 2023, opgemaakt door [reclasseringswerker 2] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, ziet voornamelijk op de vraag of het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast en verwijst voor het advies omtrent bijzondere voorwaarden naar het eerder genoemde rapport.
Het volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten negentien jaar oud, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Op grond van artikel 77c Sr is het mogelijk om bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar af te wijken van die hoofdregel en toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De persoonlijkheid van een verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan moeten daarvoor dan aanleiding geven.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat deze uitzondering is ingevoerd om toepassing van het sanctiestelsel voor jeugdigen bij jongvolwassenen te bevorderen, wanneer dit, gelet op de ontwikkelingsfase van de jongvolwassene, de meest effectieve manier is om het gedrag in gunstige zin te beïnvloeden. Het doel daarbij is om zo ook de adolescent te stimuleren een verantwoorde rol in de samenleving op zich te nemen. Er wordt daarbij voornamelijk gedacht aan jongvolwassen verdachten van ernstige misdrijven, die als veelpleger te boek staan en die bijzonder kwetsbaar zijn. In die gevallen is er mogelijk sprake van een (forse) vrijheidsbenemende straf, waarbij de tenuitvoerlegging onder het jeugdrecht afwijkt van het volwassenenstrafrecht. Een belangrijk verschil daarbij is dat binnen een justitiële jeugdinrichting (JJI) een pedagogische aanpak mogelijk is. Ook kan er in de hiervoor genoemde gevallen eerder sprake zijn van oplegging van een maatregel met behandeling, waarvoor het jeugdrecht andere mogelijkheden biedt dan het volwassenenstrafrecht.
Dit is het uitgangspunt zoals het op dit moment geldt en door het hof zal worden gehanteerd. Met betrekking tot de door de raadsman benoemde discussies ten aanzien van een mogelijke wijziging hiervan, overweegt het hof dat deze ontwikkeling niet zo eenduidig en pertinent is dat het daarin reden ziet een ander uitgangspunt te hanteren.
In het rapport van 22 september 2022 heeft de reclassering geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Hiertoe heeft de reclassering opgemerkt dat de verdachte op een aantal fronten zelfstandig is: hij werkte, is financieel onafhankelijk en volgde een opleiding. Daar tegenover stond dat verdachte voor zijn detentie bij zijn ouders woonde en gevoelig is voor beïnvloeding door zijn ouders. De reclassering heeft in haar rapport van 23 november 2023 geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen. De argumenten hiervoor zijn volgens de reclassering onder meer dat ten aanzien van de identiteitsvorming van verdachte sprake lijkt te zijn van ‘versmelting’ met het gezin, verdachte gebaat is bij scholing, hij qua ontwikkeling meer gericht is op sociale aanpassing dan op zelfreflectie en hij beïnvloedbaar lijkt te zijn door vrienden. De reclassering zet daartegenover dat de verdachte een leeftijdovereenkomstige indruk maakt en op een aantal fronten zelfstandig is.
Het hof ziet geen aanleiding om in de zaak van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. De omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan geven hiertoe geen (enkele) reden. Ook is het hof van oordeel dat er – zowel ten tijde van het plegen van de feiten als op dit moment – geen noodzaak is voor pedagogische beïnvloeding van verdachte. Het hof overweegt hiertoe dat de verdachte zowel ter zitting als in de rapportages de indruk wekt van een jongvolwassene zonder stoornis of een cognitieve beperking, die voor zijn detentie thuis woonde maar ook een zelfstandig leven leidde, een opleiding volgde, werkte en financieel onafhankelijk was. Hetgeen de reclassering in haar rapport van 23 november 2023 ter onderbouwing van haar advies om het jeugdstrafrecht toe te passen heeft opgemerkt, acht het hof van onvoldoende gewicht om af te wijken van het uitgangspunt dat het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Het verzoek van de verdediging om het jeugdstrafrecht toe te passen zal dan ook worden afgewezen.
De straf
Gezien de ernst van het geheel van de gepleegde feiten kan in dit geval niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof hecht belang aan een uniforme strafoplegging in hoger beroep. Om deze reden heeft het hof bij het bepalen van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en heeft het hof acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten, die met het onderhavige geval (grosso modo) vergelijkbaar zijn. De oriëntatiepunten gaan voor openlijke geweldpleging, als vertrekpunt van denken uit van een taakstraf voor de duur van 120 of 150 uren in geval van letsel. Omgerekend naar een gevangenisstraf gaat het om respectievelijk 60 dagen en 75 dagen hechtenis. Het LOVS kent geen oriëntatiepunt voor een poging tot doodslag, maar het enigszins vergelijkbare oriëntatiepunt voor een (voltooide) zware mishandeling door middel van bijvoorbeeld één of meer kopsto(o)t(en) en/of schoppen/trappen tegen het hoofd is reeds een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarbij het hof aantekent dat de ernst van een poging tot doodslag beduidend zwaarder wordt gewogen dan die van een poging tot zware mishandeling.
Alles afwegend, in het bijzonder gelet op de initiërende rol en het zeer gewelddadige aandeel van verdachte bij alle drie de geweldsincidenten en op het aantal van de daarbij gemaakte slachtoffers, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf van 34 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Het voorwaardelijk deel van deze straf is bedoeld om verdachte te stimuleren niet opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof ziet evenwel aanleiding om deze straf te matigen als gevolg van het nadeel dat door de extreem indringende media-aandacht voor verdachte is veroorzaakt. Verdachte werd door de publieke opinie vroegtijdig – en naar achteraf is gebleken onterecht – als ‘dader’ en als een van de rechtstreeks verantwoordelijken voor de dood van [slachtoffer] gebrandmerkt. In de media werden volop portretten van verdachten, filmpjes, berichtjes en reacties gedeeld, ook werden de (volledige) persoonsgegevens van verdachte op internet geopenbaard. De op internet ontketende hetze heeft ernstige nadelige gevolgen voor de jongvolwassen verdachte en zijn omgeving gehad. Bovendien is algemeen bekend dat informatie, ook als het niet klopt, eenmaal op internet niet of nauwelijks kan worden uitgewist. De toekomstige werkgever die de naam van verdachte intoetst op Google zal waarschijnlijk direct worden gevoed met foutieve informatie over de mogelijke betrokkenheid van verdachte bij de dood van [slachtoffer] . Met deze ernstig nadelige gevolgen houdt het hof ten gunste van verdachte – en alle andere verdachten in de Mallorcazaak – rekening. Het hof benadrukt dat deze beslissing niet in het algemeen betekent dat een verdachte als hij te lijden heeft gekregen van indringende media-aandacht omtrent zijn strafzaak recht heeft op matiging van zijn straf.
Het voorgaande brengt mee dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 32 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire
beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Geen vrijheidsbeperkende maatregel
Door de advocaten-generaal is ook de oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende het bevel aan verdachte zich te onthouden van contact met de ouders van [slachtoffer] en de slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 5] en [benadeelde 4] voor de duur van vijf jaren, gevorderd.
Gelet op de wetsgeschiedenis kan een maatregel ex artikel 38v Sr, zoals een contactverbod, slechts worden opgelegd indien dit strekt tot beveiliging van de maatschappij of de voorkoming van het – opnieuw – begaan van strafbare feiten terwijl de rechter er rekening mee moet houden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend naar personen toe zal gedragen.
Anders dan de advocaten-generaal is het hof van oordeel dat aan de voorwaarden voor oplegging van de maatregel niet is voldaan. Voor dit oordeel acht het hof het van belang dat na de pleegdatum op 14 juli 2021 geen enkele contactpoging is geweest met een van de slachtoffers en er ook geen concrete aanleiding is te veronderstellen dat verdachte een poging hiertoe zal ondernemen. Sterker nog: verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen contact zal opnemen met de nabestaanden en slachtoffers, tenzij dit contact vanuit hen gewenst zou zijn.
Het voorgaande maakt dat, hoewel het hof begrijpt dat de nabestaanden en/of slachtoffers oplegging van een contactverbod op prijs stellen, de maatregel niet wordt opgelegd.
Beslag
Teruggave beslag
Het hof gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858264);
- broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858260);
- broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858257);
- shirt (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858254);
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858252);
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858251);
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-2858250);
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-2858249).
Benadeelde partijen
Nabestaanden en slachtoffers hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij hebben het hof verzocht om hoofdelijke toewijzing van hun vordering, en deze te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr aan verdachte op te leggen.
De vorderingen
Slachtoffers ‘ [locatie 1] ’
[benadeelde 6]
vordert een bedrag van in totaal € 3.082,51 (€ 332,51 materieel, € 2.500,00 immaterieel en € 250,00 proceskosten). Dit bedrag bestaat uit:
  • medische kosten: € 130,00;
  • reis- en parkeerkosten: € 77,51;
  • kleding: € 125,00;
  • immateriële schade: € 2.500,00;
  • eigen risico rechtsbijstandverzekering: € 250,00.
[benadeelde 7]
vordert een bedrag van in totaal € 2.702,50 (€ 862,50 materieel, € 1.750,00 immaterieel en € 90,00 proceskosten). Dit bedrag bestaat uit:
  • gederfde inkomsten: € 862,50;
  • immateriële schade: € 1.750,00;
  • reiskosten naar de rechtbank: € 90,00.
Slachtoffers ‘ [locatie 2] ’
[benadeelde 10]
vordert een bedrag van in totaal € 3.702,46 (€ 572,46 materieel, € 3.000,00 immaterieel en € 130,00 proceskosten). Dit bedrag bestaat uit:
  • reiskosten ziekenhuis Mallorca: € 45,66;
  • eigen risico: € 385,00;
  • reiskosten ziekenhuis Nederland: € 22,80;
  • horloge: € 119,00;
  • immateriële schade: € 3.000,00;
  • reiskosten naar de rechtbank: € 130,00.
[benadeelde 9]
vordert een bedrag van in totaal € 1.991,20 (€ 150,00 materieel, € 1.750,00 immaterieel en € 91,20 proceskosten). Dit bedrag bestaat uit:
  • schoenen: € 100,00;
  • T-shirt: € 50,00;
  • immateriële schade: € 1.750,00;
  • reiskosten naar de rechtbank: € 91,20.
Slachtoffers ‘ [locatie 3] ’
[benadeelde 2]
vordert een bedrag van in totaal € 8.241,74 (€ 3.241,74 materieel en € 5.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • AirBnB: € 158,68;
  • vliegticket Mallorca-Amsterdam: € 145,01;
  • huurwoning: € 2.292,15;
  • laminaat woning: € 645,90;
  • immateriële schade: € 5.000,00.
[benadeelde 5]
vordert een bedrag van in totaal € 17.237,97 (€ 12.237,97 materieel en
€ 5.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • AirBnB: € 158,68;
  • boot Palma-Ibiza: € 87,66;
  • ticket Ibiza-Amsterdam: € 152,45;
  • hotel hoofdstad Mallorca: € 56,63;
  • taxi ziekenhuis Mallorca: € 32,00;
  • eigen risico 2022 en 2023: € 575,40;
  • gederfde inkomsten: € 11.175,15;
  • immateriële schade: € 5.000,00.
[benadeelde 3]
vordert een bedrag van in totaal € 15.540,30 (€ 10.540,30 materieel en
€ 5.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • AirBnB: € 158,68;
  • boot Palma-Ibiza: € 87,66;
  • ticket Ibiza-Amsterdam: € 152,45;
  • hotel hoofdstad Mallorca: € 56,63;
  • taxi ziekenhuis Mallorca: € 40,00;
  • eigen risico 2022 en 2023: € 1.213,74;
  • kosten opvragen medische informatie: € 31,14;
  • gederfde inkomsten: € 8.800,00;
  • immateriële schade: € 5.000,00.
