ECLI:NL:GHARL:2024:1636

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
200.319.403
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en privacyrecht in geschil over opzettelijke misleiding en registratie van persoonsgegevens

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een appellant en Achmea schadeverzekeringen N.V. De appellant had in 2017 een tweedehands auto gekocht en deze in 2019 bij Achmea verzekerd. Na een schadeclaim in verband met een verkeersongeval op 16 maart 2020, heeft Achmea de claim afgewezen op basis van opzettelijke misleiding door de appellant. Achmea stelde dat de appellant onjuiste informatie had verstrekt over de staat van de auto en dat er oude schade was geclaimd die al vóór de verzekering aanwezig was. De rechtbank Gelderland had eerder de vorderingen van de appellant afgewezen, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.

Het hof heeft de feiten en het procesverloop in hoger beroep vastgesteld en de eerdere uitspraak van de rechtbank bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de appellant opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt, wat in strijd is met artikel 7:941 lid 5 BW. De appellant had de schade aan de auto niet naar waarheid opgegeven en had oude schade geclaimd met de bedoeling een hogere schadevergoeding te verkrijgen. Het hof heeft ook de registraties van de appellant in het incidentenregister en andere registers van Achmea beoordeeld en geoordeeld dat deze registraties terecht waren, gezien de opzettelijke misleiding.

De uitspraak benadrukt het belang van eerlijkheid en transparantie in schadeclaims en de gevolgen van opzettelijke misleiding voor de verzekeringsrelatie. De appellant werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, en het hof verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.319.403
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 384957)
arrest van 5 maart 2024
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiser in conventie, gedaagde in reconventie
hierna: [appellant]
advocaat: mr. T.W. Phea
tegen
Achmea schadeverzekeringen N.V.handelend onder de naam
Interpolis,
die is gevestigd in Apeldoorn
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
hierna: Achmea
advocaat: mr. S.D. Palper

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 30 mei 2023 hier over.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 23 november 2023 en de brief van Achmea van 5 december 2023 met opmerkingen op dit proces-verbaal.
1.3.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De vast staande feiten

2.1.
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.11 van het (bestreden) vonnis van 27 juli 2022 [1] .

3.Schets van de zaak

3.1.
[appellant] heeft in 2017 een tweedehands auto uit 2005 van zijn buurman gekocht. In een verkoopadvertentie stond destijds dat de auto aan de rechterkant schade had en op de foto’s bij die advertentie is schade te zien.
3.2.
Genoemde auto heeft [appellant] vanaf 28 januari 2019 “All Risk” verzekerd bij Achmea. Behalve een autoverzekering had [appellant] bij Achmea ook, in een zogeheten Alles in één Polis, een verzekering voor zijn woonhuis, inboedel, aansprakelijkheid, rechtsbijstand en een reisverzekering. Op de autoverzekering zijn algemene voorwaarden van toepassing. De tekst van artikel 5 van die voorwaarden luidt onder meer als volgt:
“5 Wanneer mogen wij uw verzekering meteen stoppen?
(…)
U of een verzekerde pleegde fraude.
• Wij mogen alle verzekeringen binnen de Interpolis Alles in één Polis stoppen.
(…)
• Wij mogen de fraude registreren.
- Alle verzekeraars in Nederland kunnen dit zien.
zien.
Bij Begrippen ziet u wat wij onder fraude verstaan.
De definitie van fraude is in de Algemene Voorwaarden opgenomen:
Fraude
U of een verzekerde vertelt niet de waarheid of vertelt niet alles.
• Of om een (hogere) vergoeding van ons te krijgen.
• Of om een verzekering af te sluiten of te houden.”
3.3.
Op 17 maart 2020 heeft [appellant] bij de politie aangifte gedaan van “verlaten plaats na verkeersongeval”. Daarin heeft hij vermeld dat de auto is beschadigd toen hij op 16 maart 2020 boodschappen deed. Bij de omschrijving van de schade heeft hij aangegeven:
"De schade zit vanaf de grond op een hoogte van ongv 80 cm. De schade is in de hoogte ongv 20 cm hoog en een lengte van ongv 150 cm.".
3.4.
[appellant] heeft op dezelfde dag de schade gemeld bij Achmea en drie foto's van schade aan zijn auto meegestuurd. Op die foto’s zijn deuken te zien bij de wielkast van het rechter achterwiel en de dorpel en krassen/lakbeschadigingen over de rechterzijkant van de auto en de portier.
