ECLI:NL:GHARL:2024:1590

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
200.336.756
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en voortzetting daarvan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank Overijssel had op 8 januari 2024 de schuldsaneringsregeling van de appellant beëindigd, omdat hij niet had voldaan aan zijn informatie- en inspanningsplicht. De appellant, die lijdt aan posttraumatisch stress syndroom (PTSS) als gevolg van zijn tijd als beroepsmilitair, heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van dit vonnis en voortzetting van zijn schuldsaneringsregeling.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant zich voldoende inspant om zijn financiële situatie te verbeteren, ondanks dat hij momenteel 32 uur per week werkt in plaats van de vereiste 40 uur. Het hof heeft ook rekening gehouden met de psychische problemen van de appellant en zijn inspanningen om hulp te zoeken voor zijn klachten. Het hof oordeelt dat de tekortkomingen van de appellant in het nakomen van zijn verplichtingen niet zo ernstig zijn dat dit leidt tot een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling.

Het hof heeft besloten het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de schuldsaneringsregeling van de appellant voort te zetten. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de schuldenaar, vooral wanneer er sprake is van psychische problemen die invloed hebben op zijn vermogen om aan de verplichtingen te voldoen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof: 200.336.756
insolventienummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, C 08/23/29 R
arrest van 4 maart 2024
in de zaak van
[appellant]die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
hierna te noemen: [appellant]
advocaat: mr. D.P. Kant. 

1.De procedure bij de rechtbank

1.1.
Bij vonnis van 13 maart 2023 heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (hierna: de rechtbank), [appellant] toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Hierbij is [naam1] benoemd tot bewindvoerder.
1.2.
Bij vonnis van 8 januari 2024 heeft de rechtbank, op voordracht van de rechter-commissaris, de schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds beëindigd. Het hof verwijst naar dat vonnis.
2. De procedure in hoger beroep
2.1.
Bij ter griffie van het hof op 16 januari 2024 ingekomen verzoekschrift met bijlagen is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 8 januari 2024. [appellant] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en te bepalen dat zijn schuldsaneringsregeling voortduurt. 
2.2.
Het hof heeft naast het verzoekschrift met bijlagen kennisgenomen van de brieven met bijlagen van 6 februari 2024 en 7 februari 2024 van de bewindvoerder en van de e-mail met bijlagen van 26 februari 2024 van mr. Kant.
2.3.
De zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2024. Verschenen zijn [appellant] , bijgestaan door mr. Kant, en de bewindvoerder.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1.
De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds beëindigd, omdat [appellant] vanaf de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht en de inspanningsplicht om zoveel mogelijk psychisch gezond te worden om zodoende fulltime arbeid te kunnen verrichten.
3.2.
[appellant] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat hij zijn inspanningsplicht zou hebben verzaakt door niet fulltime te gaan werken, door de behandeling door het slaapcentrum veel later dan mogelijk te laten beginnen en door het ertoe te leiden dat de behandeling van ‘andere’ psychische problematiek niet van de grond is gekomen. De beweerdelijke schending van de informatieplicht is nauwelijks toegelicht door de rechtbank, zodat dit verwijt niet ten grondslag had mogen worden gelegd aan de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling aldus [appellant] .
3.3.
Het hof gaat op grond van de stukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep aan de orde is gekomen uit van de volgende gegevens.
 [appellant] is in de periode van 2002 tot 2013 beroepsmilitair geweest en in dat kader onder meer uitgezonden geweest naar Bosnië en Afghanistan. Aan de schokkende gebeurtenissen waarmee [appellant] met name tijdens deze laatste uitzending is geconfronteerd heeft hij psychische klachten overgehouden. [appellant] heeft slaapproblemen, vermoedelijk veroorzaakt door het zogenaamde post traumatisch stress syndroom (hierna: PTSS).
 Na zijn vertrek bij Defensie is [appellant] , kort gezegd als gevolg van zijn psychische problematiek, in de financiële problemen geraakt, is hij zijn huis in 2014/2015 kwijt geraakt en heeft hij tot begin 2021 een zwervend bestaan geleid.
