ECLI:NL:GHARL:2024:1749

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
200.331.659
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om eenhoofdig gezag afgewezen wegens onduidelijkheid over hoofdverblijfplaats en moeizame communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vader om hem met eenhoofdig gezag over zijn kinderen te belasten. De vader, vertegenwoordigd door mr. M. van Harskamp, had in hoger beroep de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 5 juni 2023 aangevochten, waarin zijn verzoek was afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. R.H. Wormhoudt, voerde verweer tegen dit verzoek. De kinderen, geboren in 2011, 2012 en 2015, staan onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Samen Veilig Midden Nederland, die ook als verweerster in deze procedure optreedt.

Het hof overweegt dat er op dit moment onduidelijkheid bestaat over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, die momenteel uithuisgeplaatst zijn bij de vader. De vader stelt dat de communicatie met de moeder problematisch is en dat dit ten koste gaat van de kinderen. De moeder betwist echter dat zij de enige oorzaak van de problemen is en stelt dat er wel degelijk communicatie mogelijk is. De GI wijst erop dat beide ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoedsituatie en dat er onvoldoende zicht is op de situatie bij beide ouders.

Het hof concludeert dat het verzoek van de vader om hem met eenhoofdig gezag te belasten moet worden afgewezen. De ouders hebben beiden verklaard dat zij willen overleggen over de kinderen, en de kinderen verblijven ook weer een substantieel deel van de tijd bij de moeder. Het hof is van oordeel dat gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen is en dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De bestreden beslissing van de rechtbank wordt dan ook bekrachtigd, en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.331.659
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 554878)
beschikking van 12 maart 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. van Harskamp te Utrecht,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.H. Wormhoudt te Ruinerwold,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 5 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beslissing.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 29 augustus 2023;
- het verweerschrift van de moeder;
- het verweerschrift van de GI met producties.
2.2
De minderjarige [de minderjarige1] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 13 februari 2024 plaatsgevonden.
Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- twee jeugdbeschermers van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2011,
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012, en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2015,
over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
3.2
De kinderen staan onder toezicht van de GI en zijn uithuisgeplaatst bij de vader.
Bij beschikking van 22 augustus 2023 heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van de kinderen met één jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader met zes maanden verlengd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beslissing heeft de rechtbank het verzoek van de vader met het eenhoofdig gezag te worden belast afgewezen.
4.2
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de beslissing van 5 juni 2023. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.
De vader verzoekt het hof de bestreden beslissing te vernietigen en zijn verzoek om hem alleen met het ouderlijk gezag te belasten alsnog toe te wijzen.
4.3
De moeder voert verweer en verzoekt het hof het ingestelde hoger beroep ongegrond te verklaren en het verzoek van de vader af te wijzen, hetzij door hem daarin niet-ontvankelijk te verklaren hetzij door hem die te ontzeggen, kosten rechtens.
4.5
De GI voert verweer en verzoekt het hof het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beslissing te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De vader stelt dat er nog steeds geen zicht is op de opvoedsituatie bij de moeder. Hoewel er een uitbreiding is van de zorgregeling is er nog steeds geen hulpverlening ingezet die maakt dat er zicht verkregen kan worden op de opvoedsituatie bij de moeder. Sinds de uitbreiding van de zorgregeling zijn de zorgen over de kinderen toegenomen. Het lukt hem niet om met de moeder in contact te komen over onderwerpen aangaande de kinderen.
