ECLI:NL:GHARL:2024:1533

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
200.335.157/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen de hoogte van het griffierecht in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure met zaaknummer 200.335.157/01. Het verzet is ingesteld door [verzoeker] tegen de beslissing van de griffier over de hoogte van het griffierecht. De zaak heeft zijn oorsprong in een geschil tussen mevrouw [naam1] als verzoekster en de Vereniging van Eigenaars Woongebouw De Oude Haven en [verzoeker] als verweerders. Mevrouw [naam1] had eerder verzocht om gedeeltelijke vernietiging van een besluit van de VvE, waartegen zij hoger beroep had ingesteld. De advocaat van [verzoeker], mr. C.A.M.H. Vink, heeft zich in de procedure onttrokken, wat complicaties met zich meebracht voor de behandeling van het verzet.

De griffier stelde dat [verzoeker] niet-ontvankelijk was in zijn verzet om drie redenen: het verzetschrift kon niet persoonlijk door [verzoeker] worden ingediend, het griffierecht was betaald door de advocaat en de termijn voor het indienen van verzet was verstreken. [verzoeker] voerde aan dat het griffierecht onterecht voor rechtspersonen was geheven, omdat het verweerschrift slechts namens hem als belanghebbende was ingediend en niet namens de VvE. Het hof oordeelde dat het e-mailbericht van [verzoeker] als verzetschrift kon worden aangemerkt, maar dat dit te laat was ingediend.

Uiteindelijk verklaarde het hof [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzet, waardoor de inhoudelijke beoordeling van het verzoek niet aan de orde kwam. Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van verzet en de juiste vertegenwoordiging in civiele procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.335.157/01
beschikking van 29 februari 2024 op het verzet ex art. 29 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz)
in de zaak van
[verzoeker],
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker,
hierna:
[verzoeker],
advocaat: mr. C.A.M.H. Vink, die zich heeft onttrokken,
tegen
Griffier van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden,
die is gevestigd in Leeuwarden,
verweerder,
hierna:
de griffier.

1.Het geding

1.1
Deze zaak vindt zijn oorsprong in een geschil tussen mevrouw [naam1] (hierna: [naam1] ) als verzoekster enerzijds en de VvE Woongebouw De Oude Haven en de heer [verzoeker] als verweerders anderzijds.
1.2
In die procedure verzocht [naam1] om gedeeltelijke vernietiging van het besluit van de Vergadering van de VvE van 1 juni 2022. Tijdens de mondelinge behandeling van dat verzoek door de kantonrechter vertegenwoordigde [verzoeker] zowel de VvE in hoedanigheid van bestuurder, als ook zichzelf in hoedanigheid van appartementseigenaar.
1.3
De kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft op dat verzoek beslist in een beschikking van 31 mei 2023.
1.4
Tegen die beschikking is namens [naam1] hoger beroep ingesteld op 30 juni 2023 (zaaknummer 200.329.175/01).
1.5
Op 25 augustus 2023 heeft de griffie van het gerechtshof een V3-formulier van mr. C.A.M.H. Vink ontvangen waarin staat dat hij zich stelt namens Vereniging van Eigenaars woongebouw De Oude haven en [verzoeker] .
1.6
Ook op 25 augustus 2023 is een verweerschrift ingediend door mr. Vink, met de volgende tekst:
‘Hierbij dien ik ten behoeve van de rolzitting d.d. 1 september 2023, namens geïntimeerden, de verweerschrift in.
Verweer zijdens [verzoeker] , in de hoedanigheid van belanghebbende, op het beroepschrift van 30 juni 2023 van [naam1] , zaaknummer Gerechtshof 200.329.175/01 (Rechtbank 22-74)’
1.7
Het griffierecht van € 783,- is in rekening-courant van (het kantoor van) mr. Vink geboekt.
1.8
Op 19 oktober 2023 heeft mr. Vink door middel van een V2-formulier laten weten dat hij zich in de zaak met nummer 200.329.175/01 onttrekt als gemachtigde van de Vereniging van Eigenaars woongebouw De Oude haven, verweerder, en [verzoeker] , belanghebbende. In het begeleidende e-mailbericht van mr. Vink staat:

Hierbij wil ik u informeren dat het niet de bedoeling was om mij te stellen namens geïntimeerden, alleen namens de belanghebbende. Het verweerschrift is alleen namens de heer [verzoeker] , als belanghebbende zijnde, ingediend.
Daarnaast heb ik zojuist bijgaand V-formulier ingediend om mij als gemachtigde van belanghebbende te onttrekken van de zaak.’
1.9
Op 21 november 2023 ontvangt de griffie nogmaals een e-mailbericht van mr. Vink met de tekst:

Bij dezen herinner ik u aan onderstaand bericht waarop ik tot op heden nog geen reactie heb mogen ontvangen. Wellicht is dit aan uw aandacht ontsnapt.
Graag verzoek ik u om het door ons teveel betaalde griffierecht te crediteren’.
1.1
Op 21 november 2023 ontvangt de griffie ook een e-mailbericht van [verzoeker] :

de girffierechtnota is de hoog; het tarief moet zijn dat voor natuurlijke personen want namens de vve is geen verweerschrift ingediend;
er kunnen 33 geintimeerden zijn; in het verweerschrift staat duidelijk: verweer zijdens [verzoeker] , in zijn hoedanigheid van belanghebbende
in een verweerschrift moeten uiteraard de namen van geintimeerden; de naam VvE Woongebouw komt niet voor in het verweerschrift en dus niet met houtsnijdende redenering kon worden gesteld dat het verweerschrift ook is ingediend door de VvE.
het is dan ook niet te begrijpen dat u concludeerde dat ook de VvE een verweerschrift indiende
ik ontvang graag binnen een week het bericht dat u zul crediteren’
1.11
Op 31 januari 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij [verzoeker] is verschenen. Namens de griffier is verschenen mr. F.P. Dillingh.
1.12
Vervolgens heeft het hof een dag voor beschikking bepaald.

2.De beoordeling

2.1
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat onterecht het griffierecht voor rechtspersonen is geheven. Dit had het tarief voor natuurlijke personen moeten zijn, omdat het verweerschrift slechts namens hem als belanghebbende is ingediend en niet namens de VvE. [verzoeker] voert aan dat aan het V3-formulier geen betekenis kan worden gehecht, nu een dergelijk stuk niet kwalificeert als een processtuk. Verder voldoet het door mr. Vink ingediende verweerschrift niet aan de vereisten op grond waarvan gezegd kan worden dat dit stuk is ingediend namens de VvE. Het stuk bevat namelijk niet de naam van de VvE en ook de gronden ontbreken. Dat per abuis het woord ‘geïntimeerden’ opgeschreven in plaats van ‘geïntimeerde’ doet volgens [verzoeker] aan het voorgaande niet af.
2.2
De griffier stelt zich primair op het standpunt dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzet en voert daartoe drie gronden aan. Een verzetschrift kan niet persoonlijk door [verzoeker] worden ingediend, alleen door een advocaat. Ten tweede kan alleen diegene die het griffierecht betaald heeft, in verzet komen. Het griffierecht is betaald door (het kantoor van) mr. Vink. Tot slot is de termijn waarbinnen men in verzet kan komen verstreken ook wanneer het e-mailbericht van 21 november 2023 van mr. Vink aangemerkt moet worden als verzetschrift.
2.3
Subsidiair stelt de griffier zich op het standpunt dat het verzet ongegrond is. De VvE en [verzoeker] hebben zich bij monde van hun advocaat in de procedure gemeld door het indienen van een V3-formulier en een verweerschrift. Uit het V3-formulier blijkt dat de advocaat zich heeft gesteld namens de VvE en namens [verzoeker] . Wanneer partijen bij dezelfde advocaat verschijnen, wordt slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht geheven. Daarbij geldt dat als het gaat om zowel een natuurlijke als rechtspersoon, het griffierecht wordt geheven dat rechtspersonen verschuldigd zijn.
2.4
Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 29 lid 1 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) kan degene die de griffierechten en verschotten heeft betaald, gedurende een maand na die betaling, tegen de beslissing van de griffier tot heffing van het griffierecht of de verschotten bij verzoekschrift in verzet komen bij het gerecht waaraan het griffierecht of de verschotten werden betaald.
2.5
Wanneer een rekening-courantovereenkomst bestaat tussen het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (de Rechtspraak) en het kantoor waaraan de advocaat van de partij waarvan griffierecht wordt geheven is verbonden, dan wordt op grond van artikel 7 van de op die overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden het van de rekeninghouder geheven griffierecht als onmiddellijk betaald beschouwd en kunnen de zaken in behandeling worden genomen. De termijn van één maand voor het indienen van verzet, zoals beschreven in artikel 29 lid 1 Wgbz, vangt op dat moment aan. [1]
2.6
Tussen RechtNet Advocaten B.V. (het kantoor waaraan mr. Vink is verbonden) en de Rechtspraak (het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak) bestaat een rekening-courantovereenkomst.
2.7
In de zaak 200.329.175/01 is op 25 augustus 2023 een verweerschrift ingediend door mr. Vink en op dat moment wordt het griffierecht geacht te zijn voldaan. Op 25 augustus 2023 is de termijn voor het verzet is aangevangen.
2.8
Het e-mailbericht van [verzoeker] van 21 november 2023 kan worden aangemerkt als een verzet in de zin van artikel 29 Wgbz. Dit verzetschrift is buiten de termijn van een maand, en dus te laat, ingediend. Om die reden kan het hof [verzoeker] niet in zijn verzoek ontvangen.
2.9
Ook voor e-mailberichten van mr. Vink van 19 oktober 2023 en 21 november 2023 geldt dat deze – voor zover ze al als verzetschrift namens [verzoeker] zouden moeten worden aangemerkt – na het verstrijken van de verzettermijn zijn ontvangen.
2.1
Gelet op het voorgaande is [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzet. Het hof komt niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek.

3.De beslissing

Het gerechtshof:
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzet.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.M.A Wind, I. Tubben en A.L. Goederee en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2024.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 9 september 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9544.