 Vanaf juli 2021 is de Stadsbank Oost Nederland (hierna: Stadsbank) de financiële zaken van [appellant] gaan behartigen. [appellant] heeft een vaste baan voor vier dagen per week gevonden bij een schoonmaakbedrijf. Van het salaris dat [appellant] hiermee verdient, voldoet de Stadsbank de vaste lasten van [appellant] en betaalt zij aan [appellant] per week een bedrag van € 50,- aan leefgeld. Het restant van het inkomen van [appellant] wordt gereserveerd voor uitbetaling aan zijn schuldeisers.
 Bij zijn toelating tot de schuldsaneringsregeling had [appellant] € 13.000,- gespaard voor zijn schuldeisers. Dit bedrag is door de Stadsbank overgemaakt op de door de bewindvoerder beheerde boedelrekening.
 Uit het aanvangsverslag van de bewindvoerder van 12 april 2023 volgt dat [appellant] de bewindvoerder bij aanvang van zijn schuldsaneringsregeling heeft geïnformeerd over zijn PTSS.
 [appellant] werkt vanwege zijn slaapstoornis 32 uur per week. De resterende tijd van de week gebruikt hij om te herstellen.
 Tijdens de toelatingszitting op 6 maart 2023 heeft de rechtbank [appellant] gewezen op de verplichting om fulltime te werken. In het aanvangsverslag heeft ook de bewindvoerder [appellant] gewezen op de verplichting te solliciteren naar een volledige baan. Het verzoek van [appellant] om een keuring met het oog op een mogelijke vrijstelling voor de resterende uren is door de rechter-commissaris afgewezen.
 Op 29 juni 2023 heeft een verhoor plaatsgevonden bij de rechter-commissaris, omdat de informatie- en inspanningsplicht die in het kader van de schuldsaneringsregeling op [appellant] rusten niet goed verliepen.
 Op 13 juli 2023 heeft [appellant] de bewindvoerder onder meer laten weten dat hij die dag was begonnen met gesprekken bij een psycholoog en dat hij bericht had ontvangen van het ziekenhuis ZGT in Hengelo over een behandeling voor zijn slaapstoornis.
 Het gesprek op 13 juli 2023 betrof een consult bij een praktijkondersteuner GGZ van de huisarts. De vervolgafspraak heeft [appellant] in verband met zijn werk afgezegd. Omdat een nieuwe afspraak pas in oktober 2023 zou kunnen plaatsvinden en [appellant] in het eerste consult geen klik voelde met de praktijkondersteuner, heeft [appellant] geen vervolgafspraak met de praktijkondersteuner gemaakt.
 Nadat [appellant] eerder had verzuimd de voor behandeling bij het slaapcentrum van het ziekenhuis benodigde vragenlijst in te vullen, heeft hij dat in september 2023 alsnog gedaan. Op 8 januari 2024 heeft de eerste behandeling voor slaapapneu bij het slaapcentrum plaatsgevonden. Op 12 maart 2024 staat een vervolgafspraak gepland.
3.4.
Op de schuldenaar op wie de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard rusten verregaande verplichtingen. Dit blijkt in het bijzonder uit artikel 350 lid 3 Fw. Een van de kernverplichtingen van de schuldsaneringsregeling is dat de schuldenaar zich moet inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Dit betekent dat, als hij geen (fulltime) betaald werk heeft, hij daarnaar (aanvullend) moet solliciteren. Dat is alleen anders als hij van die verplichting is vrijgesteld. Indien en voor zover de schuldenaar vanwege zijn fysieke en/of mentale gesteldheid (nog) niet in staat is tijdens de regeling betaald werk te verrichten, mag van hem in beginsel worden verlangd dat hij zich in het kader van de op hem rustende inspanningsverplichting inzet te werken aan de problemen die aan het verrichten van betaald werk in de weg staan.
Een andere kernverplichting betreft het verschaffen van de inlichtingen waarvan de schuldenaar weet of behoort te begrijpen dat zij van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de regeling.