Zo heeft hij al enkele keren geen reactie gekregen op zijn verzoek aan de moeder om toestemming te krijgen voor vakanties. De communicatie tussen de moeder en de school is ernstig verstoord, dit lijkt ook niet te gaan verbeteren. De kinderen hebben last van de situatie waarin de communicatie tussen de ouders niet goed verloopt. Het zou hen rust geven als de school alleen met hem hoeft af te stemmen en niet met de moeder en als hij zelf beslissingen kan nemen in plaats van te moeten overleggen met de moeder. Hij zal zich echter blijven inzetten om met de moeder te communiceren en haar te informeren en consulteren. Reeds vanwege voornoemde zorgen ten aanzien van school raken de kinderen klem of verloren bij uitoefening van het gezamenlijk gezag. Er zijn geen zorgen zijn over de plaatsing van de kinderen bij hem. Er zijn steeds zorgpunten geweest ten aanzien van de moeder, onder meer over het bieden van stabiliteit, veiligheid, en het emotioneel beschikbaar zijn. Daarom zijn de kinderen uithuisgeplaatst bij hem en is hulpverlening aan de moeder noodzakelijk. Zoals de situatie nu is kunnen er geen gezagsbeslissingen over de kinderen worden genomen. Het is in het belang van de kinderen dat hij alleen wordt belast met het gezag en dat de verblijfplaats van de kinderen wordt bepaald bij hem. Op deze manier ontstaat er rust, aldus de vader.
5.3
De moeder voert aan dat het niet zo is dat zij degene is die, zoals de vader stelt, de bron van alle ellende is. Zij stemt er niet mee in dat, omdat de kinderen uithuisgeplaatst zijn bij de vader, hij alleen met het gezag moet worden belast. Het is niet in het belang van de kinderen dat de huidige situatie, waarbij de kinderen bij de vader uithuisgeplaatst zijn, voortduurt. Zij betwist de door de vader gestelde zorgpunten ten aanzien van haar. De reden om de kinderen tijdelijk bij de vader te laten wonen was om de rust te herstellen na een incident dat zij had met de directeur van de school. Zij betwist dat de kinderen klem of verloren zitten tussen de ouders. Het klopt dat zij toestemming heeft geweigerd aan de vader om samen met de kinderen naar het buitenland te gaan. Die weigering was ingegeven door haar angst dat de vader de kinderen wilde meenemen naar zijn land van herkomst en hen daar zou achterlaten. Het was de vader die wilde dat [de minderjarige1] naar het lyceum in [plaats1] zou gaan, niet [de minderjarige1] . Zij betwist dat er met haar geen communicatie over de kinderen mogelijk is. Er is wel degelijk communicatie mogelijk maarde vader wil de communicatie alleen vorm geven op de manier die hem goeddunkt. Het klopt dat de communicatie niet geweldig is maar dat kan niet alleen bij haar worden neergelegd. Wat haar betreft is gebrekkige communicatie geen goede reden om het gezag te wijzigen.
5.4
De GI stelt dat het verzoek van de vader om eenhoofdig gezag terecht is afgewezen.
De zorgen over de kinderen gaan niet alleen over moeders aandeel. De beide ouders zijn verantwoordelijk, maar zij pakken die de verantwoordelijkheid nog onvoldoende om de situatie voor de kinderen te verbeteren. Zowel bij de moeder als bij de vader is er onvoldoende zicht op de opvoedsituatie, waardoor de zorgen over de kinderen groot zijn, aldus de GI.
5.5
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de vader om hem met het eenhoofdig gezag te belasten moet worden afgewezen. Het hof overweegt daartoe het volgende.
De ouders verwijten elkaar over en weer dat er geen communicatie over de kinderen mogelijk is, maar zij hebben beiden ook verklaard dat zij met elkaar willen gaan overleggen over de kinderen. Gebleken is dat de kinderen inmiddels ook weer een substantieel deel van de tijd bij de moeder verblijven en dus zorgen de ouders samen voor de kinderen. Daar past gezamenlijk gezag bij. Op dit moment is nog onduidelijk waar in de toekomst de hoofdverblijfplaats van de kinderen zal zijn. De kinderen zijn uithuisgeplaatst bij de vader maar het is de vraag of de uithuisplaatsing is verlengd vanaf 22 februari 2024. Dat was op het moment van de mondelinge behandeling in hoger beroep nog niet duidelijk. Indien de uithuisplaatsing bij de vader niet is verlengd is de hoofdverblijfplaats van de kinderen automatisch weer bij de moeder. Daarbij past niet dat de vader nu alleen met het gezag wordt belast. De kinderen hebben last van de manier waarop de ouders met elkaar omgaan, maar dit probleem wordt niet opgelost door de vader alleen het gezag te geven.
De problemen die spelen tussen de ouders en hun moeizame communicatie maken niet dat de ouders niet samen het gezag kunnen uitoefenen. Goed overleg en afstemming tussen de ouders (eventueel op voorhand), waar zij beiden naar streven, zijn dan ook heel hard nodig. De ouders zijn samen verantwoordelijk voor verbetering van de situatie en om daarbij zo nodig hulpverlening in te schakelen. Het hof is niet gebleken dat er op dit moment een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen bij voortzetting van het gezamenlijk gezag klem of verloren raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het is dan ook niet nodig de vader alleen met het gezag te belasten. Zijn verzoek zal worden afgewezen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief. Het hof zal de bestreden beslissing bekrachtigen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep tussen de vader en de moeder compenseren, omdat de procedure gaat over het gezag over hun kinderen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
5 juni 2023;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en A.L.H. Ernes, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 12 maart 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.