Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van mr. Brouwer van 29 november 2023 met producties 9 t/m 16;
- een journaalbericht van mr. Baouch van 14 december 2023 met producties 9 t/m 15;
- een journaalbericht van mr. Brouwer van 18 december 2023 met een conclusie uitlating bescheiden;
- een journaalbericht van mr. Baouch van 21 december 2023 met een akte uitlating producties.
2.De motivering van de beslissing
3.De overwegingen voor de beslissing
Dat nbi leidt in de draagkrachtformule (tabel behorend bij het rapport alimentatienormen van de Expertgroep Alimentatie versie 2023), tot een minimale draagkracht van (in totaal) € 50,- per maand. Het hof verwijst daarbij naar de aan deze beschikking gehechte berekening.
De vrouw heeft haar jaaropgave 2022 overgelegd waaruit een belastbaar inkomen volgt van € 44.548,- in dat jaar. Gesteld tegenover die jaaropgave 2022 ziet het hof geen aanleiding om uit te gaan van de inkomensgegevens zoals die (zouden) blijken uit de door de man overgelegde geluidsopname. Het gaat daarin immers om gegevens die alleen worden genoemd in een telefoongesprek. Ze zijn niet op schrift gesteld en het hof treft ook geen bevestiging (vanuit de Belastingdienst), zodat de juistheid niet kan worden geverifieerd.
Wat betreft de stelling van de man dat de jaaropgave niet klopt omdat in de toelichting zou staan dat de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet is berekend over € 59.706,- en dat daaruit volgt dat het inkomen van de vrouw minstens € 59.706,- moet zijn, overweegt het hof dat in deze toelichting slechts staat vermeld hoe hoog het maximumbijdrage-inkomen in 2022 is, namelijk € 59.706,-. Dit is dus een grens die jaarlijks wordt vastgesteld en verwijst niet naar het belastbaar inkomen van de vrouw.
Dit brengt met zich dat het hof het draagkrachtloos inkomen van de vrouw met die last (van € 45,41) zal verhogen.
Naast het bovenstaande stelt de vrouw dat rekening moet worden gehouden met een last van € 114,- per maand in verband met advocaatkosten aan haar huidige advocaat.
In het rapport alimentatienormen 2024 wordt, anders dan in het rapport over 2023, geadviseerd om rekening te houden met advocaatkosten voor zover die kosten worden aangetoond en voor zover zij niet verwijtbaar en evenmin vermijdbaar zijn. Dit komt er op neer dat voor deze kosten en schulden dezelfde maatstaf geldt als voor andere schulden.
Het hof is van oordeel dat de vrouw haar stelling dat zij zich niet van de schulden kan bevrijden, omdat zij onvoldoende vermogen heeft, voldoende heeft aangetoond. De kosten zijn dus ‘niet vermijdbaar’. De vrouw is aantoonbaar leningen en betalingsregelingen aangegaan, juist omdat ze de ruimte niet had die kosten te voldoen. De man heeft dat onvoldoende gemotiveerd weersproken. De advocaatkosten worden evenmin gezien als verwijtbaar; een last die de vrouw met het oog op haar onderhoudsverplichting niet had mogen laten ontstaan of die zij niet mag laten voortbestaan. In de (vele) procedures - die ook vaak door de man zijn gestart - heeft zij rechtsbijstand nodig. Het zijn, met andere woorden, noodzakelijke lasten.
De vrouw lost op dit moment € 100,- per maand af aan haar moeder, voor het overige heeft zij niet aangetoond dat zij aflost. Het hof zal daarom het draagkrachtloos inkomen van de vrouw met € 100,- per maand verhogen.
€ 861,- per maand. Daarmee resteert een bedrag van (€ 778 + € 160,- - € 861,-=) € 77,- per maand (aldus € 38,50 per kind per maand) dat de vrouw aan de man dient te voldoen als bijdrage in zijn zorgkosten.