3.5.
Achmea heeft schade-expert [naam1] (hierna: de expert) opdracht gegeven
om de schade te onderzoeken. Deze expert heeft de auto onder andere op 17 april 2020
geïnspecteerd en een schadecalculatie opgesteld. De herstelkosten zijn daarin berekend op € 1.997,44. Daarbij is vermeld “aftrek eerste schade € 1.529.58”, exclusief omzetbelasting. In zijn toelichting bij deze berekening, een e-mail van 21 april 2021, staat het volgende (onderstreping hof):
“Complete schadebegroting
In bijgaand rapport in de bijlage is de complete schade opgenomen aan de rechterzijde van de Peugeot 206 voorzien van het kenteken [kenteken] . Het schadebedrag is vastgesteld op €1.650,78 excl. btw.
Eerste schade
In de eindberekening is de eerste schade benoemd (de al aanwezige schade zoals te zien op de verkoopadvertentie) zoals die was vóór het huidige evenement. Die schade is begroot op € 1.529,58 excl. btw.
Nieuwe schade
De tijdens dit evenement toegebrachte schade betreft extra plaatwerk wat vermoedelijk niet in het rechter portier aanwezig was. Slechts het plaatwerk is opgenomen omdat spuitwerk al in de eerdere schade was opgenomen. Dit meerwerk is begroot op 20 AE (=120 minuten) à € 60,60 excl. btw. Het schadebedrag van de meerschade bedraagt €121,20 excl. btw.
Bevindingen oude schade
Oude schade is duidelijk aanwezig op het rechter portier, de rechter dorpel en het rechter achter zijpaneel. De aanwezige krassen en deuken zien er oud uit, er is op diverse plaatsen roestvorming, ook is al geruime tijd geleden met een lakstift getracht de beschadigingen bij te werken. Die lakaanbrengingen zijn er al deels afgesleten.
Nieuwe schade
Wat niet bij dat schadebeeld past zijn de beschadigingen met een witte kleur. Die lijken van het huidige evenement afkomstig te zijn. Die bevinden zich op het midden van het rechter portier, net boven de stootlijst, op de stootlijst en er net onder. Die kunnen mogelijk door een ander voertuig zijn toegebracht. De meerschade van 20AE is hiervoor al benoemd. De overige beschadigingen aan het rechter portier, de dorpel en het achterzijpaneel zijn duidelijk niet van dit evenement afkomstig.”
3.6.
Op 23 april 2020 heeft [appellant] het inlichtingenformulier van Achmea ingevuld.
[appellant] heeft met een rode streep aangegeven waar de schade zit (aan de rechterkant [2] van
de auto, beginnend op het portier aan de voorzijde lopend tot voorbij de wielkast aan de
achterzijde). Bij de omschrijving van de schade staat:
"Deuk en lakbeschadiging".Op de
vraag: "
Was er al schade aan het voertuig (buiten de schade ontstaan op de op bladzode 1
opgegeven schadedatum)?"heeft [appellant] ontkennend geantwoord.
3.7.
Op 7 mei 2020 en 20 mei 2020 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen Achmea en [appellant] . Een schriftelijke weergave van die gesprekken is overgelegd. In het verslag van het gesprek van 7 mei 2020 staat onder meer (onderstreping hof):
”V; oke en toen u vertrok van huis, wat was de staat van uw auto toen?
Cl;de staat van de auto was oke. Dat was niet die schade die ik op de auto later ontdekt heb.
V; de auto was oke zegt u. wat bedoelt u daar precies mee?
Cl;die schade zat niet op de auto toen ik ermee reed
V; toen u vertrok?
Cl; nee. En ook niet die dag daarvoor en die dag daarvoor. Het was redelijke schade, dat kan je wel zien.
V; ja en hoe weet u dat? Want inspecteert u dan de auto? Want het zit aan de rechterkant.
Cl; hoe ik dat weet?
V; ja dat die schade daar niet zat
Cl; ik ga iedere dag met mijn auto naar mijn werk. Ik-zie mijn auto 3x per dag. En de auto staat voor mijn huis geparkeerd. Dus dan zie ik het ook wel. Alleen ja op dat moment is het niet. Het is namelijk zo, ik parkeer altijd met mijn auto met de bestuurderskant naar mijn huis toe. Omdat ik dan ook gelijk op die manier weg kan rijden naar mijn werk toe.
