ECLI:NL:GHARL:2023:9896

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
200.326.894
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident inzake quasi-inbesteding en inzage in bescheiden door AVR-Afvalverwerking B.V. tegen Twence c.s. en de Gemeenten

In deze zaak heeft AVR-Afvalverwerking B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, waarin haar vorderingen inzake quasi-inbesteding en inzage in bescheiden werden afgewezen. AVR stelt dat de Twentse gemeenten de regels omtrent quasi-inbesteding niet hebben nageleefd en vordert inzage in bepaalde bescheiden. Het hof heeft op 21 november 2023 in een tussenuitspraak geoordeeld dat de vordering tot overlegging van bepaalde bescheiden voor een deel kan worden toegewezen. Het hof benadrukt dat artikel 843a Rv niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage, maar dat de eiser een rechtmatig belang moet hebben bij de inzage van bepaalde bescheiden. Het hof oordeelt dat AVR voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gemeenten mogelijk de regels van het aanbestedingsrecht niet hebben nageleefd, wat haar een rechtmatig belang geeft bij de gevorderde inzage. Het hof heeft de gemeenten en Twence c.s. veroordeeld om binnen een maand na betekening van het arrest bepaalde documenten ter beschikking te stellen aan AVR, waaronder jaarrekeningen en documenten met betrekking tot het toezichtvereiste en het merendeelvereiste. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.326.894
zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, C/08/272921
arrest in het incident van 21 november 2023
in de zaak van
AVR-Afvalverwerking B.V.
die is gevestigd in Rotterdam
die hoger beroep heeft ingesteld
die eiseres is in het incident
en in de hoofdzaak bij de rechtbank optrad als eiseres
hierna: AVR
advocaten: mrs. P.F.C. Heemskerk en E.L. Vos
tegen

1.Twence Holding B.V.

2. Avi-Twente B.V.

3. Twence Bioconversie B.V.

4. Twence B.V.

die alle zijn gevestigd in Hengelo (Ov)

5. Gemeente Borne

die zetelt in Borne

6. Gemeente Dinkelland

die zetelt in Denekamp

7. Gemeente Enschede

die zetelt in Enschede

8. Gemeente Haaksbergen

die zetelt in Haaksbergen

9. Gemeente Hellendoorn

die zetelt in Hellendoorn

10. Gemeente Hengelo

die zetelt in Hengelo (Ov)

11. Gemeente Hof van Twente

die zetelt in Goor

12. Gemeente Losser

die zetelt in Losser

13. Gemeente Rijssen-Holten

die zetelt in Holten

14. Gemeente Tubbergen

die zetelt in Tubbergen

15. Gemeente Wierden

die zetelt in Wierden

16. Gemeente Berkelland

die zetelt in Borculo
advocaten: mrs. A. ter Mors en L.E.M. Haverkort.

17.Gemeente Almelo

die zetelt in Almelo

18. Gemeente Oldenzaal

die zetelt in Oldenzaal

19. Gemeente Twenterand

die zetelt in Vriezenveen
advocaten: mrs. T.E.P.A. Lam en M.J. Mutsaers
geïntimeerden
verweersters in het incident
die in de hoofdzaak bij de rechtbank optraden als gedaagden
hierna: de Holding, Avi-Twente, Bioconversie, Twence (samen: Twence c.s.) en de gemeenten telkens bij hun naam (samen: de Gemeenten, geïntimeerden 5 tot en met 16 samen: de Overige Gemeenten en geïntimeerden 17, 18 en 19 samen: de AOT-Gemeenten)

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
AVR heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Overijssel op 1 februari 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaardingen in hoger beroep van AVR
  • de anticipatie-exploten van Twence c.s.
  • de conclusie in het incident ex artikel 843a Rv van AVR
  • de antwoordconclusie van de AOT-gemeenten
  • de antwoordconclusie van Twence c.s.
1.2.
Hierna hebben partijen het hof gevraagd arrest in het incident te wijzen.