[benadeelde 4]
vordert een bedrag van in totaal € 6.318,64 (€ 1.318,64 materieel en € 5.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • AirBnB: € 158,68;
  • boot Palma-Ibiza: € 87,66;
  • ticket Ibiza-Amsterdam: € 152,45;
  • hotel hoofdstad Mallorca: € 56,63;
  • eigen risico: € 863,22;
  • immateriële schade: € 5.000,00.
Nabestaanden van [slachtoffer]
[benadeelde 1] (ouders van [slachtoffer] )
[benadeelde 1] vorderen een bedrag van in totaal € 69.100,63
(€ 9.350,63 materieel en € 59.750,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • vererfde letselschade: € 28.648,11;
  • overlijdensschade: € 40.452,52.
[benadeelde 11] (vriendin van [slachtoffer] )
[benadeelde 11] vordert een bedrag van in totaal € 218.057,00 (€ 198.057,00 materieel en
€ 20.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • gederfd levensonderhoud: € 198.057,00;
  • affectieschade: € 20.000,00.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaten-generaal hebben verschillende standpunten ingenomen ten aanzien van de vorderingen. Het hof zal hierop, voor zover nodig, hierna ingaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verschillende standpunten ingenomen ten aanzien van de vorderingen. Het hof zal hierop, voor zover nodig, hierna ingaan.
Het oordeel van het hof
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
In de gevallen waarin het geweld door verdachte in vereniging met één of meer anderen is gepleegd, stelt het hof vast dat in civielrechtelijk opzicht sprake is van groepsaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit geldt voor zowel de poging tot doodslag, als de poging tot zware mishandeling als het openlijk geweld. Dit brengt met zich dat iedere bij het groepsgeweld betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Er is namelijk steeds sprake geweest van bewuste gezamenlijke deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van het hof een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon (of personen) brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel of andere schade wordt toegebracht, en verdachte heeft dat risico voor lief genomen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Of aan verdachte zelf het opgelopen (zwaar) lichamelijk letsel is tenlastegelegd c.q. bewezenverklaard is daarbij niet van belang. Voor aansprakelijkheid krachtens artikel 6:166 BW is namelijk niet vereist dat een individu uit de groep zelf de schade heeft veroorzaakt om daarvoor in civielrechtelijke zin aangesproken te kunnen worden. De regeling beoogt buiten twijfel te stellen dat een deelnemer aan onrechtmatige gedragingen in groepsverband zich niet aan aansprakelijkheid voor de daaruit ontstane schade kan onttrekken met het causaliteitsverweer dat de schade ook zonder zijn deelneming aan de groep zou zijn ontstaan.
Slachtoffers ‘ [locatie 1] ’
Verdachte heeft, samen met medeverdachte [medeverdachte 3] openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [benadeelde 6] en [benadeelde 7] . Hij is dus, samen met die medeverdachte, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die [benadeelde 6] en [benadeelde 7] daardoor hebben geleden.
[benadeelde 6]
Materiële schade
Medische kosten
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij was genoodzaakt om het letsel aan zijn neus verder te laten onderzoeken in het ziekenhuis en medisch ingrijpen is noodzakelijk gebleken. De stelling dat de benadeelde partij al neusklachten had, doet hier niet aan af. Het hof wijst de vordering ter zake van medische kosten ter hoogte van € 130,00 dan ook toe.
Reis- en parkeerkosten
Ten aanzien van de reis- en parkeerkosten ter hoogte van € 77,51 geldt dat deze schadepost voldoende onderbouwd is en in rechtstreeks verband staat tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Bebloede kleding en schoenen
Ten aanzien van de bebloede kleding en schoenen ter hoogte van € 125,00 overweegt het hof het volgende. De benadeelde partij heeft in de toelichting op zijn vordering uiteengezet dat hij door het strafbare handelen van verdachte bloedvlekken op zijn kleding en schoenen heeft gekregen die hij niet meer heeft kunnen verwijderen. Bij zijn aangifte heeft hij foto’s gevoegd, waarop bloedvlekken op de kleding, alsook de verwondingen die hij heeft opgelopen, te zien zijn. Gelet daarop is voldoende komen vast te staan dat de kledingstukken en schoenen door het door verdachte gepleegde strafbare feit voor verder gebruik ongeschikt zijn geworden, zodat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. De benadeelde partij heeft geen aankoopbonnen overgelegd van de kleding en schoenen. Het hof zal daarom gebruik maken van zijn schattingsbevoegdheid om deze materiële schade naar redelijkheid vast te stellen. Het hof zal deze materiële schade begroten op een bedrag van € 125,00.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een gebroken neus en een hersenschudding. Gelet op de aard van het letsel, het noodzakelijke medische ingrijpen en de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van de gevorderde € 2.500,- billijk.
ProceskostenVerdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op € 250,00.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II).
[benadeelde 7]
Materiële schade
Gederfde inkomsten
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor gederfde inkomsten ter hoogte van € 862,50 geldt dat als voldoende vaststaand kan worden aangenomen dat de benadeelde partij als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft vanwege de gevolgen van het strafbare feit enige tijd niet kunnen werken en heeft daardoor inkomsten uit zijn werk misgelopen. De benadeelde partij heeft echter onvoldoende onderbouwd dat hij na zijn vakantie tien werkdagen aan inkomsten heeft misgelopen. Het hof zal daarom gebruik maken van zijn schattingsbevoegdheid om deze materiële schade naar redelijkheid vast te stellen. Het hof gaat er hierbij van uit dat de benadeelde partij veertien dagen per maand werkte. Dit betekent dat hij ongeveer zes dagen per twee weken werkte. Het uurloon van de benadeelde partij bedraagt € 11,50. Het hof zal de hoogte van de gederfde inkomsten derhalve schatten op een bedrag van € 517,50 (6 werkdagen van 7,5 uur = 45 x
€ 11,50). Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een blauw oog en een litteken boven zijn ooglid. Gelet op de aard van het letsel en de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van een vergoeding van
€ 500,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
ProceskostenDe artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) geven, behoudens bijzondere omstandigheden, een zowel limitatieve als exclusieve regeling van de kosten waarin een in het ongelijk gestelde partij kan worden veroordeeld (vgl. HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600). Uit artikel 238 Rv volgt dat een in persoon procederende partij reis- en aanverwante kosten, gemaakt voor het bijwonen van de zitting, als proceskosten vergoed kan krijgen. Nu de benadeelde partij de zitting in eerste aanleg niet heeft bijgewoond en bovendien heeft geprocedeerd met behulp van een raadsvrouw, die ook ter terechtzitting – zowel in eerste aanleg als in hoger beroep – de vordering heeft toegelicht, komen de gevorderde kosten niet voor vergoeding in aanmerking.
Het hof zal de vordering tot vergoeding van deze proceskosten daarom afwijzen en voor het overige de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij op nihil stellen.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II).
Slachtoffers ‘ [locatie 2] ’
Verdachte heeft, met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] geweld gepleegd tegen [benadeelde 10] .
Verdachte heeft, met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [benadeelde 9] .
Hij is dus, samen met die medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die [benadeelde 10] en [benadeelde 9] daardoor hebben geleden.
[benadeelde 10]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten naar het ziekenhuis in Mallorca ter hoogte van
€ 45,66, de ziektekosten ter hoogte van € 385,00, de reiskosten naar het ziekenhuis in Nederland ter hoogte van € 22,80 en de kosten van het horloge van € 119,00 geldt dat zij allemaal voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot de door verdachte gepleegde strafbare feiten, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
Ten aanzien van de gevorderde € 119,00 voor het horloge overweegt het hof in het bijzonder dat het alleszins voorstelbaar is dat het horloge van de benadeelde partij tijdens het strafbare handelen van verdachte kapot is gegaan. Dit wordt bovendien ondersteund door de verklaring van [benadeelde 6] , die in zijn aangifte heeft verklaard dat hij een deel van het horloge van de benadeelde partij dat door de ruzie stuk was gegaan, op de grond zag liggen. Het hof acht de hoogte van het gevorderde bedrag redelijk en wijst deze schadepost dan ook toe.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen aan zijn neus en hoofd en in de vorm van een gebroken duim, en de benadeelde partij door het forse geweld op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op de aard van het letsel en de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van de gevorderde € 3.000,- billijk.
ProceskostenOp grond van artikel 238 Rv, eerste en tweede lid, komen reis-, verlet en verblijfkosten van de partij die aanspraak heeft op een proceskostenvergoeding alleen voor vergoeding in aanmerking indien niet alleen in persoon mag worden geprocedeerd, maar ook daadwerkelijk in persoon wordt geprocedeerd. In de onderhavige voegingsprocedure heeft de benadeelde partij geprocedeerd met behulp van een raadsvrouw, die ook ter terechtzitting – zowel in eerste aanleg als in hoger beroep – de vordering heeft toegelicht. Daarom komen de gevorderde kosten die verband houden met het bijwonen van de zitting niet voor vergoeding in aanmerking.
Het hof zal de vordering tot vergoeding van deze proceskosten daarom afwijzen en voor het overige de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij op nihil stellen.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II).
[benadeelde 9]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor de schoenen ter hoogte van € 100,00 en het T-shirt van € 50,00 geldt dat deze schadeposten voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit. Gelet op de onderbouwing acht het hof de hoogte van de gevorderde kosten ook redelijk. Het hof wijst deze schadeposten dan ook toe.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen aan zijn neus en hoofd. Gelet op de aard van het letsel en de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van een vergoeding van € 1.000,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
ProceskostenOp grond van artikel 238 Rv, eerste en tweede lid, komen reis-, verlet en verblijfkosten van de partij die aanspraak heeft op een proceskostenvergoeding alleen voor vergoeding in aanmerking indien niet alleen in persoon mag worden geprocedeerd, maar ook daadwerkelijk in persoon wordt geprocedeerd. In de onderhavige voegingsprocedure heeft de benadeelde partij geprocedeerd met behulp van een raadsvrouw, die ook ter terechtzitting – zowel in eerste aanleg als in hoger beroep – de vordering heeft toegelicht. Daarom komen de gevorderde kosten die verband houden met het bijwonen van de zitting niet voor vergoeding in aanmerking.
Het hof zal de vordering tot vergoeding van deze proceskosten daarom afwijzen en voor het overige de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij op nihil stellen.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II).
Slachtoffers ‘ [locatie 3] ’
Verdachte heeft zich, samen met medeverdachte [medeverdachte 6] schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag op [benadeelde 2] .
Verdachte heeft, samen met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] , openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] .
Verdachte heeft, samen met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] , openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] .
Hij is dus, samen met die medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die de nabestaanden van [slachtoffer] en die [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] daardoor hebben geleden.
[benadeelde 2]
Materiële schade
AirBnB en vliegticket
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 158,68, en de kosten van het vliegticket van Mallorca naar Amsterdam ter hoogte van € 145,01 geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot de door verdachte gepleegde strafbare feiten, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte om begrijpelijke redenen eerder naar huis is gegaan, waardoor deze kosten op redelijke grond zijn gemaakt.