(…)
V; ja oke en uh als ik het goed begrijp dus van u, zegt u dat de auto voordat u vertrok om boodschappen te doen of voordat u vertrok om uw moeder op te halen, was de auto schadevrij?
Cl; voor zover ik weet
V; ja
Cl; ik heb het niet gezien. Als ik het gezien had voordat ik was weggereden dan had u in het verhaal gezien dat ik het al gezien had voordat ik was weggereden.
V; ja
Cl; maar die schade heb ik pas ontdekt toen ik thuis terug kwam.
V; ja
Cl;of de schade daarvoor al was weet ik niet. Ik heb het niet kunnen zien namelijk.
V; nee precies maar u zegt u ziet dagelijks uw auto drie keer per dag ziet u de auto en daarvoor was er geen schade aan te zien?
Cl; daarvoor wat ik heb gezien is dat er geen schade aan mijn auto is geweest voor zover ik weet zeg ik. Maar u zegt hoe weet u dat. Ik zeg nou omdat ik naar mijn werk ga normaal. Ik ben nu op mijn werk, dan kan ik dat zien. En toen ook. Als ik naar mijn werk ga, dan kan ik dat zien, omdat ik iedere 3 uurtjes het kaartje draai.
V; ja en toen zat er geen
Cl; voor zover ik weet niet
V; zat er geen schade aan de auto?
Cl; voor zover ik heb gezien niet
(…)
Cl; het is de hele zijkant dus die kan ik niet missen
V; ja oke dus die schade die u toen ontdekte op 16 maart uhh dat was volgens u is dat schade die uhh nou vrij recent is ontstaan?
Cl; dat vermoed ik wel ja. Ik denk niet dat die schade lang, ik denk dat die vrij recent die schade.
V; ja en was de, daarvoor, was de auto helemaal schadevrij?
Cl; nee er zat een klein een beetje ja hoe kan ik het zeggen uhm ja, lakschade noemen jullie dat. Of lichte lakschade kan ik wel zeggen.
V; ja
Cl; ja lichte lakschade aan de voorkant van de autodeur. Maar dat heb ik ook toen gemeld dacht ik.
V; voorkant autodeur en aan de bestuurderskant of ook aan de rechterzijkant?
Cl; nee nee nee rechterzijde. Daar zat een lichte lakschade.
V; lichte lakschade
Cl; maar er zat geen beschadiging of deuk of wat dan ook in.
V; lichte lakschade aan de rechterdeur”
3.8.
Op 5 juni 2020 heeft Achmea de schadeclaim van [appellant] afgewezen. In de desbetreffende brief aan [appellant] vermeldt Achmea:
“Conclusie uit ons onderzoek: u deed opzettelijk een onware opgave
Ik kan niet anders concluderen dan dat u opzettelijk onwaar hebt verklaard over de geclaimde schade en de staat van uw auto voorafgaand aan de schadegebeurtenis van 16 maart 2020. Daarnaast verklaarde u onwaar over de staat van de auto bij aankoop en stellen wij vast dat een deel van de geclaimde schade al aanwezig was voordat deze auto verzekerd werd bij Interpolis. Deze beschadiging is buiten de verzekeringsperiode ontstaan.
U heeft ons willen benadelen
Hadden wij uw claim niet onderzocht, dan waren deze bevindingen niet bekend geworden en was er schade vergoed waar geen recht op bestond. Hierdoor zouden wij zijn benadeeld.
Het vertrouwen is geschaad
Verzekeringen en schadeclaims zijn gebaseerd op wederzijds vertrouwen. Als maatschappij moeten wij ervan uit kunnen gaan dat u direct juiste informatie verstrekt bij de afwikkeling van een schadeclaim. Het vertrouwen in u als verzekerde is beschadigd. (…)
Uw gegevens registreren wij voor 8 jaar in het incidentenregister
Dit doen wij omdat u betrokken was bij dit incident. Het doel van dit register is het ondersteunen van activiteiten gericht op het waarborgen van de veiligheid en de integriteit van ons bedrijf. Het incidentenregister wordt beheerd door de afdeling Speciale Zaken van de Achmea groep.
Wilt u zien welke gegevens van u geregistreerd zijn?
