In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voorwaardelijke ontbinding van een huurovereenkomst tussen Stichting Lefier en een huurder, aangeduid als [geïntimeerde]. De huurder had in het verleden in strijd gehandeld met de huurovereenkomst door zijn hoofdverblijf niet in de gehuurde woning te hebben en deze aan derden ter beschikking te stellen. De kantonrechter had de vorderingen van Lefier voor een belangrijk deel toegewezen, maar het hof oordeelt dat een onvoorwaardelijke ontbinding niet gerechtvaardigd is. Het hof overweegt dat de huurder sinds 1 augustus 2022 zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst nakomt en dat de gevolgen van een onvoorwaardelijke ontbinding voor hem en zijn gezin zeer ernstig zouden zijn. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van Lefier af, waarbij het hof ook de proceskosten in hoger beroep toewijst aan de huurder. De uitspraak benadrukt de noodzaak om bij ontbinding van huurovereenkomsten alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, vooral in sociale huursituaties.