Huurkosten woning en laminaat
Ten aanzien van de kosten van de huurwoning ter hoogte van € 2.292,15 en de laminaatvloer ter hoogte van € 645,90 is het hof van oordeel dat deze schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd, in die zin dat het rechtstreeks verband tussen het strafbare feit en deze schade in dit geding onvoldoende is komen vast te staan. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij die vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
In hoger beroep is de grondslag van de vordering van de benadeelde partij uitsluitend het door verdachte jegens de benadeelde partij gepleegde strafbare feit en niet langer mede shockschade.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 aanhef en sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen aan onder meer zijn hoofd, en op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is meerdere keren geschopt terwijl hij op de grond lag en is door het geweld bewusteloos geraakt. Gelet op de aard van het letsel, de heftigheid van de geweldshandelingen die jegens de benadeelde partij zijn gepleegd en de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van de gevorderde € 5.000,- billijk.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II).
[benadeelde 5]
Materiële schade
AirBnB, bootticket, vliegticket en hotel
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 158,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45 en de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63 geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte om begrijpelijke redenen eerder naar huis is gegaan, waardoor deze kosten op redelijke grond zijn gemaakt.
Taxi
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de taxi naar het ziekenhuis op Mallorca ter hoogte van € 32,- geldt dat deze voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit. Het hof acht de hoogte van het gevorderde bedrag redelijk en wijst deze schadepost dan ook toe.
Eigen risico
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor het eigen risico van de zorgverzekering van 2022 en 2023 ter hoogte van € 575,40 geldt dat deze voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat deze schadepost voor vergoeding in aanmerking komt.
Gederfde inkomsten
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor gederfde inkomsten ter hoogte van € 11.175,15 geldt dat als voldoende vaststaand kan worden aangenomen dat de benadeelde partij als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft vanwege de gevolgen van het strafbare feit enige tijd niet kunnen werken en heeft daardoor inkomsten uit zijn werk misgelopen. De hoogte van de gederfde inkomsten is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De leidinggevende van de benadeelde partij heeft ter onderbouwing van de vordering uitgelegd hoe de bonusregeling van het bedrijf waar de benadeelde partij werkt, is geregeld. Zij heeft verklaard welke bonus de benadeelde partij in 2019 en 2020 heeft behaald, waarbij zij heeft aangehaald dat het bedrijf in 2020 minder omzet heeft behaald vanwege corona en de bonus van de benadeelde partij in dat jaar daarom lager is uitgevallen. In 2021 trok de markt weer aan en behaalde de benadeelde partij in het eerste halfjaar goede cijfers. Vanwege het strafbare feit dat verdachte heeft gepleegd jegens de benadeelde partij en de gevolgen die dit voor de benadeelde partij heeft gehad, heeft de benadeelde partij in het tweede deel van 2021 een aantal maanden niet gewerkt. Daarna is hij via een herstelplan weer langzaam aan de slag gegaan, maar hij heeft dat jaar niet meer kunnen bijdragen aan de omzet van het bedrijf. De leidinggevende van de benadeelde partij heeft beschreven wat de verwachte jaaromzet van de benadeelde partij in 2021 zou zijn geweest, gelet op zijn prestaties van het eerste halfjaar van 2021. Bij deze berekening is rekening gehouden met de coronaeffecten en zijn de traditionele overscores in het laatste kwartaal van het jaar niet meegenomen. Gelet op deze berekening zou de benadeelde partij in het tweede deel van 2021 een netto bonus van € 11.175,15 hebben verdiend. Het hof ziet geen reden om aan bovenstaande te twijfelen, nu de leidinggevende breed heeft gekeken naar de omzetverwachting van de benadeelde partij in het tweede deel van 2021 en hierin alle relevante informatie heeft meegewogen. Het hof wijst de gevorderde kosten voor gederfde inkomsten ter hoogte van € 11.175,15 dan ook toe.
Immateriële schade
In hoger beroep is de grondslag van de vordering van de benadeelde partij uitsluitend het door verdachte jegens de benadeelde partij gepleegde strafbare feit en niet langer mede shockschade.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 aanhef en sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van een vergoeding van € 3.000,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II).
[benadeelde 3]
Materiële schade
AirBnB, bootticket, vliegticket en hotel
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 158,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45 en de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63 geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte om begrijpelijke redenen eerder naar huis is gegaan, waardoor deze kosten op redelijke grond zijn gemaakt.
Taxi
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de taxi naar het ziekenhuis op Mallorca ter hoogte van € 40,- geldt dat deze voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit. Het hof acht de hoogte van het gevorderde bedrag redelijk en wijst deze schadepost dan ook toe.
Eigen risico
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor het eigen risico van de zorgverzekering van 2022 en 2023 ter hoogte van € 1.213,74 geldt dat deze voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat deze schadepost voor vergoeding in aanmerking komt.
Medische informatie
Ten aanzien van de kosten voor het opvragen van de medische informatie ter hoogte van € 31,14 van de benadeelde partij geldt dat deze schadepost voldoende is onderbouwd en in rechtstreeks verband staat tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder dat deze kosten geen betrekking hebben op een afschrift van het medisch dossier van de benadeelde partij, maar zien op een aparte verklaring die de huisarts van de benadeelde partij naar aanleiding van het strafbare feit heeft opgesteld. Deze kosten zijn daarom in redelijkheid gemaakt.
Gederfde inkomsten
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor gederfde inkomsten ter hoogte van € 8.800,00 geldt dat als voldoende vaststaand kan worden aangenomen dat de benadeelde partij als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft vanwege de gevolgen van het strafbare feit enige tijd niet kunnen werken en heeft daardoor inkomsten misgelopen. De hoogte van de gederfde inkomsten is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Het hof zal de gevorderde kosten voor gederfde inkomsten ter hoogte van € 8.800,00 dan ook toewijzen.
Immateriële schade
In hoger beroep is de grondslag van de vordering van de benadeelde partij uitsluitend het door verdachte jegens de benadeelde partij gepleegde strafbare feit en niet langer mede shockschade.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 aanhef en sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van een vergoeding van € 3.000,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II).
[benadeelde 4]
Materiële schade
AirBnB, bootticket, vliegticket en hotel
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 158,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45 en de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63 geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte om begrijpelijke redenen eerder naar huis is gegaan, waardoor deze kosten op redelijke grond zijn gemaakt.
Eigen risico
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor het eigen risico van de zorgverzekering van 2022 ter hoogte van € 863,22 geldt dat deze schadepost voldoende is onderbouwd en in rechtstreeks verband staat tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Immateriële schade
In hoger beroep is de grondslag van de vordering van de benadeelde partij uitsluitend het door verdachte jegens de benadeelde partij gepleegde strafbare feit en niet langer mede shockschade.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 aanhef en sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van een vergoeding van € 3.000,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II).
Nabestaanden van [slachtoffer]
[benadeelde 1] (ouders van [slachtoffer] )
De ouders van [slachtoffer] vorderen (mede namens zijn broer) een bedrag van € 28.648,11 aan letselschade van [slachtoffer] , welke vordering door vererving onder algemene titel op hen is overgegaan. Dit bedrag valt uiteen in een ziekenhuisdaggeldvergoeding ter hoogte van
€ 155,00, reis- en verblijfkosten naar en op Mallorca van de ouders, broer en vriendin van [slachtoffer] ter hoogte van € 3.743,11 en immateriële schade (smartengeld) ter hoogte van € 24.750,00 voor de periode die [slachtoffer] in het ziekenhuis heeft gelegen zonder kwaliteit van leven.
Voorts vorderen de ouders van [slachtoffer] een bedrag van € 40.452,52 aan overlijdensschade, bestaande uit affectieschade ter hoogte van € 35.000,00 (tweemaal € 17.500,-) en uitvaartkosten ter hoogte van € 5.452,52.
Materiële schade (al dan niet vererfd)
Ziekenhuisdaggeldvergoeding
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de gevorderde ziekenhuisdaggeldvergoeding ter hoogte van € 155,00 het rechtstreeks gevolg is van het strafbare handelen van verdachte. De schadepost is voldoende onderbouwd. Het hof acht de kosten redelijk en wijst de vordering dan ook toe.
Reiskosten
De grondslag voor de gevorderde reis- en verblijfskosten naar en op Mallorca is ‘verplaatste schade’, zoals bedoeld in art. 6:107, eerste lid onder a, BW. Dit betreft kosten die het slachtoffer, als niet de derde maar hijzelf deze zou hebben gemaakt, van de verdachte had kunnen vorderen. De ouders, broer en vriendin van [slachtoffer] behoorden tot de kring van directe naasten van [slachtoffer] . Gelet op de toestand waarin [slachtoffer] verkeerde als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit jegens hem, acht het hof het voorstelbaar en redelijk dat hij zijn ouders, broer en vriendin in zijn nabijheid wilde hebben. Nu de ouders van [slachtoffer] de reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegtickets van de broer en vriendin) hebben gemaakt ten behoeve van [slachtoffer] , zijn zij ten aanzien van deze kosten vorderingsgerechtigd. Het hof acht de hoogte van de kosten redelijk en wijst de vordering dan ook toe.
Uitvaartkosten
Ten aanzien van de gevorderde uitvaartkosten ter hoogte van € 5.452,52 geldt dat deze schadepost voldoende is onderbouwd, en in rechtstreeks verband staat tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat deze schadepost voor vergoeding in aanmerking komt.
Immateriële schade (al dan niet vererfd)
Vererfde immateriële schade
Op grond van artikel 6:95, tweede lid, BW kan een vordering ter zake immateriële schade onder algemene titel overgaan als de gerechtigde aan de wederpartij heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken. Het hof is van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 BW) onaanvaardbaar zou zijn indien verdachte zich erop zou kunnen beroepen dat [slachtoffer] , die na het door de groep van verdachte toegebrachte letsel niet meer bij bewustzijn is geweest, geen mededeling heeft gedaan dat hij aanspraak maakt op vergoeding van door hem geleden immateriële schade. Het hof is aldus van oordeel dat de vordering van [slachtoffer] op verdachte voor immateriële schadevergoeding vatbaar is voor vererving.
De gevorderde immateriële schade van [slachtoffer] ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 aanhef en sub b BW voor toewijzing gereed, omdat verdachte door het gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, ten gevolge waarvan hij na vijf dagen in het ziekenhuis uiteindelijk is komen te overlijden. Het hof acht toewijzing van de gevorderde
€ 24.750,00 billijk.
Affectieschade
Op grond van artikel 6:108 lid 3 BW hebben nabestaanden ook recht op vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade (affectieschade). Conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade (overlijden door een misdrijf van een meerderjarig uitwonend kind) zal aan beide ouders worden toegewezen het gevorderde bedrag van € 17.500,00, dus in totaal
€ 35.000,00.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 11] (vriendin van [slachtoffer] )
De benadeelde partij vordert in hoger beroep een bedrag van € 198,057,00 aan gederfd levensonderhoud en € 20.000,00 affectieschade. De schadeposten ‘het op andere wijze voorzien in het huishouden en ‘het op andere wijze voorzien in klussen in en om het huis’ zijn in hoger beroep vervallen.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 198,057,00 aan gederfd levensonderhoud. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De vordering tot vergoeding van schade uit gederfd levensonderhoud is gebaseerd op artikel 6:108, eerste lid, onder c, BW. Deze bepaling luidt als volgt.