Stuurt u ons een brief met een kopie van een geldig legitimatiebewijs naar de afdeling Speciale Zaken Achmea (…). Maak het BSN-nummer en de pasfoto onherkenbaar. Hoe u veilig een kopie van uw legitimatie maakt, vindt u op de volgende site van de Rijksoverheid: (…)
Het fraudeloket van het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminalitelt (CBV) is op de hoogte gebracht
Dit loket is onderdeel van het Verbond van Verzekeraars. Het CBV gebruikt deze informatie voor het coördineren van onderzoeken en het uitvoeren van analyses. De verzekeringsbranche kan via het CBV de registratie ook raadplegen bij sollicitaties en aanstellingen. Voor inzage in deze registratie kunt u schrijven naar het CBV (…).”
3.9.
[appellant] heeft onder meer gevorderd om Achmea te veroordelen om de schaderegeling af te ronden en een schadevergoeding uit te keren, om de registraties (2.10) ongedaan te maken of in duur te verkorten en om de beëindiging van de autoverzekering ongedaan te maken.
3.10.
De rechtbank heeft deze vorderingen in haar vonnis van 27 juli 2022 afgewezen omdat [appellant] Achmea opzettelijk onjuiste informatie heeft gegeven en daarbij aanzienlijke schade heeft geclaimd terwijl er hooguit nieuwe schade was aan het portier.
De rechtbank concludeert dat [appellant] door het claimen van oude schade het doel had om een hogere uitkering te krijgen dan waar hij recht op had en dat sprake is van misleiding in de zin van artikel 7:941 lid 5 BW.
De vordering ter zake de registraties is afgewezen omdat is vastgesteld dat [appellant] Achmea opzettelijk heeft misleid met de bedoeling een uitkering te krijgen die Achmea anders niet had verstrekt waarmee de belangen van Achmea in het geding waren. Daarmee staat volgens de rechtbank in voldoende mate vast dat aan de voor Achmea geldende eisen (in de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen en bij het Protocol Incidenten waarschuwingssysteem Financiële Instellingen neergelegde) voor de registraties is voldaan. De termijn van acht jaar acht de rechtbank in dit geval niet buitenproportioneel.

4.De motivering van de beslissing

Wijziging van de eis?
4.1.
[appellant] heeft zijn vorderingen in de appeldagvaarding en daarna in de memorie van grieven opnieuw geformuleerd. Vergelijking met de vorderingen in de procedure bij de rechtbank leert dat – naast verandering van de volgorde – per saldo geen inhoudelijke wijziging is beoogd en dat de gevorderde dwangsommen bij de vordering ter zake de registraties door Achmea (wat) lager zijn. Voor zover sprake is van een eiswijziging moet deze als een vermindering worden aangemerkt.
Opzettelijke misleiding door [appellant] ?
4.2.
Met zes bezwaren (grieven) komt [appellant] op tegen het vonnis van 27 juli 2022. Met de grief 1 ligt allereerst opnieuw de vraag voor of Achmea — op grond van de
verzekeringsovereenkomst met [appellant] — is gehouden de door [appellant] geclaimde
schade in verband met beschadiging van zijn auto te vergoeden.
4.3.
Achmea heeft dat geweigerd omdat volgens haar sprake is van het (meermalen) opzettelijk onjuist informeren over de door hem geclaimde schade (artikel 7:941 lid 5 BW).
4.4.
In het inlichtingenformulier dat Achmea aan [appellant] zond wordt gevraagd om op een tekening van een auto nauwkeurig aan te geven waar de schade die [appellant] claimt zich bevindt. [appellant] heeft op die tekening aangeven dat de geclaimde schade zich bevindt op vrijwel de gehele rechterdeur, doorlopend naar achteren tot boven het (linker) achterwiel. Volgens [appellant] is sprake van een misverstand omdat hij bij het invullen van dat formulier dacht dat gevraagd werd of hij de geclaimde schade eerder heeft geclaimd en dat was niet het geval. [appellant] verwijst daarbij naar het gesprek van 20 mei 2020. Met ‘schadevrij’ werd, zo dacht [appellant] , bedoeld ‘vrij van geclaimde schade’ en met ‘helemaal schadevrij’ werd in de visie van [appellant] ‘oude schade’ bedoeld. Het hof kan [appellant] hierin niet volgen. Op het inlichtingenformulier staat: “
Geef nauwkeurig aan waar de schade(s) die u claimt – ontstaan op de schadedatum – zich bevinden.” In deze vraag komt de term schadevrij niet voor. Op dit door [appellant] genoemde misverstand komt het hof hierna nog terug.
