Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
Verkort proces-verbaal
Feitelijk
3.Feiten
4.Geschil
Behandelverslag
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 24 december 2021. De zaak betreft een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014. De inspecteur van de Belastingdienst had eerder geweigerd om op dit verzoek te beslissen, wat leidde tot een beroepsprocedure. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de procedure heeft belanghebbende diverse verzoeken ingediend, waaronder een verzoek tot wraking van de raadsheren en een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling. Het hof heeft deze verzoeken afgewezen. De zitting vond plaats op 16 januari 2024, waar belanghebbende niet aanwezig was, maar wel een pleitnota indiende. De inspecteur heeft zijn standpunt verdedigd en geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de inspecteur terecht heeft geweigerd om te beslissen op het verzoek om ambtshalve vermindering, omdat er een vaststellingsovereenkomst was die dit verzoek in de weg stond. Het hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze overeenkomst vernietigd was. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hof heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierechten of proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen.