Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
controlerapport inzake [naam5]luidt, voor zover van belang, als volgt:
controlerapport inzake [naam7]luidt, voor zover van belang, als volgt:
4.Fiscale resultatenrekening
€ 634.767
€ 194.378
€ 949.530
€ 719.478
84.845
57.54
Totaal 2014: € 81.500
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
Omkering en verzwaring van de bewijslast – vereiste aangifte
[naam10](rioleringswerkzaamheden alsmede grondwerk rondom paardenbakken) hebben plaatsgevonden bij de woning van belanghebbende. De facturen hiervoor zijn in eerste instantie gericht aan belanghebbende in privé en pas later op naam van [naam6] gesteld, die deze heeft voldaan. Niets wijst erop dat een en ander is geschied ter verrekening in rekening-courant, zoals belanghebbende betoogt. Door de zakelijke verantwoording van deze kosten zijn bedragen aan het vermogen van [naam6] onttrokken met de bedoeling belanghebbende als aandeelhouder te bevoordelen. Daaraan doet niet af dat het in de rede ligt dat de laatste factuur, gezien de dagtekening 31 december 2012, pas in 2013 is betaald. In de handelwijze van belanghebbende en [naam6] ligt de (dubbele) bewustheid van zowel de vermogensverschuiving als de bevoordeling besloten. Dat een en ander zou berusten op een administratieve misslag als gevolg van miscommunicatie tussen belanghebbende en zijn adviseurs, die zijn aangifte IB/PVV als ook de jaarstukken verzorgden, acht het Hof niet geloofwaardig. Het Hof merkt daarbij op dat de kennis van de adviseurs aan belanghebbende moet worden toegerekend. Verder is aannemelijk dat deze onttrekkingen konden plaatsvinden uit winst of winstreserves dan wel in het vooruitzicht van te maken winst, zodat zij een winstuitdeling door de vennootschap aan de aandeelhouder vormen (vgl. HR 13 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:26, r.o. 3.4.4). Het Hof volgt belanghebbende niet in zijn betoog dat de rangorderegeling van artikel 2.14 van de Wet IB 2001 zich hiertegen verzet, aangezien geen sprake is van een voordeel dat op grond van meer dan een hoofdstuk, afdeling of paragraaf als bestanddeel, al dan niet vrijgesteld, van een van de belastbare inkomens zou kunnen worden aangemerkt.
[naam10]uitgevoerde werkzaamheden (o.a. bestrating) hebben, blijkens een uitgebrachte offerte, betrekking op ‘grondwerk en bijkomende werkzaamheden tbv paardenbak [adres1] ’ (projectnummer [nummer1] ). De werkstaat voor dat projectnummer vermeldt belanghebbende als opdrachtgever. De desbetreffende facturen zijn op naam van [naam5] gesteld en door haar voldaan.
[naam14]ziet op de privéaanschaf van een zitmaaier en is ook op naam van [naam6] gesteld en door haar voldaan.
[naam11]verrichtte werkzaamheden bij de woning van belanghebbende. Blijkens de omschrijving op de facturen houden de werkzaamheden verband met de longeerbodem. De facturen zijn op naam van [naam5] gesteld en door haar voldaan. [naam5] heeft deze als kosten in haar administratie verantwoord op de grootboekrekening ‘onderhoud inventaris/machines’. Verder zijn de energiekosten met betrekking tot de woning (volledig) ten laste van het resultaat van [naam5] gebracht. De facturen hiervoor zijn op naam van [naam5] gesteld en door haar voldaan. Niets wijst erop dat een en ander is geschied ter verrekening in rekening-courant, zoals belanghebbende betoogt. Uit de facturen blijkt ondubbelzinnig dat het energiekosten betreft voor de woning van belanghebbende (‘betreft woonhuis’). Slechts het gedeelte dat betrekking heeft op de werkkamer in de woning heeft een zakelijk karakter (18%), daarover verschillen partijen niet van mening. Het meerdere (82%) heeft buiten twijfel een privé karakter. Aldus zijn bedragen aan het vermogen van [naam5] onttrokken met de bedoeling belanghebbende als aandeelhouder te bevoordelen. In de handelwijze van belanghebbende en [naam5] ligt de (dubbele) bewustheid van zowel de vermogensverschuiving als de bevoordeling besloten. Dat een en ander zou berusten op een administratieve misslag als gevolg van miscommunicatie tussen belanghebbende en zijn adviseurs, die zijn aangifte IB/PVV als ook de jaarstukken verzorgden, acht het Hof niet geloofwaardig. Het Hof merkt daarbij op dat de kennis van de adviseurs aan belanghebbende moet worden toegerekend. Verder is aannemelijk dat deze onttrekkingen konden plaatsvinden uit winst of winstreserves dan wel in het vooruitzicht van te maken winst, zodat zij een winstuitdeling door de vennootschap aan de aandeelhouder vormen (vgl. HR 13 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:26, r.o. 3.4.4). Het Hof volgt belanghebbende niet in zijn betoog dat de rangorderegeling van artikel 2.14 van de Wet IB 2001 zich hiertegen verzet, aangezien geen sprake is van een voordeel dat op grond van meer dan een hoofdstuk, afdeling of paragraaf als bestanddeel, al dan niet vrijgesteld, van een van de belastbare inkomens zou kunnen worden aangemerkt.
Redelijke schatting
correcties ter zake van privégebruik auto (box 1) en verschillende uitdelingen (box 2)
Schending artikel 8:42 van de Awb
eerste navorderingsaanslagwordt daarvan de helft (€ 675.421) aan belanghebbende toegerekend. Het Hof zal de eerste navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2014 dienovereenkomstig verminderen tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 87.476, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) van € 675.421 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van € 165.
tweede navorderingsaanslagis de uitdelingscorrectie volledig bij belanghebbende in aanmerking genomen. Het Hof zal de tweede navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2014 dienovereenkomstig verminderen tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 87.476, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) van € 1.350.843 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van € 165.
eerste navorderingsaanslagwordt daarvan de helft (€ 449.011) aan belanghebbende toegerekend. Het Hof zal de eerste navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2015 dienovereenkomstig verminderen tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 89.748 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) van € 449.011.
tweede navorderingsaanslagis de uitdelingscorrectie volledig bij belanghebbende in aanmerking genomen. Het Hof zal de tweede navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2015 dienovereenkomstig verminderen tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 89.748 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) van € 898.022.
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).