4.5.
Onder de geciteerde vraag heeft [appellant] op een tekening van een auto de hele zijkant voorzien van een gekleurde streep. Dat [appellant] deze schade claimt blijkt ook uit de drie foto’s die hij al eerder, bij e-mail van 17 maart 2020 (3.3), aan Achmea stuurde. Op de eerste foto is schade te zien aan de rechterzijkant van de auto tussen het rechter achterwiel en een (stoot)strip. Op de tweede foto is diezelfde schade te zien en daarnaast schade aan de carrosserie boven het rechter achterwiel. Op de derde foto is schade te zien (op en ter hoogte van de sierstrip) over vrijwel de hele breedte van het voorportier alsook op de dorpel onder dat portier. Ook uit het verslag van het telefoongesprek van 7 mei 2020 blijkt dit, zij het dat [appellant] na enige tijd (alsnog) melding maakt van reeds bestaande maar kleine schade (
“lichte lakschade”).
4.6.
Het hof is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat [appellant] oude schade heeft geclaimd met het doel om een hogere uitkering te krijgen dan waar hij recht op had en dat sprake is van opzettelijke misleiding in de zin van artikel 7:941 lid 5 BW. [appellant] heeft zowel met het sturen van de drie foto’s op 17 maart 2020 als met het inlichtingformulier de volledige schade aan de rechterzijkant van zijn auto geclaimd. Dat hij in het lange telefoongesprek op 7 mei 2020 op een gegeven moment verklaart dat sprake was van oude lakschade van 5 centimeter maakt dat niet anders. Uit het inlichtingenformulier en ook de tekst van het telefoongesprek blijkt dat hij ook de oude schade heeft geclaimd. Ook op de zitting bij het hof heeft [appellant] verklaard dat dat alles op de foto’s nieuwe schade is en pas op nadere vragen herhaald dat er een oude lichte beschadiging was van 5 centimeter. Vast staat dat de auto van [appellant] al aan de rechterkant beschadigd was toen hij deze in 2017 van zijn buurman kocht. Dat [appellant] die schade nooit heeft opgemerkt is ongeloofwaardig.
Daar komt bij dat op de door hem gestuurde drie foto’s van de schade goed zichtbaar is dat sprake is van oude schade, dat ter plaatse roestvorming zichtbaar is en dat naderhand aangebrachte verf of lak zichtbaar is.
4.7.
[appellant] heeft de roestplekken verklaard uit het feit dat de auto dicht bij het water stond waardoor roestvorming (na 16 maart 2020) sneller zou optreden en erop gewezen dat de expert pas een maand na de schademelding de auto heeft bekeken. [appellant] ziet echter over het hoofd dat hij zelf op 17 maart 2020 drie foto’s aan Achmea heeft gestuurd waarop, ook voor het hof, duidelijk de bedoelde roest al zichtbaar is.
4.7.1.
[appellant] heeft, zoals eerder vermeld, aangevoerd dat sprake was van een misverstand omdat hij (in de telefoongesprekken met Achmea) dacht dat de schade sowieso vergoed zou worden door het Waarborgfonds en dat het inlichtingenformulier voor dat fonds bestemd was en dat het alleen om de hoogte van de vergoeding ging. Hij wist niet dat bij Achmea sprake was van een vermoeden van fraude. Dit betoog gaat niet op omdat [appellant] het bestaan van dit misverstand niet voldoende heeft toegelicht en onderbouwd. Daar komt bij dat – mede op basis van de (onbetwiste) toelichting van Achmea op de zitting bij het hof – voldoende vast staat dat sprake was van een claim bij Interpolis en dat Interpolis die wilde neerleggen bij het Waarborgfonds. Dit was (mede) in het belang van [appellant] omdat hij alsdan niet zou worden geconfronteerd met een zogeheten no-claimkorting. Daarom geldt dat ook bij een eventuele schadeclaim voor het Waarborgfonds [appellant] gehouden is de verzekeraar volledig naar waarheid te informeren en dat ook dan geen oude schade geclaimd kan en mag worden.
4.7.2.
