ECLI:NL:GHARL:2024:1113

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
200.335.917
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging faillissement en beëindiging toestand van te hebben opgehouden te betalen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarbij [verzoeker] op verzoek van [geïntimeerden] in staat van faillissement was verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] niet langer in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van [geïntimeerden] en dat [verzoeker] in een toestand verkeerde van niet kunnen betalen. Het hof heeft echter geconcludeerd dat [verzoeker] recentelijk alle bekende schuldeisers, waaronder [geïntimeerden], heeft voldaan, waardoor de faillietverklaring niet langer gerechtvaardigd was.

Het hof heeft de faillissementskosten vastgesteld op € 4.777,54, die ten laste van [verzoeker] komen. Tevens is [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerden] in hoger beroep, vastgesteld op € 1.214,-. Het hof heeft het verzoek tot faillietverklaring van [verzoeker] afgewezen, maar heeft wel erkend dat het verzoek van [geïntimeerden] terecht was ingediend. De uitspraak benadrukt het belang van de toestand van de schuldenaar en de noodzaak om te kunnen aantonen dat aan de voorwaarden voor faillietverklaring is voldaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.335.917
(insolventienummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen C/05/23/456 F)
arrest van 6 februari 2024
in de zaak van
[verzoeker],
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als verweerder
hierna: [verzoeker]
advocaat: mr. M. Kauffmann
tegen
[geïntimeerde1]
en
[geïntimeerde2]
die wonen in [woonplaats2] (Angola)
die optreden als verweerders
en bij de rechtbank optraden als verzoekers
hierna: [geïntimeerden]
advocaat: mr. W.E. Widdershoven

1.De procedure bij de rechtbank

Bij vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 12 december 2023 is [verzoeker] op verzoek van [geïntimeerden] in staat van faillissement verklaard. Hierbij is tot curator benoemd [naam1] . Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.De procedure bij het hof

2.1.
Met een op 20 december 2023 bij het hof binnengekomen beroepschrift heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 12 december 2023. [verzoeker] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van beide procedures.
2.2.
Het hof heeft naast het beroepschrift met bijlagen kennisgenomen van:
  • de e-mail met bijlagen van de curator van 10 januari 2024;
  • de e-mail van mr. Kauffmann van 10 januari 2024;
  • de e-mail met bijlage van mr. Kauffmann van 11 januari 2024;
  • de e-mail met bijlagen van de curator van 30 januari 2024;
  • de e-mail met bijlage van de curator van 1 februari 2024;
  • de e-mail met bijlagen van mr. Kauffmann van 5 februari 2024.
2.3.
De zitting was aanvankelijk gepland op 15 januari 2024 maar is op verzoek van [verzoeker] uitgesteld. De uitgestelde zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2024, waarbij [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door mr. Kauffmann. [geïntimeerden] zijn via een video-verbinding gehoord. Voor hen is een kantoorgenoot van mr. Widdershoven, te weten mr. R.J.M. Rombouts, verschenen. Tot slot is de curator verschenen.
2.4.
Na de zitting heeft mr. Kauffmann bij e-mail van 5 februari 2024 een bewijs van betaling en een ontvangstbevestiging van mr. Rombouts overgelegd.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1.
De rechtbank heeft [verzoeker] in staat van faillissement verklaard, omdat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van [geïntimeerden] en dat [verzoeker] in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
3.2.
Uitgangspunt bij de beoordeling van deze zaak is het volgende.
Een faillietverklaring kan worden uitgesproken indien summierlijk is gebleken van een ten tijde van de faillietverklaring bestaand vorderingsrecht van de aanvrager en ook van het (op dit moment) bestaan van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de schuldenaar verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Dat de schuldenaar meer schuldeisers heeft (hierna: het pluraliteitsvereiste), is een noodzakelijke, maar niet een voldoende voorwaarde voor het aannemen van de hiervoor bedoelde toestand. Ook als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, moet worden onderzocht of de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
3.3.
In hoger beroep staat (tussen partijen) het vorderingsrecht van [geïntimeerden] vast alsook dat aan het pluraliteitsvereiste is voldaan. Het hof is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat [verzoeker] niet langer in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Uit de door [verzoeker] overgelegde betalingsbewijzen en de daarbij door de curator ter zitting gegeven toelichting is voldoende gebleken dat [verzoeker] , (blijkbaar) vlak voor de zitting, alle op dit moment bekende schuldeisers, waaronder [geïntimeerden] , heeft voldaan. Het hoger beroep slaagt dan ook. Het hof zal het vonnis van 12 december 2023 vernietigen en het verzoek van [geïntimeerden] tot faillietverklaring van [verzoeker] alsnog afwijzen.
3.4.
Aangezien de juistheid van de urenverantwoording van de curator niet is weersproken door [verzoeker] , zal het hof de faillissementskosten, waaronder het salaris van de curator, vaststellen op in totaal € 4.777,54 inclusief BTW en verschotten. Het hof zal de faillissementskosten ten laste van [verzoeker] brengen. Ter zitting in hoger beroep is komen vast te staan dat [verzoeker] ook deze kosten heeft voldaan.
3.5.
Vanwege de (blijkbaar) recent verrichte betalingen aan de schuldeisers en curator zal het vonnis tot faillietverklaring worden vernietigd. Dat neemt niet weg dat het door [geïntimeerden] ingediende verzoek tot faillietverklaring van [verzoeker] terecht is toegewezen. Dit betekent dat [verzoeker] zal worden veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerden] in hoger beroep. Deze kosten worden door het hof vastgesteld op € 1.214,- voor salaris advocaat (1 punt x liquidatietarief II gerechtshoven). Uit de van mr. Kauffmann na de zitting ontvangen stukken volgt dat [verzoeker] dit bedrag inmiddels heeft betaald.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 12 december 2023 en beslist als volgt:
4.2.
wijst het verzoek tot faillietverklaring van [verzoeker] alsnog af;
4.3.
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] vastgesteld op € 1.214,- overeenkomstig het liquidatietarief;
4.4.
stelt de faillissementskosten vast op een bedrag van € 4.777,54 inclusief BTW en verschotten en bepaalt dat deze kosten ten laste van [verzoeker] komen;
4.5.
wijst af wat verder is verzocht.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Engberts, G.P. Oosterhoff en I.M. Bilderbeek, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2024.