ECLI:NL:GHARL:2024:1755
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor in arbeidsongeschiktheidszaak
In deze zaak heeft verzoeker, die een arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft afgesloten bij Achmea Schadeverzekeringen N.V., een verzoekschrift ingediend bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden om een voorlopig getuigenverhoor te houden. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Verzoeker is van mening dat hij ten onrechte is ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 65-80% en stelt dat hij recht heeft op een indeling in de klasse 80-100%. Achmea heeft het verzoek betwist en aangevoerd dat het verzoek misbruik van recht oplevert en strijdig is met de goede procesorde.
De rechtbank Gelderland had eerder de vordering van verzoeker afgewezen, waarbij het hof nu moest beoordelen of het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toewijsbaar was. Het hof overweegt dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan worden afgewezen indien er sprake is van misbruik van recht of als het verzoek strijdig is met de goede procesorde. In dit geval oordeelt het hof dat het verzoek van verzoeker niet gericht is op het verkrijgen van duidelijkheid over de feiten, maar meer op het verkrijgen van aanvullende verklaringen van de arbeidsdeskundige. Het hof concludeert dat het belang van een efficiënte procesvoering zwaarder weegt dan het belang van verzoeker bij het houden van het getuigenverhoor.
Daarom wijst het hof het verzoek van verzoeker af en veroordeelt hem in de proceskosten van Achmea. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.