[appellant] heeft ten slotte betoogd dat hij niet wist dat bij de telefoongesprekken sprake was van een fraudeonderzoek en dat hij bewust op het verkeerde been werd gezet door Achmea. Dat [appellant] dit mogelijk niet wist, doet er niet aan af dat hij gehouden was om naar waarheid te antwoorden op vragen van Achmea. Hiervoor is toegelicht waarom de opzet tot misleiding (ook) blijkt uit de weergave van het telefoongesprek van 7 mei 2020.
4.8.
[appellant] heeft tot slot een beroep gedaan op de website van Achmea, haar reclame-uitingen en een door haar uitgebrachte brochure. Niet valt in te zien waarom met de slogans en brochure van Interpolis de verwachting is gewekt dat Interpolis na de schademelding en het opsturen van foto’s alles zou oplossen laat staan dat [appellant] in de veronderstelling kon verkeren dat Interpolis wel zou uitzoeken waar hij recht op had. Het hof begrijpt ook niet waarom [appellant] de door Achmea over zijn schademelding gestelde vragen als belachelijk aanmerkt. Het is aan [appellant] als verzekeringnemer om Interpolis duidelijk en bovenal eerlijk te vertellen welke schade op 16 maart 2020 is ontstaan. Voor zover [appellant] dat zelf niet begrijpt, geldt dat Achmea dit heeft vastgelegd in haar algemene voorwaarden.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Achmea de verzekeringen onder de Alles in één polis mocht beëindigen zodat ook grief 3 ter zake de opzegging van de verzekeringen door Achmea faalt.
Grief 2 Over de registraties
4.10.
Achmea heeft de (persoons)gegevens van [appellant] geregistreerd in het incidentenregister (voor acht jaar), haar gebeurtenissenadministratie, interne verwijzingsregister (IVR) en het fraudeloket van het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CBV) van het Verbond van Verzekeraars op de hoogte gebracht. Achmea heeft afgezien van externe registratie.
[appellant] wil dat de registraties worden geschrapt of dat de termijn daarvan wordt verkort. Het hof zal eerst een beschrijving van de registers van Achmea en de daarvoor geldende regels vermelden en daarna uitleggen waarom de bezwaren van [appellant] tegen de afwijzing van zijn vorderingen door de rechtbank niet opgaan.
AVG, Gedragscode en Protocol
4.11.
Bij de registratie van persoonsgegevens is Achmea gebonden aan de in de AVG neergelegde regels. Deze zijn door verzekeraars als Achmea vertaald in de
Gedragscode Persoonsgegeven Financiële Instellingen.In deze code (hierna: de Gedragscode) is bepaald hoe (onder andere) verzekeraars, moeten omgaan met persoonsgegevens die zij binnen hun eigen organisaties verwerken. De Gedragscode stelt regels voor de registraties in de gebeurtenissenadministratie en het intern verwijzingsregister (hierna: het IVR) van Achmea. Daarnaast is er het
Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen(hierna het Protocol). Dit richt zich op informatie-uitwisseling tussen financiële instellingen zoals Achmea. Het Protocol regelt onder meer de registraties in het incidentenregister en de melding bij het CBV.
De gebeurtenissenadministratie en het IVR
4.12.
Op grond van artikel 4.5.3 van de Gedragscode kunnen verzekeraars gebeurtenissen (die van belang zijn voor de kwaliteit, veiligheid en integriteit van de verzekeraar, de groep waartoe de verzekeraar behoort en de verzekeringsbranche) in een gebeurtenissenadministratie vastleggen. Het kan daarbij gaan om uiteenlopende gebeurtenissen, zoals de uitkomsten van screeningsverzoeken, klachten van klanten, (mogelijke) verzekeringsfraude of het niet naleven van afspraken waaronder structureel wanbetalingsgedrag of faillissementen.
4.13.
Aan de opname van een gebeurtenis in de gebeurtenissenadministratie kan de opname in het IVR worden gekoppeld. In het IVR zijn alleen de NAW-gegevens en geboortedatum, en dus geen aanvullende informatie over de persoon of gebeurtenis, zichtbaar voor een selecte groep medewerkers van een verzekeraar. Uit artikel 4.5.3 van de Gedragscode volgt dat voor opname in het IVR onder meer een rol kan spelen of een redelijk vermoeden bestaat van opzettelijke benadeling door de betrokkene, zoals oneigenlijk gebruik van producten, diensten en voorzieningen van een verzekeraar of pogingen daartoe.
Het incidentenregister en fraudeloket van het CBV
4.14.
