Uitspraak
4a. [appellant4a]en
4b. [appellante4b],
5a. [appellant5a]en
5b. [appellante5b],
6a. [appellante6a]en
6b. [appellant6b],
7a. [appellante7a]en
7b. [appellant7b],
8. [appellante8],
9a. [appellant9a]en
9b. [appellante9b],
die wonen in [woonplaats1] ,
[appellanten],
Gemeente Almere,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
1.2 In een brief van 28 december 2023 heeft mr. Lam enkele opmerkingen gemaakt over het proces-verbaal. Die opmerkingen zijn terecht. Het proces-verbaal dient gelezen te worden met inachtneming van die opmerkingen.
1.3 In de memorie van grieven hebben [appellanten] hun eis vermeerderd, in die zin dat zij primair niet alleen concrete bedragen aan schadevergoeding vorderen (berekend op basis van het verschil tussen de door hen betaalde koopprijs en de oorspronkelijke koopprijs), maar daarnaast ook aanspraak maken op gevolgschade, nader op te maken bij staat.
De gemeente heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis. Het hof ziet ook geen reden de vermeerdering van eis buiten beschouwing te laten en zal dan ook beslissen op de vermeerderde eis.
2.De kern van de zaak
3.De relevante feitenHet project Oosterwold
Let op! Het zetten van de stip geeft geen verplichtingen of rechten en is slechts een indicatie van een mogelijk initiatief.”
“
De geïndexeerde prijs geldt voor alle nieuw te sluiten anterieure overeenkomsten(…)”.
De in de anterieure overeenkomst te vermelden kavelprijs voor een “Standaardkavel Wonen” bedroeg toen € 41,29 per m² (hierna: de oude kavelprijs), bestaande uit een grondprijs van
€ 28,41 per m² en € 12,88 per m² aan exploitatiebijdrage.
in Oosterwold is vastgesteld aan de hand van de methodiek die ertoe leidt dat de totale investering voor de in Oosterwold te realiseren woning vergelijkbaar is met de vrij op naam waarde van de vergelijkbare woning elders in [woonplaats1].”
“(…)
Initiatiefnemers die op het moment van besluitvorming [hof: 4 februari 2019] een intentieovereenkomst hebben, krijgen de mogelijkheid om door te gaan onder de ‘oude’ grondwaarde 2018, onder voorwaarde dat zij:
Uiterlijk 31 maart 2019 een goedgekeurd ontwikkelplan hebben en een anterieure overeenkomst hebben gesloten met de gebiedsorganisatie Oosterwold;-
Uiterlijk 31 maart 2020 een onherroepelijke omgevingsvergunning hebben en de grond hebben afgenomen. (…)”
1.
Bij wijze van coulance zal de oude grondprijs ook gelden voor de initiatieven die voor4 februari 2019 een stip hebben gezet en die voldoen aan de volgende situaties: Men is ver in het proces om tot een intentieovereenkomst (IO) te komen, dat wil zeggen dat:
4.4. De beoordeling van de vorderingen
Was op 4 februari 2019 al sprake van contractuele gebondenheid?4.3 Op grond van artikel 6:217 lid 1 BW komt een overeenkomst tot stand door een aanbod van de ene partij en een aanvaarding daarvan door de andere partij. Gelet op het rechtsgevolg dat een aanbod heeft, is van belang dat uit de verklaring van degene die het aanbod doet kan worden afgeleid dat hij in geval van een aanvaarding door een ander zonder meer aan de aanvaardende partij gebonden wil zijn. Daarvoor zijn de bewoordingen van het aanbod niet beslissend, maar het karakter van de afgelegde wilsverklaring in het licht van de omstandigheden van het geval. Relevante omstandigheden kunnen onder meer zijn of in het voorliggende geval in de afgelegde verklaring de essentiële punten bepaalbaar en opgenomen zijn. Een aanbod moet worden onderscheiden van een uitnodiging tot het doen van een aanbod of de uitnodiging om in onderhandeling te treden.
1 januari 2018, althans 1 september 2018. Niet gesteld of gebleken is dat de gemeente op de website of anderszins bekend heeft gemaakt dat de kavelprijs van € 41,29 per m² geldt voor een ieder die voor wijziging van die kavelprijs belangstelling voor een woonkavel had getoond en als initiatiefnemer aan het verkoopproces deelnam.
€ 74,15 per m² is, heeft het hof al vastgesteld. Bovendien heeft de gemeente met het overleggen van de samenwerkingsovereenkomst tussen haar en het Rijksvastgoedbedrijf voldoende onderbouwd dat zij zich jegens het Rijksvastgoedbedrijf heeft verplicht om de grond af te nemen tegen de prijs waarvoor zij op haar beurt de grond verkoopt, de marktprijs dus. Het belang van de gemeente is niet alleen een redelijk belang, maar ook een algemeen belang. Het gaat, zoals gezegd, om een groot woningbouwproject. Met het wijzigen van de kavelprijs zijn dan ook forse bedragen gemoeid, die uiteindelijk ten goede komen aan de publieke middelen.