“Artikel 6:108 BW:
1. Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is overlijdt, is die ander verplicht tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud:
(…)
c. aan degenen die reeds vóór de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, met de overledene in gezinsverband samenwoonden en in wier levensonderhoud hij geheel of voor een groot deel voorzag, voor zover aannemelijk is dat een en ander zonder het overlijden zou zijn voortgezet en zij redelijkerwijze niet voldoende in hun levensonderhoud kunnen voorzien;”
Het hof dient allereerst de vraag te beantwoorden of de benadeelde partij tot de kring behoort van personen die op grond van deze bepaling in beginsel aanspraak kunnen maken op schadevergoeding wegens gederfd levensonderhoud.
Het hof neemt bij het beantwoorden van deze vraag de feitelijke situatie als uitgangspunt en overweegt als volgt.
Ter onderbouwing van de vordering heeft de benadeelde partij verschillende verklaringen overgelegd van haar ouders, haar vrienden, collega’s en werkgever, vrienden van [slachtoffer] en buurtbewoners van [slachtoffer] . Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling van deze verklaringen enige behoedzaamheid geboden is, vanwege het partijbelang dat deze personen zouden kunnen hebben. Het hof is van oordeel dat uit deze verklaringen duidelijk naar voren komt dat de benadeelde partij in 2017 een relatie met [slachtoffer] kreeg en in 2019 feitelijk gezien bij hem was ingetrokken. In het licht van de verschillende verklaringen, die niet enkel van de familie en naasten van de benadeelde partij afkomstig zijn maar ook van bijvoorbeeld buurtbewoners, tezamen met de inhoud van de verklaringen, die een eenduidig beeld geven van de situatie en op essentiële onderdelen overeenkomen, is het hof van oordeel dat de overgelegde verklaringen geloofwaardig zijn en de feitelijke situatie juist weergeven. De verklaringen worden daarnaast ondersteund door [bedrijf 2] -facturen van verschillende data, waaruit blijkt dat de benadeelde partij maaltijden bestelde voor twee personen en liet bezorgen aan het adres in [plaats 2] . Het hof acht op basis van het voorgaande aannemelijk dat de benadeelde partij in gezinsverband samenwoonde met [slachtoffer] .
Dat de benadeelde partij niet ingeschreven stond op het adres van [slachtoffer] , doet hieraan niet af, nu dit geen vereiste is voor het aantonen van het in gezinsverband samenwonen.
Het gegeven dat de benadeelde partij in haar belastingaangifte niet heeft aangegeven dat zij fiscaal partner van [slachtoffer] was, maakt het voorgaande ook niet anders. De benadeelde partij was namelijk geen fiscaal partner van [slachtoffer] , omdat zij niet aan de voorwaarden hiervoor voldeed.
Om aangemerkt te worden als fiscaal partner worden twee situaties onderscheiden.
De partners zijn getrouwd of hebben een geregistreerd partnerschap;
De partner zijn niet getrouwd en hebben geen geregistreerd partnerschap, maar staan wel ingeschreven op hetzelfde adres. Bovendien moet in dat geval nog voldaan worden aan een extra voorwaarde.
De benadeelde partij was niet gehuwd met [slachtoffer] en had geen geregistreerd partnerschap met hem gesloten. Ook stond ze niet ingeschreven op hetzelfde adres als [slachtoffer] . Hierdoor kon de benadeelde partij geen fiscaal partner van [slachtoffer] zijn.
Het hof stelt aldus vast dat de benadeelde partij feitelijk in gezinsverband samenwoonde met [slachtoffer] .
Nu [slachtoffer] de hypotheekkosten betaalde voor de woning waarin de benadeelde partij verbleef en uit de overgelegde stukken voorts blijkt dat hij meer verdiende dan de benadeelde partij, stelt het hof voorts vast dat [slachtoffer] voor een deel in het levensonderhoud van de benadeelde partij voorzag.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld welk bedrag aan gederfd levensonderhoud toewijsbaar is.
Voor de berekening van het gevorderde gederfde levensonderhoud is aangesloten bij de nieuwe rekenmethodiek overlijdensschade. Deze methodiek is een binnen de rechtspraak algemeen geaccepteerde rekenmethode voor de berekening van overlijdensschade. Op basis hiervan is aan de hand van onderbouwde en verifieerbare uitgangspunten berekend wat de omvang is van het door de benadeelde partij gederfde levensonderhoud. De post gederfd levensonderhoud is gebaseerd op het met de rekentool van De Bureaus - Analyse & Rekenen opgestelde rapport van 7 december 2023 en is als volgt gespecificeerd:
1. Schade tot kapitalisatiedatum: € 26.183,00
2. Schade na kapitalisatiedatum: € 171.874,00
3. Totale schade: € 198.057,00
De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij voor deze post niet-ontvankelijk wordt verklaard, waarbij een aantal van de gehanteerde uitgangspunten wordt betwist. De verdediging vindt dat gelet op deze aandachtspunten de overlijdensschade alleen is vast te stellen met een nadere onderbouwing of bewijslevering. Verdere behandeling levert een onevenredige belasting op van het strafproces.
Dat de verdediging enkele kanttekeningen en bedenkingen heeft opgeworpen, maakt op zichzelf genomen niet dat daarom de vordering te ingewikkeld is en de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Dat zou het te makkelijk maken om op niet-ontvankelijkheid aan te sturen.
Het hof stelt vast dat – gezien de onderbouwde en verifieerbare uitgangspunten van het rapport gemaakt met de rekentool van De Bureaus - Analyse & Rekenen – aan een deel van de kanttekeningen die de verdediging heeft opgeworpen is tegemoetgekomen door de benadeelde partij. Zo is vanaf 2023 gerekend met een rendementspercentage van 0,5% en is de fiscale component € 0,00 geworden. De verdediging heeft de vordering voor het overige inhoudelijk niet, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist. Het rekenen met een termijn van tien jaren komt het hof , mede gelet op de levensfase van zowel de benadeelde partij als [slachtoffer] , niet onjuist en niet onredelijk voor. De argumenten van de verdediging die hiertegen zijn ingebracht, zijn niet dermate zwaarwegend dat het hof tot een andersluidend oordeel zou moeten komen. Aldus komt het hof tot de conclusie dat bij de benadeelde partij sprake is van gederfd levensonderhoud voor het bedrag van € 198.057,00. Het hof wijst de vordering dan ook toe.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:108 lid 3 BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij als nabestaande recht heeft op vergoeding van affectieschade. Conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade zal aan de benadeelde partij een bedrag van € 20.000,00 worden toegewezen. Dit is het bedrag dat op grond van het besluit toekomt aan de levensgezel die met de overledene een gezamenlijke huishouding voerde.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle vorderingen
De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 14 juli 2021. Als extra waarborg voor betaling zal het hof ten behoeve van de benadeelde partijen – ten aanzien van de verschillende toegewezen materiële en immateriële schadeposten – aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.
Het hof overweegt hierbij dat het jeugdrecht niet van toepassing wordt verklaard, zodat het geen aanleiding ziet om af te wijken van het gebruikelijke aantal dagen gijzeling, zoals opgenomen in de oriëntatiepunten die door het in de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld. Het hof houdt hierbij rekening met de maximumduur van 1 jaar (365 dagen) gijzeling per schadevergoedingsmaatregel, waarbij de samenloopregeling van artikel 57 en 58 van het Wetboek van Strafrecht in acht wordt genomen. Die maximale duur van de gijzeling zal naar rato van de hoogte van de toegewezen bedragen over de verschillende maatregelen worden verdeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof :
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 primair, 3 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858264);
- broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858260);
- broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858257);
- shirt (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858254);
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858252);
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858251);
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-2858250);
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-2858249).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 primair en 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.303,69 (vijfduizend driehonderddrie euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 303,69 (driehonderddrie euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 primair en 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.303,69 (vijfduizend driehonderddrie euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 303,69 (driehonderddrie euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] ter zake van het onder 3 primair en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.572,46 (drieduizend vijfhonderdtweeënzeventig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 572,46 (vijfhonderdtweeënzeventig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 10] , ter zake van het onder 3 primair en 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.572,46 (drieduizend vijfhonderdtweeënzeventig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 572,46 (vijfhonderdtweeënzeventig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 4 (vier) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 7] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.017,50 (duizend zeventien euro en vijftig cent) bestaande uit € 517,50 (vijfhonderdzeventien euro en vijftig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7] , ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.017,50 (duizend zeventien euro en vijftig cent) bestaande uit € 517,50 (vijfhonderdzeventien euro en vijftig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.832,51 (tweeduizend achthonderdtweeëndertig euro en eenenvijftig cent) bestaande uit € 332,51 (driehonderdtweeëndertig euro en eenenvijftig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6] , ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.832,51 (tweeduizend achthonderdtweeëndertig euro en eenenvijftig cent) bestaande uit
€ 332,51 (driehonderdtweeëndertig euro en eenenvijftig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.150,00 (duizend honderdvijftig euro) bestaande uit € 150,00 (honderdvijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9] , ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.150,00 (duizend honderdvijftig euro) bestaande uit € 150,00 (honderdvijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 69.100,63 (negenenzestigduizend honderd euro en drieënzestig cent) bestaande uit € 9.350,63 (negenduizend driehonderdvijftig euro en drieënzestig cent) materiële schade en
€ 59.750,00 (negenenvijftigduizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 69.100,63 (negenenzestigduizend honderd euro en drieënzestig cent) bestaande uit
€ 9.350,63 (negenduizend driehonderdvijftig euro en drieënzestig cent) materiële schade en
€ 59.750,00 (negenenvijftigduizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 75 (vijfenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 13.540,30 (dertienduizend vijfhonderdveertig euro en dertig cent) bestaande uit € 10.540,30 (tienduizend vijfhonderdveertig euro en dertig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 13.540,30 (dertienduizend vijfhonderdveertig euro en dertig cent) bestaande uit € 10.540,30 (tienduizend vijfhonderdveertig euro en dertig cent) materiële schade en
€ 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.318,64 (vierduizend driehonderdachttien euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 1.318,64 (duizend driehonderdachttien euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.318,64 (vierduizend driehonderdachttien euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 1.318,64 (duizend driehonderdachttien euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 5 (vijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 11] ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 218.057,00 (tweehonderdachttienduizend zevenenvijftig euro) bestaande uit € 198.057,00 (honderdachtennegentigduizend zevenenvijftig euro) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 11] , ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 218.057,00 (tweehonderdachttienduizend zevenenvijftig euro) bestaande uit
€ 198.057,00 (honderdachtennegentigduizend zevenenvijftig euro) materiële schade en
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 238 (tweehonderdachtendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 15.237,97 (vijftienduizend tweehonderdzevenendertig euro en zevenennegentig cent) bestaande uit € 12.237,97 (twaalfduizend tweehonderdzevenendertig euro en zevenennegentig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 15.237,97 (vijftienduizend tweehonderdzevenendertig euro en zevenennegentig cent) bestaande uit € 12.237,97 (twaalfduizend tweehonderdzevenendertig euro en zevenennegentig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 17 (zeventien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink en mr. N.E. Renders, griffiers,
en op 14 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
BIJLAGE
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen zijn opgenomen als bijlagen in het proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772 en het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek van 17 december 2021 met proces-verbaalnummer 2021230390, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 316.
Feit 2 (primair): medeplegen van poging tot doodslag [benadeelde 2]
1. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 27 juli 2021 (pagina's 107 en verder van het proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 2]:
Op 14 juli 2021 was ik samen met vier vrienden, te weten [slachtoffer] , [benadeelde 5] , [benadeelde 4] en [benadeelde 3] in Spanje in het plaatsje [plaats 1] . We zijn naar de [locatie 3] gegaan.
Rond 02:00 uur gingen we naar buiten omdat de kroeg dicht ging. Ik kan mij herinneren dat ik alleen met [benadeelde 3] , die rechts naast mij liep, naar huis ben gegaan. Het volgende wat ik mij herinner is dat ik wakker werd in het gras. Ik heb niet bewust meegemaakt wat er met mij gebeurd is. Ik had erg veel pijn in mijn linker knie. Aan de binnenkant van mijn knie zat een blauwe plek. Ik had een schaafwond op mijn rechterheup. Ik had een pijnlijke en blauwe plek op mijn linker schouder. Ik had een bebloede schaafwond op de rechterkant van mijn voorhoofd. De binnenkant van mijn rechter oor was blauw. Achter mijn oor op mijn schedel had ik veel pijn en een zwelling en een beurs gevoel. Ik had diverse bulten op mijn hoofd. Ik had een pijnlijke en bebloede neus. Ik had op mijn linkerwang een schaafplek. Ik had een wondje in mijn linker bakkebaard.
2. Een (verkort) proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, meervoudige kamer voor strafzaken, op 4 en 5 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uitkijken beelden ‘Compilatie_14_Eiland.mp4’.
(De aangehaalde tijden zijn de tijden van het filmpje ‘Compilatie_14_Eiland.mp4’.)
De
voorzitterbeschrijft als waarneming van het hof :
Op 7:34 is [benadeelde 2] te zien. Er lijkt een discussie gaande. [benadeelde 3] komt erbij. [benadeelde 2] wordt op enig moment vastgepakt en meegenomen.
Op 8:23 is links in beeld te zien dat [slachtoffer] op de grond ligt. [benadeelde 3] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [benadeelde 2] worden aangewezen door pijlen. [medeverdachte 6] staat helemaal achterin op het trottoir onder de witte balk.
Op 8:24 is te zien dat [benadeelde 5] links in beeld bij de auto staat met zijn handen in zijn zij.
Op 8:26 maakt [medeverdachte 5] een zwaaiende beweging in de richting van [benadeelde 3] .
Op 8:27 is in het midden van het beeld [medeverdachte 2] zichtbaar. Links komen drie jongens, waaronder [medeverdachte 4] , aangelopen. Een meisje in een zwart rokje ( [getuige 5] ) loopt richting [slachtoffer] .
Op 8:28 staat er een pijl bij [medeverdachte 3] .
Op 8:29 beukt [medeverdachte 3] [benadeelde 2] tegen de grond.
Op 8:31 staat er een pijl bij [medeverdachte 5] , die zonder shirt zichtbaar is.
Op 8:33 maakt [medeverdachte 7] een schoppende beweging richting [benadeelde 3] .
Op 8:35 is te zien dat [benadeelde 2] op zijn rug ligt en dat hij zijn knieën heeft opgetrokken. Vervolgens maakt [verdachte] met zijn rechterbeen een zwaaiende beweging naar voren in de richting van de bovenzijde van het lichaam van [benadeelde 2] , waaronder het hoofd. Vervolgens beweegt het rechterbeen van [verdachte] in dezelfde richting terug. De benen van [benadeelde 2] liggen op dat moment recht vooruit. [benadeelde 2] lijkt op zijn rug te liggen.
Op 8:41 bewegen de benen van [benadeelde 2] omhoog.
Op 8:42 ontworstelt [benadeelde 3] zich. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] gaan achter [benadeelde 3] aan.
Op 8:46 is zichtbaar dat [slachtoffer] op de grond ligt.
Op 8:53 komt [medeverdachte 7] in beeld en maakt hij een zwaaiende beweging.
Op 8:57 komt [medeverdachte 4] in beeld en kijkt hij naar [slachtoffer] .
Op 9:12 ligt [benadeelde 2] op de grond. [medeverdachte 6] en [verdachte] zijn zichtbaar in beeld. De knieën van [benadeelde 2] wijzen in de richting van [verdachte] .
Op 9:18 draait [benadeelde 2] zich op zijn rug en daarna draait hij de andere kant op.
Op 9:20 beweegt [medeverdachte 6] in de richting van [benadeelde 2] .
Op 9:26 staat [verdachte] schuin aan de achterzijde van [benadeelde 2] . Het linkerbeen van [verdachte] bevindt zich rechts van het lichaam van [benadeelde 2] en het rechterbeen staat in het verlengde van het lichaam van [benadeelde 2] .
Op 9:28 ligt [benadeelde 2] op zijn rechterzij en lopen [medeverdachte 6] en [verdachte] weg.
3. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 augustus 2021 (pagina's 1753 en verder (vooral pagina 1755) van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
getuige [getuige 6]:
V: Je zegt dat die vriend van [slachtoffer] viel. En dan zie je dus dat hij geschopt wordt?
A: Ja 100%. lk zie dat ze hem van beide kanten schoppen. Echt op het hoofd. Eén van links en één van rechts.
4. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces- verbaal van verhoor getuige d.d. 20 augustus 2021 (pagina's 1958 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
getuige [getuige 7]:
lk heb gehoord dat [verdachte] en [medeverdachte 6] de jongen in het zwart geschopt hebben op het hoofd.lk heb dat zelf niet gezien maar [medeverdachte 6] en [verdachte] hebben mij dat zelf verteld. Dit hebben ze achteraf in de villa verteld. [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] vertelden mij dat ze een jongen hebben getrapt die is weggerend een straat in. [medeverdachte 2] mij verteld dat hij in heeft geslagen tijdens een sprong op iemands achterhoofd. Dit heb ik ook op een filmpje gezien. lk hoorde van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] ook iemand hadden geslagen. lk weet alleen niet wie.
V: Toen het nieuws van de reanimatie binnen kwam. Hoe was de sfeer in de villa?
A: Geschrokken. [medeverdachte 6] moest huilen en had spijt. Hij vond het erg wat hij gedaan had. [medeverdachte 6] dacht dat het ging om de jongen die hij geschopt had.
5. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (verhoor van getuige) bij de rechter-commissaris d.d. 19 januari 2022 (opgenomen in de r-c map) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
getuige [getuige 7]:
Ik zag jongens van mijn groep bij de jongen staan die uiteindelijk de steeg is in gerend. Ik zag [verdachte] en [medeverdachte 6] weglopen van de jongen in het zwarte shirt op de grond verderop.
Ik hoorde toen van [medeverdachte 6] en [verdachte] dat zij die jongen geschopt hebben. De jongen in het zwarte shirt verderop. Zij hebben gezegd: Wij hebben niet de jongen waar het begon, maar de jongen die meer richting de villa lag, geschopt.
Wat heeft [verdachte] precies gezegd over wat hij gedaan heeft?
Dat hij de jongen, die verderop in de straat lag, op zijn hoofd geschopt heeft.
Wat hebt u gezien van het schoppen?
[medeverdachte 6] en [verdachte] maakten allebei een schoppende beweging naar de jongen die op de grond lag.
Wat heeft [medeverdachte 6] precies gezegd?
Dat hij de jongen op zijn hoofd geschopt heeft; de jongen in het zwarte shirt die verderop in de straat op de grond lag.
Weet u zeker dat [medeverdachte 6] heeft gezegd dat hij hem tegen het hoofd heeft geschopt?
Ja.
6. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 augustus 2021 (pagina's 206 en verder (vooral pagina 213) van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
verdachte [medeverdachte 3]:
De jongen met het zwarte shirt viel op de grond. Ik zag dat [medeverdachte 6] hem een penalty in zijn nek gaf.
7. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2021 (pagina's 1562 en verder (vooral pagina 1569) van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
getuige [getuige 1]:
Na het trappen van [slachtoffer] renden de jongens weg. Een stukje verder werd ook een andere jongen in elkaar geslagen. Toen ik die kant op keek, lag hij al op de grond. Het enige wat ik heb gezien, is dat hij echt een super harde trap kreeg. Echt op zo'n manier dat je een voetbal wegtrapt zeg maar, richting uhh... Weet je, als je op het voetbalveld staat ... ntv.. uithaalt naar zo'n voetbal. Op zo'n manier kreeg hij een trap van een jongen.
8. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (verhoor van getuige) bij de rechter-commissaris d.d. 12 januari 2022 bij de rechter-commissaris (opgenomen in de r-c map) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
verdachte [medeverdachte 6]:
Ik zag op een gegeven moment [benadeelde 2] op mij afkomen. Ik kende hem toen niet. Het
was een jongen in een zwart shirt, beetje klein. Hij kwam op mij aflopen. Voordat hij
op mij af kwam lopen, sprong [verdachte] ertussen. Hij vocht met de jongen in het zwarte
shirt. Ik was met mijn volle aandacht daarop gefocust. De jongen met het zwarte
shirt kwam van de rechterkant. Ik weet dat [verdachte] vanaf de rechterkant kwam
aangesneld tussen ons in. Hij kwam ertussen om [benadeelde 2] weg te duwen. Hij heeft
[benadeelde 2] geduwd. Er zijn klappen uitgedeeld van beide kanten. Ik weet niet welke
klappen het waren of waar het was. Ik weet ook dat [medeverdachte 3] op een gegeven moment
van de rechterkant kwam aangesneld. Volgens mij om een trap te geven tegen het
been van [benadeelde 2] of om een klap te geven. Daardoor is [benadeelde 2] uit balans geraakt. Toen
viel hij uiteindelijk op de grond. Toen heb ik hem nog een schop gegeven en [verdachte]
ook nog eentje.
9. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (verhoor van getuige) d.d. 27 juni 2022 bij de rechter-commissaris (opgenomen in de r-c map) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
verdachte [verdachte]:
In uw beleving stond u alleen met de vijf mensen die scholden. En toen?
Toen begon het gevecht tussen mij en [benadeelde 3] . Ik gaf een klap in zijn gezicht. Hij struikelde een beetje achterover. Hij is toen gevallen. Ik keek op dat moment om mij heen en ik zag vrijwel meteen [benadeelde 2] . Ik zag hem tegenover [medeverdachte 6] staan. Ik heb ook geweldshandelingen verricht. Ik heb [benadeelde 2] naar de grond toe geduwd. Ik weet dat ik hem één schop heb gegeven. Op dat moment ben ik uiteindelijk weggegaan via de steeg. Ik weet dat ik een schop heb gegeven. Hij draaide zich om naar [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] gaf een schop. Ik zat toen te kijken wat er met hem is gebeurd.
Feit 3 (primair): poging tot doodslag [benadeelde 10] en feit 4: openlijke geweldpleging [locatie 2]
1. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 21 juli 2021 (pagina's 54 en verder van het proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 10]:
In de nacht van 13 op 14 juli 2021 zijn wij naar [locatie 1] in [plaats 1] op Mallorca gegaan. Toen ik buiten kwam zag ik dat [benadeelde 6] daar 1iep. Ik zag dat hij een bloedneus had. Ik zag even later ook [benadeelde 7] lopen. Ik zag dat hij een hand voor zijn oog hield, en ik zag dat het gebied rond het oog aan het opzwellen was. Ik heb niet gezien dat iemand hen had geslagen.
Ik zag buiten een anderegroep. Ik denk dat dit ongeveer acht personen waren. Ik zag de andere groep zoekend rondlopen, een beetje om alle mensen heen en toen zij [benadeelde 9] zagen kwamen ze op hem af. Ik draaide mij om. Ik zag [benadeelde 9] staan. Hij stond op ongeveer drie of vier meter van mij vandaan. Ik zag dat hij tegen zijn kin werd geslagen. Hij werd door meerdere personen tegen zijn gezicht geslagen. Ik zag dat hij direct hierop zijn armen voor zijn gezicht hield ter bescherming. Ik zag dat ongeveer vijf personen op mij af kwamen. Voor ik het wist werd ik van alle kanten geslagen. Ik weet niet eens waar ik allemaal werd geraakt. Ik heb mijzelf gelijk beschermd door mijn armen voor mijn gezicht te houden. Ik ben neergegaan. Ik denk dat ik even bewusteloos ben geweest. Wat ik mij vervolgens herinner is dat ik tegen mijn benen werd geschopt. Ik weet ook dat er met een stoel is gegooid. Het lukte mij om op te staan en ik weet dat ik mij heb verweerd door ook iemand van de anderen te slaan, maar ik weet niet eens of ik deze persoon heb geraakt. Ik weet ook dat er met een stoel is gegooid. Ik ben vervolgens weer geslagen en weer onderuit gegaan. Vanaf dat moment kan ik mij niets meer herinneren. Op het moment dat ik bijkwam was de andere partij weg. Ook mijn neus deed pijn en ik had een opgezwollen enkel. Ik toon u een foto van mijn gezicht vlak nadat het was gebeurd. Ook kan ik vertellen dat ik nog enkele blauwe plekken heb op mijn beide armen. In het ziekenhuis zijn foto’s van mijn rechterhand genomen. De duim is gebroken.
Bijlage: een foto (2021151825-2) met onderschrift ‘Foto letsel gezicht aangever [benadeelde 10] .’
2. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 11 augustus 2021 (pagina's 98 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 9]:
In de nacht van 13 op 14 juli was ik in [locatie 1] aan de [straat] in [plaats 1] Mallorca gegaan. Ik stond tussen [locatie 1] en [locatie 2] , maar meer richting [locatie 2] . Ik stond met [benadeelde 10] . Ik zag opeens [benadeelde 6] met een groot stuk papier en bloed op zijn gezicht. Ik zag dat [benadeelde 7] aan kwam lopen met een blauw oog. Ik heb niet gezien hoe zij hieraan kwamen. Zij kwamen uit de richting van de ingang [locatie 1] gelopen.
Ik zag dat er links een groep jongens aan kwam lopen in onze richting. Ik herkende hiertussen die [betrokkene] weer. Zij kwamen vanaf de weg en liepen recht op ons af. Zij waren met ongeveer vier of zes jongens. Mijn aandacht ging vooral naar [betrokkene] uit. Er liep een jongen tussen. Hij was een kop kleiner dan ik. Hij droeg zwart T-shirt met gele letters, had kort zwart opgeschoren haar. Hij leek een Marokkaanse of Turkse afkomst te hebben. Hij liep recht op mij af en ik zag en voelde dat met zijn hand of vuist mij in mijn gezicht sloeg. Ik voelde direct een stekende pijn in mijn neus. Ik liep vervolgens naar achter en voelde nog steeds dat ik klappen kreeg. Ik kon niet verder omdat er een stapel stoelen stond. Ik kwam er tegenaan. Ik voelde pijn aan de linkerkant van mijn hoofd, achter mijn oor. Ik zag niet wie dit deed. Ik had mijn ogen dicht en beschermde mijn gezicht door mijn armen voor mijn hoofd te houden. Terwijl dit gebeurde kon ik een kort moment tussen mijn armen door naar rechts kijken en zag [benadeelde 10] . Ik zag hem staan en zag dat een jongen die mij sloeg naar [benadeelde 10] liep en hem ook sloeg. Het volgende moment dat ik weer kon kijken naar [benadeelde 10] , zag ik dat hij op de grond lag en zag ik een stoel in de richting van [benadeelde 10] vliegen, terwijl hij dus op de grond lag. Daarna werd ik met rust gelaten.
3. Een (verkort) proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, meervoudige kamer voor strafzaken, op 4 en 5 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uitkijken beelden ‘Compilatie_14_Eiland.mp4’.
(De aangehaalde tijden hieronder zijn de tijden van de beveiligingscamera van [locatie 2] .)
De
voorzitterbeschrijft als waarneming van het hof :
Op 1:44:18 staan [verdachte] en [benadeelde 9] tegenover elkaar. Achter/naast [verdachte] staan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [betrokkene] en [medeverdachte 3] . [benadeelde 10] staat naast [benadeelde 9] . Er worden woorden gewisseld.
Op 1:44:22 geeft [betrokkene] (vanachter [verdachte] ) [benadeelde 9] een klap op zijn gezicht. [benadeelde 9] wankelt naar achteren en beweegt zich vervolgens naar voren richting [betrokkene] . [benadeelde 9] wordt vervolgens tegen zijn hoofd/gezicht geslagen door [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 4] beweegt ook in zijn richting. [benadeelde 9] valt achteruit richting gestapelde stoelen. [benadeelde 9] wordt vervolgens nog steeds geslagen door [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 5] beweegt richting [benadeelde 9] . [benadeelde 10] slaat [medeverdachte 5] op zijn achterhoofd. [medeverdachte 5] valt naar achteren en trekt [benadeelde 9] mee.
Op 1:44:27 valt [benadeelde 9] op de grond.
[benadeelde 10] maakt een zwaaiende beweging in de richting van [verdachte] . [benadeelde 10] valt vervolgens zelf naar achteren en [verdachte] deinst wat naar achteren. Op dat moment is [benadeelde 9] niet meer het centrum van conflict.
Op 1:44:28 valt [benadeelde 10] op de grond.
[medeverdachte 5] maakt vervolgens een schoppende beweging in de richting van de opstaande [benadeelde 9] . [verdachte] slaat en [medeverdachte 2] schopt de op de grond liggende [benadeelde 10] .
Op 1:44:31 komt [benadeelde 10] overeind. Hij wordt dan geslagen door [verdachte] en er wordt naar hem geschopt door [medeverdachte 4] , [betrokkene] en [medeverdachte 5] . [benadeelde 10] valt weer op de grond en wordt dan geschopt door [medeverdachte 2] . [benadeelde 10] krabbelt weer op en wordt dan geslagen door [medeverdachte 3] . Terwijl [benadeelde 10] overeind blijft, wordt er gelijktijdig van drie verschillende kanten naar hem geslagen door [betrokkene] , [medeverdachte 5] en [verdachte] .
Op 1:44:33 loopt [medeverdachte 6] richting het gevecht.
Op 1:44:35 komt [medeverdachte 3] van opzij en geeft [benadeelde 10] een harde klap in het gezicht. [benadeelde 10] wankelt en wordt vervolgens van verschillende kanten geslagen door [medeverdachte 2] en [verdachte] .
Op 1:44:36 maakt [benadeelde 10] een zwaaiende beweging in de richting van [medeverdachte 3] .
Op 1:44:37 valt [benadeelde 10] achterover op de grond. [medeverdachte 6] maakt een zwaaiende beweging richting [benadeelde 10] .
Op 1:44:38 [verdachte] stapt naar voren en houdt zijn lichaam in balans door beide uitgestrekte armen. Hij leunt iets achterover. Hij brengt zijn linkerbeen ter hoogte van het bovenlichaam c.q. de rechterschouder van [benadeelde 10] versneld naar beneden in een dubbele neerwaartse beweging. De beweging is niet in één keer, er zit een hapering in de beweging. Vervolgens verplaatst hij zijn gewicht op zijn linkerbeen en hij verplaatst zijn rechterbeen in een krachtige beweging van achteren naar voren, waarbij hij zijn heupen ook meedraait, in de richting van het hoofd van [benadeelde 10] .
Vervolgens wordt [verdachte] weggeleid van [benadeelde 10] en trapt [medeverdachte 5] één keer op de benen van [benadeelde 10] in een neerwaartse beweging en schopt daarna één keer tegen de benen van [benadeelde 10] aan met een zwaaiende beweging.
4. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2021 (pagina's 302 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant [verbalisant 2]:
Op woensdag 14 juli 2021 hebben er meerdere geweldsincidenten plaatsgevonden op het Spaanse eiland Mallorca.
Incident 1:
Het eerste incident vond plaats in de omgeving van cafe [locatie 1] Mallorca en [locatie 2] , gelegen aan [straat] te Spanje. [benadeelde 10] is o.a. slachtoffer bij dit incident.
Incident 2:
Het tweede incident vond plaats op de openbare weg in de omgeving van cafe "Bierexpress",
gelegen aan [straat] , [plaats 1] , te Spanje. [slachtoffer] is het dodelijk slachtoffer bij dit incident.
Na aanleiding van deze incidenten is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de betrokken
verdachten door het Spaanse Openbaar Ministerie. Gedurende dit onderzoek zijn camerabeelden veiliggesteld en getuigen gehoord.
De camerabeelden van beide incidenten zijn bekeken en uitgewerkt door het team cameraspecialisten in Den Haag. De cameraspecialisten hebben de camerabeelden per individu uitgewerkt.
De verslaglegging van deze camerabeelden is naar het onderzoeksteam verstuurd en door mij, verbalisant [verbalisant 2] , gecontroleerd op juistheid aan de hand van de camerabeelden. De identiteit van de personen in de video's zijn door mij vastgesteld aan de hand van verklaringen
van aangevers, getuigen en verdachten. Deze namen zijn doorgegeven aan het Team Cameraspecialisten zodat deze verwerkt konden worden in de verslaglegging. De verslaglegging is als bijlage aan dit proces-verbaal bijgevoegd.
Deze verslaglegging is gericht op verdachte:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2002 te Hilversum.
De verslaglegging is gericht op: incident 1 [locatie 2] .
Op de uitgewerkte camerabeelden is te zien dat [benadeelde 9] en [benadeelde 10] mishandeld worden. [verdachte] is bij beide personen betrokken (zie bijlage).
Screenshots camera [locatie 2] :
(…)
Afb. 11b, 14/07/2021, 01:44
[verdachte] sloeg direct hierop tegen het hoofd van [benadeelde 10] . Het hoofd van [benadeelde 10] gaat door de klap naar achteren.
Afb. 12, 14/07/2021, 01:44
[benadeelde 10] viel op de grond door de klap van [verdachte] .
Afb. 13, 14/07/2021, 01:44
[benadeelde 10] lag op de grond en [verdachte] sloeg [benadeelde 10] wederom met zijn rechtervuist. Er is niet te zien waar [benadeelde 10] precies geraakt werd.
Afb. 14, 14/07/2021, 01:44
[verdachte] schopte [benadeelde 10] met zijn rechterbeen.
Afb. 15, 14/07/2021, 01:44
[verdachte] sloeg [benadeelde 10] met zijn rechtervuist.
Afb. 16, 14/07/2021, 01:44
[benadeelde 10] stond op. [verdachte] greep [benadeelde 10] vast en gaf hem een duw.
Afb. 17, 14/07/2021, 01:44
[benadeelde 10] werd in het gezicht geraakt door de rechtervuist van [medeverdachte 3] . [verdachte] stond achter [benadeelde 10] .
Afb. 18, 14/07/2021, 01:44
[verdachte] stompte [benadeelde 10] hard in het gezicht met zijn rechtervuist. Na deze klap van [verdachte] viel [benadeelde 10] neer op de grond.
(…)
5. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 augustus 2021 (pagina's 2312 en verder (vooral 2320 en 2321) van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
verdachte [verdachte]:
O: De camerabeelden van [locatie 2] van 01.44.13 uur tot 01:44:50 uur worden aan verdachte laten zien.
V: Heb je jezelf gezien?