Een gebeurtenis kan ook in het incidentenregister worden opgenomen. Op grond van artikel 4.5.3 van de Gedragscode moet de gebeurtenis voldoen aan criteria die in het Protocol zijn opgenomen. In het Protocol wordt (Begripsbepalingen onder 2) verstaan onder een incident:
"een gebeurtenis die als gevolg heeft, zou kunnen hebben of heeft gehad dat de belangen, integriteit of veiligheid van de cliënten of medewerkers van een Financiële Instelling, de Financiële Instelling zelf of de financiële sector als geheel in het geding zijn of kunnen zijn, zoals (…) opzettelijke misleiding.".
4.15.
De afdeling(en) Speciale Zaken van Achmea bepaalt of er sprake is van een incident. Gegevens uit het incidentenregister zijn alleen toegankelijk voor deze afdeling(en) en in beginsel dus niet voor externe partijen. De Afdeling Speciale Zaken van Achmea kan echter op grond van artikel 4.2 van het Protocol besluiten om de gegevens ook beschikbaar te stellen aan andere deelnemers aan het waarschuwingssysteem. Hiertoe kan een melding worden gedaan van een incident aan het CBV van het Verbond van Verzekeraars. CBV mag de informatie niet delen, maar wel aangeven dat er een verzekeraar is die informatie heeft die van belang kan zijn. Voorwaarde voor het doen van melding is dat andere verzekeraars een gerechtvaardigd belang hebben bij de informatie-uitwisseling.
4.16.
Volgens het Protocol is het doel van het incidentenregister mede het onderzoeken van gedragingen die kunnen leiden tot mogelijke benadeling van - kort gezegd - de financiële instelling en haar branche, groep, cliënten en medewerkers, dus ook het onderzoeken van
gedragingen die nog niet "in voldoende mate" vaststaan: ook al tijdens onderzoek naar
mogelijke incidenten is opname in het register geoorloofd. Van een gerechtvaardigde incidentenregistratie is op grond van artikel 4.1.1 van het Protocol in ieder geval sprake zolang het onderzoek door de afdeling veiligheidszaken van de financieel dienstverlener
naar het incident loopt. Verwijdering van gegevens uit het incidentenregister is geregeld in artikel 4.3 van het Protocol en is mogelijk als niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.1.1. van het Protocol of bij een gehonoreerd verwijderingsverzoek. Ten slotte worden de gegevens uiterlijk 8 jaar na opname verwijderd tenzij zich ten aanzien van de betreffende (rechts)persoon een nieuwe aanleiding heeft voorgedaan die opname in het incidentenregister rechtvaardigt (artikel 4.3.2 van het Protocol).
De bezwaren van [appellant] : heeft Achmea gehandeld in strijd met de bepalingen van de AVG?
4.17.
[appellant] voert aan dat bij de registraties door Achmea is gehandeld in strijd met de bepalingen van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) omdat onduidelijk is gebleven welke persoonsgegevens op welke wijze en voor welke duur in welke register zijn verwerkt. Bovendien is de doelbinding niet duidelijk.
4.18.
[appellant] is nimmer door Achmea op de hoogte is gesteld dat hij ook geregistreerd is in het IVR en de gebeurtenissenadministratie. Verder is niet voldaan aan het beginsel van opslagbeperking omdat er in de brief van 5 juni 2020 geen termijn is gesteld voor het wissen van de gegevens of voor een periodieke toetsing ervan.
4.19.
Doordat geïntimeerde in strijd met deze beginselen van de AVG heeft gehandeld, is sprake van onrechtmatige verwerking van de gegevens van appellant en moeten de registraties en de melding betreffende appellant door geïntimeerde ongedaan gemaakt worden, aldus [appellant] .
4.20.
Het hof oordeelt als volgt. In de brief van 5 juni 2020 heeft Achmea [appellant] — in overeenstemming met artikel 6.1.5 Gedragscode — over de opname in het incidentenregister geïnformeerd. In deze brief staat niet expliciet welke gegevens in het register zijn opgenomen maar uit de inhoud en met name de vetgedrukte kopjes blijkt wel voldoende duidelijk de reden van de registratie, namelijk de opzettelijk onware opgave door [appellant] met het doel Achmea te benadelen waardoor het vertrouwen is geschaad. Met het falen van de grieven 1 en 3 is komen vast te staan dat [appellant] Achmea inderdaad opzettelijk heeft misleid met de bedoeling een schadevergoeding (uitkering) te krijgen die Achmea anders niet had verstrekt. Deze registratie was dus terecht. Ook is in genoemde brief duidelijk vermeld dat de opname van gegevens zal zijn voor de duur van acht jaar wat inhoudt dat de gegevens daarna verwijderd zullen worden. In de brief staat niet dat ook een opname in de gebeurtenissenadministratie en het IVR plaatsvindt.