3.5.
Het hof is van oordeel dat [appellant] zich voldoende inspant om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Vaststaat dat [appellant] al vanaf 2021 rondkomt van een beperkt leefgeld van € 50,- per week en daardoor maximaal spaart ten behoeve van zijn schuldeisers. Hierdoor kon bij aanvang van zijn schuldsaneringsregeling een spaarsaldo van € 13.000,- op de boedelrekening worden gestort. Door de nadien in de schuldsaneringsregeling gespaarde inkomsten is dit saldo toegenomen.
3.6.
[appellant] heeft een arbeidscontract voor 32 uur per week. Dit betekent dat hij strikt genomen vier uren per week te weinig werkt, zonder dat daaraan een vrijstelling ten grondslag ligt. Voor zover het ontoereikend aantal arbeidsuren in de gegeven omstandigheden al als een tekortkoming van [appellant] in de nakoming van zijn inspanningsplicht moet worden aangemerkt, kan deze tekortkoming [appellant] hooguit in beperkte mate worden toegerekend. Dat geldt ook voor het verwijt dat hij zich te weinig heeft ingespannen voor zijn herstel. Hoewel hij op dit punt niet erg voortvarend heeft gehandeld en het beoogde resultaat nog niet is bereikt, zet [appellant] zich inmiddels wel actief in om de problemen die eraan in de weg staan dat hij fulltime kan werken te verhelpen. Zo heeft hij een praktijkondersteuner GGZ geconsulteerd en staat hij inmiddels onder behandeling bij het slaapcentrum. Ook neemt het hof in aanmerking dat [appellant] bij aanvang van zijn regeling, zoals ook uit het eerste verslag blijkt, de bewindvoerder wel degelijk heeft laten weten dat hij lijdt aan PTSS en dat hij ook heeft verzocht om een keuring.
Gelet op het verleden van [appellant] (de uitzendingen naar oorlogsgebieden) en zijn mededeling dat hij aan PTSS lijdt, had een dergelijke keuring voor de hand gelegen.
3.7.
Op grond van het voorgaande ziet het hof onvoldoende reden voor een tussentijdse beëindiging wegens schending van de inspanningsplicht. Onder de gegeven omstandigheden acht het hof het aangewezen dat de door [appellant] eerder verzochte keuring alsnog zal plaatsvinden. Hoewel het hof niet kan vooruitlopen op de uitkomsten van een dergelijk onderzoek, valt niet uit te sluiten dat het huidige aantal door [appellant] gewerkte arbeidsuren als het maximaal haalbare voor hem zal worden aangemerkt en dat in het verlengde daarvan aan hem een vrijstelling zal worden verleend voor het aantal uren dat hij momenteel niet werkt.
3.8.
Ten aanzien van de nakoming van de informatieplicht is het hof van oordeel dat van [appellant] een meer actieve houding mag worden verwacht dan hij tot dusver in zijn regeling heeft laten zien. [appellant] heeft dit ter zitting ook toegegeven en heeft gesteld hiervoor hulp te krijgen van zijn vriendin.
Deze tekortkoming in dit stadium van de regeling, en gelet op de situatie waarin [appellant] verkeert, is naar het oordeel van het hof echter niet dusdanig zwaarwegend om daaraan het verstrekkende gevolg van een tussentijdse beëindiging te verbinden.
Het hof houdt [appellant] voor dat hij de bewindvoerder voortaan tijdig en adequaat op de hoogte moet stellen van alle feiten en ontwikkelingen die voor het toezicht op die regeling van belang zijn of kunnen zijn. [appellant] heeft zich hiertoe ter zitting bereid verklaard.
3.9.
Het hoger beroep slaagt. Het hof zal beslissen als hierna te melden.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
4.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 8 januari 2024 en, opnieuw recht doende:
4.2.
bepaalt dat de schuldsaneringsregeling van [appellant] wordt voortgezet.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.E. de Vos, H.L. Wattel en D.M.I. de Waele, en op
4 maart 2024 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.