A: ja, ik zag mezelf en dat wij daar ruzie hadden.
V: wat deed je?
A: ik heb geslagen, wat moet ik zien?
V: je ziet alleen dat je geslagen hebt?
A:ja en dan heb ik hem een trap gegeven.
Feit 4: openlijke geweldpleging [locatie 1]
1. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 21 juli 2021 (pagina's 88 en verder van het proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 6]:
Plaats delict: [straat] , [plaats 1] , Mallorca
Pleegdatum: 14 juli 2021
Ik zag dat er opeens heel veel jongeren buiten voor [locatie 1] stonden. Die jongen, die eerder aan het bellen was, kwam dicht bij onze groep staan. Hij kwam heel intimiderend over. Ik heb hem toen een duw gegeven met een hand op zijn borst en gezegd dat hij niet zo dichtbij moest gaan staan. Voor dat ik het wist voelde ik een harde dreun in mijn gezicht links naast mijn neus en zag ik niets meer. Ik voelde toen nog een harde dreun rechts op mijn kaak en daarna nog een harde dreun weer op dezelfde plek als de eerste. Ik had het gevoel dat zij van alle kanten kwamen. Ik zag [benadeelde 7] ook met zijn armen voor zijn gezicht staan. Hij werd ook aangevallen door die groep. Hij heeft daar een blauw oog aan overgehouden. Ik zag later dat ik ook een scheurtje in mijn linker neusvleugel had en dat ik een tand door mijn lip had. Mijn neus stond scheef. Ik heb deze zelf weer teruggezet toen ik voor de spiegel stond. Ik voelde toen een knak en mijn neus ging toen weer terug op zijn plek.
2. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 5 augustus 2021 (pagina's 66 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 7]:
De avond van 13 juli 2021 waren wij in [locatie 1] in [plaats 1] Mallorca.
Ik werd uit de kroeg gezet. [benadeelde 9] (het [benadeelde 8] begrijpt: aangever [benadeelde 9] ) is toen met mij meegelopen. [betrokkene] daagde mij en [benadeelde 9] de hele tijd uit. [benadeelde 9] riep op een gegeven moment iets in de trant van: "Kom dan naar buiten als je zo stoer gaat lopen doen" naar hem. [benadeelde 6] , [benadeelde 10] en [getuige 15] waren nog binnen in [locatie 1] .
Om 02.00 uur moest [locatie 1] dicht. [benadeelde 6] (het [benadeelde 8] begrijpt: [benadeelde 6] ) was meteen naar buiten gekomen en kwam bij mij staan. Kennelijk was de rest van de groep van de jongens uit Hilversum toen ook daar gekomen. [medeverdachte 3] kwam naar mij toe gelopen. Er kwam een groep van acht à negen man op mij en [benadeelde 6] afgerend. Ik werd meteen een keer of vier geslagen. Twee keer op mijn oogkas, één keer op mijn kin en één keer op mijn achterhoofd. Ik hield mijn armen voor mijn hoofd en liep snel naar achteren. Ik zag meteen dat [benadeelde 6] twee à drie rake klappen vol op zijn neus kreeg. [benadeelde 6] liep samen met mij naar achteren in een reflex. Zo snel als die groep aan kwam rennen, waren ze daarna ook weer weg.
V: Hoe zag de jongen eruit die jou heeft geslagen?
A: Buitenlands uiterlijk, iets Marokkaans misschien; een tintje; donkerblauw of zwart Dsquared2 shirt aan met gele letters; 18 à 19 jaar; donker haar. Hij was ongeveer even lang als ik (1.80 meter); redelijk dun gebouwd.
Ik heb een blauw oog gehad.
3. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (verhoor van getuige) bij de rechter-commissaris d.d. 27 juni 2022 bij de rechter-commissaris (opgenomen in de r-c map) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
verdachte [verdachte]:
Wanneer kwam u aan bij [locatie 1] Mallorca? Waarom en met wie was u?
Ik ging daarheen en ik weet dat er een paar jongens voor mij daarheen gingen en na mij ook. Ik zag mijn vriendengroep. Ik zag mijn vrienden praten met anderen. Er is toen een opstootje gekomen.
Wie deed wat en wie was erbij?
Ik weet alleen nog [medeverdachte 3] en ik. Ik heb ook geweldshandelingen verricht.
4. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, meervoudige kamer voor strafzaken, op 4 oktober 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
verdachte [verdachte]:
U, voorzitter, houdt mij voor dat de politie (op pagina 536 van het procesdossier) heeft gerelateerd dat ik in de nacht van 13 op 14 juli 2022 het volgende signalement had: kort donker haar, licht getinte huidskleur, donker shirt met gele opdruk, blauwe korte broek, en u vraagt mij of dat klopt. Dat klopt.
Feit 5: openlijke geweldpleging [locatie 3]
1. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 27 juli 2021 (pagina's 107 en verder van het proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 2]:
Op 14 juli 2021 was ik samen met vier vrienden, te weten [slachtoffer] , [benadeelde 5] , [benadeelde 4] en [benadeelde 3] in Spanje in het plaatsje [plaats 1] . We zijn naar de [locatie 3] gegaan.
Rond 02:00 uur gingen we naar buiten omdat de kroeg dicht ging. Ik kan mij herinneren dat ik alleen met [benadeelde 3] , die rechts naast mij liep, naar huis ben gegaan. Het volgende wat ik mij herinner is dat ik wakker werd in het gras. Ik heb niet bewust meegemaakt wat er met mij gebeurd is. Ik had erg veel pijn in mijn linker knie. Aan de binnenkant van mijn knie zat een blauwe plek. Ik had een schaafwond op mijn rechterheup. Ik had een pijnlijke en blauwe plek op mijn linker schouder. Ik had een bebloede schaafwond op de rechterkant van mijn voorhoofd. De binnenkant van mijn rechter oor was blauw. Achter mijn oor op mijn schedel had ik veel pijn en een zwelling en een beurs gevoel. Ik had diverse bulten op mijn hoofd. Ik had een pijnlijke en bebloede neus. Ik had op mijn linkerwang een schaafplek. Ik had een
wondje in mijn linker bakkebaard.
2. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 28 juli 2021 (pagina's 132 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 3]:
Wij zijn op 13 juli 2021 naar Mallorca gevlogen. Dit alles is in de nacht van 14 juli 2021 gebeurd. Ik ben met [slachtoffer] , [benadeelde 5] , [benadeelde 2] en [benadeelde 4] daarheen gegaan.
Wij zijn toen naar club de [locatie 3] gegaan. Uiteindelijk zijn wij naar buiten gegaan.
Het eerstvolgende dat ik weet is dat ik in de steeg ben gevallen met zes mensen achter mij aan en dat ik mijn handen voor mijn ogen heb gedaan. Ik weet dat er vijf mensen om mij heen waren en dat ik zo snel mogelijk op moest staan omdat ik anders problemen had.
Ik viel in een steeg naast de club. Als je met je gezicht naar de club staat was op een aantal meter die steeg. Die lag daar echt direct naast. Daar ben ik gevallen. Ik viel doordat ze mij schopten. Ik weet dat zij mijn benen tegen elkaar wilden trappen en ik ben gevallen doordat ik sprong. Met zij bedoel ik die groep. Mannen, jongens. Ik denk dat het er een stuk of vier tot zes waren.
Ik heb last van mijn been dus ik denk dat ze mij wel één keer geraakt hebben. Ik weet niet meer op welk been ze mij geraakt hebben. Mijn knie lag open en ik voelde een plek waaraan je voelde dat ik geraakt was.
Ik deed mijn handen voor mijn ogen om mijn hoofd te beschermen zodat zij mij niet op mijn hoofd konden schoppen of slaan. Ik had zes plekken op mijn hoofd waardoor ik kon weten dat ze mij geraakt hebben. Als ik op de plekken drukte deed het pijn.
Ik had ook plekken op mijn hoofd je zag alleen een licht plekje langs mijn oog. De rest deed zeer en zag je niet vooral.
3. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 29 juli 2021 (pagina's 145 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 5]:
Ik was op vakantie naar Mallorca samen met vier vrienden waaronder [slachtoffer] . De andere vrienden die erbij waren zijn [benadeelde 4] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] . Wij zijn vervolgens naar de strip gelopen en bij een kroeg gaan zitten. Deze kroeg heette de [locatie 3] . De kroegen gingen op 14 juli om 02.00 uur dicht. Wij gingen toen weg. Vervolgens liepen wij over de strip richting het noorden om naar de straat te gaan waar onze Airbnb zich bevond. Hier kwam een andere groep ons tegemoet lopen. Dit waren alleen maar jongens. Op het moment dat wij de groep passeren ging het heel snel. Vervolgens werden er klappen uitgedeeld. Dit gebeurde voor mij. Ik zag dat iemand van onze groep geslagen werd. Hierop ben ik weggerend, terug richting de bar [locatie 3] . Terwijl ik wegrende voelde ik dat ik meerdere klappen kreeg. Ik voelde dat ik deze klappen kreeg en ik voelde pijn. Er bleven vervolgens nog even mensen achter mij aanrennen maar die stopten na een tijdje. Ik ben toen tot stilstand gekomen, ongeveer voor de [locatie 3] .
4. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 29 juli 2021 (pagina's 179 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 4]:
Plaats delict: Mallorca.
Pleegdatum: 14 juli 2021.
Wij waren met zijn vijven, dat waren [slachtoffer] , [benadeelde 2] , [benadeelde 5] , [benadeelde 3] en ik. Wij zijn Toen een café in gegaan, dat was de [locatie 3] . Daar hebben wij gezeten tot het sluiten. Wij liepen toen een meter of 10 á 15 en wij komen die groep tegen. Ik had het gevoel dat er iets ging gebeuren, we stonden ook ineens stil. Ik zag alleen [benadeelde 3] . Ik kreeg een klap op mijn neus. Ik raakte in paniek omdat ik voelde dat ik gelijk bloedde. Ik haalde mijn arm langs mijn neus en die zat ook gelijk onder het bloed. Ik dacht gelijk dat ik weg moest rennen. Er rende nog een jongen achter mij aan. Hij probeerde mij nog te tackelen, wat niet is gelukt. Ik ben doorgerend en hij is vrij snel gestopt. Ik dacht dat hij een wit shirt aan had en een spijkerbroekje. Volgens mij was het een wat langer wit shirt, dus niet standaard tot zijn middel. Hij was wel wat groter dan ik. Ik ben 1.84 meter.
Ik had een dikke neus, ik denk uiteindelijk een goede bloedneus.
5. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (verhoor van getuige) bij de rechter-commissaris d.d. 27 juni 2022 (opgenomen in de r-c map) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
verdachte [verdachte]:
In uw beleving stond u alleen met de vijf mensen die scholden. En toen?
Toen begon het gevecht tussen mij en [benadeelde 3] . Ik gaf een klap in zijn gezicht. Hij struikelde een beetje achterover. Hij is toen gevallen. Ik keek op dat moment om mij heen en ik zag vrijwel meteen [benadeelde 2] . Ik zag hem tegenover [medeverdachte 6] staan. Ik heb ook geweldshandelingen verricht. Ik heb [benadeelde 2] naar de grond toe geduwd. Ik weet dat ik hem één schop heb gegeven. Op dat moment ben ik uiteindelijk weggegaan via de steeg. Ik weet dat ik een schop heb gegeven. Hij draaide zich om naar [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] gaf een schop. Ik zat toen te kijken wat er met hem is gebeurd.
6. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 augustus 2021 (pagina's 2630 en verder (vooral pagina’s 2635 en 2637) van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
verdachte [medeverdachte 3]:
A: Een lange grote gozer. Ik zag daarna [verdachte] echt wel een stuk in de lucht springen want het was een lange jongen, en hij slaat die jongen op zijn wang. Toen was het, in no time ging iedereen, zij op ons wij op hun, toen was het gewoon boem. Toen gingen we gewoon, en toen stond ik helemaal links, en op dat moment is bij mij toch ook de woede uitgebroken. Ik zag een jongen die in mijn ogen echt een bedreiging voor mij was en toen heb ik ook een jongen, een slag uitgedeeld, op z'n neus, of iets ernaast en hij bleef gewoon staan maar hij schrok ervan, hij rende weg en ik, ik was er niet klaar mee ik wilde hem nog op z'n minst gewoon een trap op z'n billen geven van nu oprotten en toen rende ik achter hem aan.
A: Ik ren terug. Op dat moment zie ik dat er nog een gevecht is. Ik zag daar gewoon een grote gozer een beetje om zich heen slaan en natuurlijk ook mijn vrienden. Ik ben er toch heen gerend en ik dacht ik geef gewoon een klap eigenlijk, en dat was eigenlijk het einde, vanaf daar, ik gaf hem een klap, die jongen die dacht ook van nou ik neem nu de benen het is genoeg geweest, ik zie nog een paar jongens achter hem aan rennen, gewoon voor een aantal meters en hij loopt weg, en op dat moment markeert het ook het einde van het gevecht.
7. Een (verkort) proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, meervoudige kamer voor strafzaken, op 4 en 5 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uitkijken beelden ‘Compilatie_14_Eiland.mp4’.
(De aangehaalde tijden zijn de tijden van het filmpje ‘Compilatie_14_Eiland.mp4’.)
De
voorzitterbeschrijft als waarneming van het hof :
Op 7:34 is [benadeelde 2] te zien. Er lijkt een discussie gaande. [benadeelde 3] komt erbij. [benadeelde 2] wordt op enig moment vastgepakt en meegenomen.
Op 8:23 is links in beeld te zien dat [slachtoffer] op de grond ligt. [benadeelde 3] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [benadeelde 2] worden aangewezen door pijlen. [medeverdachte 6] staat helemaal achterin op het trottoir onder de witte balk.
Op 8:24 is te zien dat [benadeelde 5] links in beeld bij de auto staat met zijn handen in zijn zij.
Op 8:26 maakt [medeverdachte 5] een zwaaiende beweging in de richting van [benadeelde 3] .
Op 8:27 is in het midden van het beeld [medeverdachte 2] zichtbaar. Links komen drie jongens, waaronder [medeverdachte 4] , aangelopen. Een meisje in een zwart rokje ( [getuige 5] ) loopt richting [slachtoffer] .
Op 8:28 staat er een pijl bij [medeverdachte 3] .
Op 8:29 beukt [medeverdachte 3] [benadeelde 2] tegen de grond.
Op 8:31 staat er een pijl bij [medeverdachte 5] , die zonder shirt zichtbaar is.
Op 8:33 maakt [medeverdachte 7] een schoppende beweging richting [benadeelde 3] .
Op 8:35 is te zien dat [benadeelde 2] op zijn rug ligt en dat hij zijn knieën heeft opgetrokken. Vervolgens maakt [verdachte] met zijn rechterbeen een zwaaiende beweging naar voren in de richting van de bovenzijde van het lichaam van [benadeelde 2] , waaronder het hoofd. Vervolgens beweegt het rechterbeen van [verdachte] in dezelfde richting terug. De benen van [benadeelde 2] liggen op dat moment recht vooruit. [benadeelde 2] lijkt op zijn rug te liggen.
Op 8:41 bewegen de benen van [benadeelde 2] omhoog.
Op 8:42 ontworstelt [benadeelde 3] zich. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] gaan achter [benadeelde 3] aan.
Op 8:46 is zichtbaar dat [slachtoffer] op de grond ligt.
Op 8:53 komt [medeverdachte 7] in beeld en maakt hij een zwaaiende beweging.
Op 8:57 komt [medeverdachte 4] in beeld en kijkt hij naar [slachtoffer] .
Op 9:12 ligt [benadeelde 2] op de grond. [medeverdachte 6] en [verdachte] zijn zichtbaar in beeld. De knieën van [benadeelde 2] wijzen in de richting van [verdachte] .
Op 9:18 draait [benadeelde 2] zich op zijn rug en daarna draait hij de andere kant op.
Op 9:20 beweegt [medeverdachte 6] in de richting van [benadeelde 2] .
Op 9:26 staat [verdachte] schuin aan de achterzijde van [benadeelde 2] . Het linkerbeen van [verdachte] bevindt zich rechts van het lichaam van [benadeelde 2] en het rechterbeen staat in het verlengde van het lichaam van [benadeelde 2] .
Op 9:28 ligt [benadeelde 2] op zijn rechterzij en lopen [medeverdachte 6] en [verdachte] weg.
8. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 augustus 2021 (pagina's 1958 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
getuige [getuige 7]:
Op de boulevard zag ik [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] neus aan neus staan met een andere groep jongens. Ik had deze groep nog niet eerder gezien maar later bleek dit de groep van de overleden jongen te zijn. Ik zag dat [verdachte] door jongens uit mijn groep, werd tegengehouden. Ik zag dat [verdachte] loskwam en richting de andere jongens rende. Toen ging de vechtpartij los. Het ging zo snel allemaal. Voor mijn gevoel knipte ik met mijn ogen en lagen er twee jongens op de grond.
lk heb gehoord dat [verdachte] en [medeverdachte 6] de jongen in het zwart geschopt hebben op het hoofd. lk heb dat zelf niet gezien maar [medeverdachte 6] en [verdachte] hebben mij dat zelf verteld. Dit hebben ze achteraf in de villa verteld. [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] vertelden mij dat ze een jongen hebben getrapt die is weggerend een straat in. [medeverdachte 3] heeft mij verteld dat hij heeft geslagen tijdens een sprong op iemands achterhoofd. Dit heb ik ook op een filmpje gezien. lk hoorde van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] ook iemand hadden geslagen. lk weet alleen niet wie.
9. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (verhoor van getuige) bij de rechter-commissaris d.d. 19 januari 2022 (opgenomen in de r-c map) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
getuige [getuige 7]:
Ik zag geduw en getrek. Daarna zag ik [verdachte] de jongens aanvallen. Dat was het. Dat was het begin.
Hoeveel jongens van uw vriendengroep hebt u op die andere vriendengroep zien in gaan?[verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] . Later heb ik er [medeverdachte 4] op in zien rennen.
Ik zag jongens van mijn groep bij de jongen staan die uiteindelijk de steeg is in gerend. Ik zag [verdachte] en [medeverdachte 6] weglopen van de jongen in het zwarte shirt op de grond verderop.
10. Een geschrift, zijnde de vertaling van een proces-verbaal van verklaring van aangehouden persoon d.d. 16 juli 2021 (pagina's 1434 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
verdachte [getuige 9]:
Dat aan hem een video wordt getoond en dat bij de jongens die te zien zijn de volgende namen horen: man 1: [verdachte] . man 2: [medeverdachte 4] , man 3: [medeverdachte 2] . man 4: [medeverdachte 5] , man 5: [betrokkene] , man 6: [medeverdachte 3] , man 7: [medeverdachte 6] .
Dat de groep doorloopt zonder bij een gelegenheid naar binnen te gaan, totdat het tweede gevecht begint. Dat dat tweede gevecht begint omdat een jongen in de mond van zijn vriend [verdachte] spuugt, waardoor deze laatste met hem begint te vechten, waarna andere jongens zich erbij voegen; dit zijn de zeven jongens zoals beschreven bij het voorgaande gevecht, plus nog een vriend van hem die [medeverdachte 7] heet.
11. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 september 2021 (pagina's 2038 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
getuige [getuige 4]:
V: Wat heb jij allemaal gezien de nacht van 13 op 14 juli 2021?
A: Rond 02:00 uur liepen wij op de boulevard. Ik zag een jongen een klap geven en zag dat die andere jongen knock-out zou gaan. Aan de klap hoorde je dat al dat er iemand gaat vallen. Het was een doffe klap. Ik zag die jongen plat achterover vallen. Ik zag toen andere personen daar naartoe rennen en zag dat er trapbewegingen tegen zijn hoofd werden gemaakt. Stuk of drie. Ik weet ook niet of ze raak waren. Ik zag vervolgens die jongens wegrenden de straat in. Ik zag toen die jongen die op straat lag, in een plas bloed liggen. Hier stonden toen al allemaal mensen omheen.
12. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 augustus 2021 (pagina's 1869 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
getuige [getuige 8]:
Ik zag dat [slachtoffer] een klap kreeg die op zijn borst terecht kwam. Daarna gaf diezelfde jongen [slachtoffer] nog een klap. Ik zag dat die jongen [slachtoffer] raakte met zijn vuist in het gezicht ter hoogte van zijn neus. Ik zag dat [slachtoffer] gelijk achterover viel en met zijn achterhoofd op de straat terecht kwam. [slachtoffer] stond op de stoeprand en viel daar vanaf. Hij is daarna niet meer opgestaan. Er liepen nog drie jongens bij de jongen die [slachtoffer] sloeg. Zij liepen tegelijk met zijn vieren weg.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s die zijn opgenomen als bijlagen in het proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772 en het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek van 17 december 2021 met proces-verbaalnummer 2021230390, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 316. Tenzij anders vermeld zijn dit processen-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 267 e.v.
3.Pagina 1084. Zie ook: pagina 2972.
4.Pagina 67.
5.Pagina 67.
6.Pagina 100.
7.Pagina 55.
8.Pagina 100.
9.Het bestand ‘Compilatie_14_Eiland.mp4’ opgenomen in de map Multimedia.
10.Verkort proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, meervoudige kamer voor strafzaken, op 4 en 5 december 2023. Bij cassatie wordt dit verkorte proces-verbaal vervangen door het uitgewerkte proces-verbaal.
11.Pagina 56 en 1531.
12.Pagina 7 van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 18 november 2022 betreffende verdachte [verdachte] met parketnummer 16/206800-21.
13.Pagina 327.
14.Pagina 2635.
15.Pagina 1963.
16.Pagina 1710.
17.Verkort proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, meervoudige kamer voor strafzaken, op 4 en 5 december 2023. Bij cassatie wordt dit verkorte proces-verbaal vervangen door het uitgewerkte proces-verbaal.
18.Pagina 1534 e.v.
19.Pagina 1539 e.v.
20.Pagina 1562 e.v.
21.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 11 januari 2022, opgenomen in de r-c map.
22.Dit is een foto met daarop zichtbaar een groep van vijftien jonge mannen, grotendeels de vriendengroep van verdachte, zittend aan een lange tafel. Verdachte is prominent in beeld.
23.Pagina’s 1472 en 1473.
24.Pagina’s 1240 – 1244.
25.Pagina 2040.
26.Pagina 2047.
27.Pagina 2048.
28.Pagina’s 750 en 751.
29.Pagina’s 1754 - 1758.
30.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] bij de rechter-commissaris op 24 augustus 2022, opgenomen in de r-c map.
31.Pagina 1964 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] bij de rechter-commissaris op 19 januari 2022, opgenomen in de r-c map.
32.Pagina 213.
33.Pagina 1569.
34.Pagina 1958 e.v.