De gebeurtenissenadministratie is, zo blijkt uit voorgaande beschrijving van de registers van Achmea, onlosmakelijk met het incidentenregister verbonden. Met de brief van 5 juni 2020 is [appellant] geïnformeerd dat zijn opzettelijke poging om een hogere schade-uitkering te krijgen dan waar hij recht op had is opgenomen in een register van Achmea. Dat Achmea daarbij niet volledig is geweest door de gebeurtenissenadministratie niet te noemen maakt dat niet anders en betekent niet dat sprake is van een schending van de in de AVG neergelegde informatieplicht, althans niet een zodanige schending dat sprake is van een onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens. Dat Achmea de persoonsgegevens van [appellant] in strijd met het doelbindingsvereiste verder zou hebben verwerkt voor een ander doel is het hof niet gebleken. De registraties in de hiervoor genoemde registers hebben hetzelfde doel, zoals ook volgt uit de Gedragscode en het Protocol, namelijk de bescherming van de veiligheid, integriteit en (financiële) belangen van Achmea. Door [appellant] is ook niet toegelicht waar de schending van het doelbindingsvereiste uit zou bestaan. Voor zover [appellant] bedoelt aan te voeren dat, dat nu verzekeringsfraude niet is komen vast te staan, de registraties niet (meer) noodzakelijk en relevant zijn voor het verwerkingsdoeleinde (verzekeringsfraude) geldt dat dit betoog strandt op de grond dat de grieven 1 en 3 falen.
Duur van de registratie(s)
4.21.
[appellant] heeft aangevoerd dat – als de registraties in stand blijven – de looptijd daarvan moet worden verminderd. Achmea voert gemotiveerd verweer.
4.22.
[appellant] ondervindt hinder van de registraties, maar gezien de ernst van de gedraging (opzettelijke misleiding) en de omstandigheid dat [appellant] na confrontatie met de feiten deze poging tot verzekeringsfraude bleef en blijft ontkennen is het belang van [appellant] bij een verkorting van de termijn tegenover het belang van Achmea bij de veiligheid en integriteit van haar (schadeverzekerings)bedrijf onvoldoende zwaarwegend om tot verkorting van de registratietermijn te komen. Het hof voegt daar aan toe dat uit het betoog van [appellant] volgt dat het niet zozeer of niet alleen de registraties bij Achmea zijn die [appellant] hinderen, maar (meer) het feit dat de verzekeringen bij Achmea zijn opgezegd. [appellant] heeft namelijk aangevoerd dat bij elke verzekeringsaanvraag de vraag wordt gesteld of ooit een verzekeringsovereenkomst is opgezegd, dat hij bij een ‘ja’ op deze vraag een toelichting moet geven en dat die toelichting (telkens) tot een afwijzing van de aanvraag leidt. Verkorting van de termijn zou dit niet anders maken.
Slot
3.23.
De grieven 4 tot en met 6 (over de afwijzing van de vordering tot schadevergoeding en de buitengerechtelijke kosten en de proceskostenveroordeling) hebben geen zelfstandige betekenis omdat zij afhankelijk zijn van het slagen van de andere grieven. Zij behoeven daarom geen (afzonderlijke) beoordeling.
3.23.
Voor het overige heeft [appellant] heeft – gezien de hiervoor vastgestelde feiten – geen feiten en/of omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden moeten leiden. Daarom wordt zijn bewijsaanbod gepasseerd.
De conclusie
4.23.
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [appellant] tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de rechtbank veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [3]
4.24.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
5.1.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 27 juli 2022,
5.2.
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van Achmea:
€ 783 aan griffierecht
€ 1.716 aan salaris van de advocaat van Achmea (2 procespunten x appeltarief I)
5.3.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Engberts, D. Stoutjesdijk en C.M.E. Lagarde, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024.

Voetnoten

1.Rechtbank Gelderland 27 juli 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:3788.
2.In ro. 2.7 van het eindvonnis van de rechtbank staat hier abusievelijk ‘bestuurderskant’.
3.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853,