Onder deze omstandigheden mochten [appellanten] ook als een gebiedsmedewerker van de gemeente tijdens een informatiebijeenkomst heeft gezegd dat de prijsstijging één euro zou bedragen of dat de prijsverhoging beperkt zou zijn - wat de gemeente dus gemotiveerd heeft bestreden - niet redelijkerwijs op vertrouwen dat de prijzen inderdaad slechts beperkt en/of met één euro zouden stijgen. Ze konden er hooguit uit afleiden dat de gebiedsmedewerker, al dan niet op basis van de ontwikkeling van de prijzen in het verleden, verwachtte dat de prijzen niet al te fors zouden stijgen. Uit de door de gemeente verder verstrekte informatie volgde immers dat de marktontwikkelingen bepalend waren voor de (omvang van de) toekomstige grondprijzen en dat die prijzen werden bepaald na een hertaxatie en niet door de desbetreffende gebiedsmedewerker. Het zou mogelijk anders zijn wanneer de gebiedsmedewerker (desgevraagd) zou hebben gezegd dat inmiddels een hertaxatie had plaatsgevonden en dat daaruit bleek dat de prijsstijging de eerstkomende tijd beperkt zou blijven. Maar dat de gebiedsmedewerkers dat gezegd hebben, hebben [appellanten] niet gesteld. De conclusie is dan ook dat het beroep op schending van het vertrouwensbeginsel geen succes heeft [5] .
[appellante2] c.s.)ten onrechte heeft uitgesloten van de coulanceregeling. [appellante2] c.s. hadden een intakeformulier ingeleverd (stap 1) en een informatiebijeenkomst bijgewoond (stap 2), maar nog geen stip gezet (stap 3). De reden daarvan was dat [appellante2] c.s. belangstelling hadden voor een kavel op een van de velden waar nog archeologisch onderzoek werd gedaan toen zij een stip wilden zetten. De gemeente hanteerde voor die velden daarom een wachtlijst. [appellante2] c.s. zijn op die wachtlijst gezet tot het archeologisch onderzoek zou zijn afgerond. In december 2018 begon de gemeente met een opschoonactie (zie 3.6) waardoor zij nog steeds geen stip konden zetten. Daardoor hadden zij op
De gemeente heeft bestreden dat [appellant4a] en [appellante4b] op 3 december 2018 al een stip hebben gezet. Zij zijn wel bij de stippenbijeenkomst van die dag geweest, maar hebben toen geen stip gezet. In plaats daarvan hebben zij ervoor gekozen zich aan te melden voor de wachtlijst van veld J, een van de velden waar nog archeologisch onderzoek moest plaatsvinden. Volgens de gemeente hebben [appellant4a] en [appellante4b] vervolgens op
4.40 De rechtbank heeft het beroep van [appellant4a] en [appellante4b] op de toepasselijkheid van de coulanceregeling op hun situatie verworpen. Volgens de rechtbank hebben [appellant4a] en [appellante4b] niet voldoende onderbouwd dat zij op 3 december 2018 wel een stip hebben gezet. Dat blijkt volgens de rechtbank ook niet uit hun brief van 15 april 2019 aan de gemeente. De rechtbank wijst erop dat [appellant4a] en [appellante4b] zich er in die brief niet op beroepen dat zij op 3 december 2018 al een stip hadden gezet. Zij beroepen zich in die brief om andere redenen op de toepasselijkheid van de coulanceregeling.
In de memorie van grieven hebben [appellanten] geen argumenten aangevoerd voor hun stelling dat de gemeente de coulanceregeling ten onrechte niet op hen heeft toegepast. Zij verzoeken het hof de beslissing van de rechtbank op dit punt te heroverwegen. Het hof ziet daarvoor geen reden, maar verenigt zich met het oordeel van de rechtbank [7] .
17 januari 2019. Op die datum konden zij nog geen stip zetten en, anders dan was toegezegd, vond de stippenbijeenkomst ook niet binnen twee weken na de informatiebijeenkomst plaats. Door toedoen van de gemeente waren zij op 4 februari 2019 dan ook bij stap 2 blijven steken.
“
Daar er heel veel inschrijvingen zij[n], zal de bijeenkomst waar u aan kunt deelnemen op 17 januari 2019 plaatsvinden.”
In een uitgebreidere e-mail van 1 augustus 2018 zijn [appellant1a] en [appellante1b] daadwerkelijk uitgenodigd voor de informatiebijeenkomst van 17 januari 2019. In die e-mail staat onder meer dat zij na de informatiebijeenkomst een e-mail krijgen met een uitnodiging voor een stippenbijeenkomst. Een termijn (van 14 dagen) is daarbij niet genoemd. Op de informatiebijeenkomst is dat ook niet het geval geweest. De uitnodiging voor de stippenbijeenkomst hebben [appellant1a] en [appellante1b] op 29 april 2019 gekregen, waarna zij op de stippenbijeenkomst van 3 juni 2019 een stip hebben gezet, aldus de gemeente.