2.De kern van de zaak in het incident ex artikel 843a Rv

2.1.
De Gemeenten hebben de verwerking van het door hen ingezamelde huishoudelijk afval opgedragen via een zogenaamde quasi-inbesteding aan Avi-Twente en Bioconversie. De Gemeenten houden tezamen het volledige aandelenkapitaal in de Holding die op haar beurt het volledige aandelenkapitaal houdt in Avi-Twente en Bioconversie. De Holding houdt ook het volledige aandelenkapitaal in Twence, dat het afval van derden, waaronder bedrijven, verwerkt. De activiteiten van Avi-Twente, Bioconversie en Twence vinden plaats op het bedrijventerrein nabij de Boldershoek in Hengelo (Ov). In december 2018 hebben twaalf van de Gemeenten (uitgezonderd Almelo, Oldenzaal en Rijssen-Holten) (hierna ook: de Twaalf Gemeenten) een publiekrechtelijke samenwerkingsovereenkomst gesloten met Stadt Münster op grond waarvan huishoudelijk restafval van Stadt Münster wordt verwerkt door Avi-Twente en Stadt Münster huishoudelijk GFT-afval van de Twaalf Gemeenten verwerkt. De Gemeenten enerzijds en Avi-Twente en Bioconversie anderzijds zijn nieuwe overeenkomsten voor afvalverwerking aangegaan die zijn ingegaan op 1 juli 2022.
2.2.
AVR stelt dat de Gemeenten de vereisten voor quasi-inbesteding, zoals opgesomd in artikel 2.24b Aanbestedingswet 2012 (hierna: Aw 2012), niet in acht hebben genomen, evenmin als de vereisten voor samenwerking zoals vermeld in artikel 2.24c Aw 2012 en is van oordeel dat de opdrachten had moeten worden aanbesteed. Omdat de opdrachten niet zijn aanbesteed hebben Twence c.s. en de Gemeenten onrechtmatig tegenover haar gehandeld. AVR is deze procedure bij dagvaarding van 21 oktober 2021 gestart en heeft voor de rechtbank onder meer een verbod gevorderd om nieuwe overeenkomsten te sluiten met Twence c.s. voor de verwerking van huishoudelijk afval, de Gemeenten te gebieden de opdracht tot het verwerken van huishoudelijk afval aan te besteden, voor zover zij deze nog wensen te vergeven en Twence c.s. te veroordelen te gehengen en gedogen dat zonder voorafgaande aanbestedingsprocedure geen nieuwe overeenkomsten met de Gemeenten worden gesloten en de oude overeenkomsten niet worden verlengd. Verder heeft zij onder de voorwaarde dat de rechtbank zou oordelen dat op haar de bewijslast zou rusten voor haar stelling dat de quasi-inbesteding niet aan de vereisten voldoet, een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering ingesteld tot overlegging van bepaalde, in de dagvaarding genoemde bescheiden. De rechtbank heeft in haar vonnis van 1 februari 2023 de vorderingen van AVR afgewezen. Zij heeft in rechtsoverweging 4.7 geoordeeld dat de bewijslast ten aanzien van de quasi-inbesteding rust op de Gemeenten en niet op AVR. Omdat daarmee de voorwaarde niet in vervulling is gegaan, heeft zij de vordering tot overlegging van bepaalde bescheiden afgewezen.
2.3.
In hoger beroep heeft AVR dit incident ex artikel 843a Rv opgeworpen, dit maal onvoorwaardelijk. Zij heeft haar vorderingen in haar conclusie in het incident ex artikel 843a Rv toegelicht. Twence c.s. en de Overige Gemeenten hebben verweer gevoerd. De AOT-Gemeenten hebben ook gereageerd op de vorderingen van AVR.

3.Het oordeel van het hof in het incident ex artikel 843a Rv

Beslissing
3.1.
Het hof zal beslissen dat de vordering tot overlegging van bepaalde bescheiden voor een deel kan worden toegewezen. Het hof zal dat hierna toelichten.
3.2.
Ten aanzien van de vraag of een vordering tot overlegging van of inzage in bescheiden voor toewijzing in aanmerking komt, stelt het hof voorop dat artikel 843a Rv niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, maar dat deze bepaling het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk stelt van een aantal cumulatieve vereisten. Op grond van het eerste lid van artikel 843a Rv moet de eiser een rechtmatig belang hebben bij de inzage, het afschrift of het uittreksel en moet hij inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn. De enkele mogelijkheid dat met de verlangde stukken de stelling van AVR kan worden aangetoond, is onvoldoende en kan wijzen op een "fishing expedition", waarvoor artikel 843a Rv niet is bedoeld. Ook indien aan voormelde vereisten is voldaan, kan de vordering wegens gewichtige redenen of omdat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ook zonder de gevorderde gegevens een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd, worden afgewezen.
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de opdracht van de Gemeenten tot verwerking van huishoudelijk afval uit hun grondgebied een opdracht is die in beginsel Europees moet worden aanbesteed. De verplichting tot aanbesteding bestaat echter niet als aan de vereisten van artikel 2.24b Aw 2012 omtrent quasi-inbesteding is voldaan. Deze vereisten houden in dat de opdracht door de aanbestedende diensten aan een andere rechtspersoon mag worden gegund als (a) de aanbestedende diensten op die rechtspersoon toezicht uitoefenen zoals op hun eigen diensten (het toezichtvereiste), (b) meer dan 80% van de activiteiten van de gecontroleerde rechtspersoon de uitvoering van taken behelst die hem zijn toegewezen door de controlerende aanbestedende diensten of door andere, door diezelfde controlerende aanbestedende diensten gecontroleerde rechtspersonen (het merendeelvereiste) en (c) er geen directe participatie van privékapitaal is in de gecontroleerde rechtspersoon. Tussen partijen is niet in geschil dat aan het vereiste onder (c) in dit geval is voldaan: er is van participatie in Twence c.s. van privékapitaal geen sprake. Wat het vereiste onder (a) betreft, voert AVR onder meer aan dat het toezicht op Avi-Twente en Bioconversie feitelijk door allerlei oorzaken wordt belemmerd en niet effectief is waardoor niet aan het toezichtvereiste is voldaan. AVR voert verder aan dat aan het merendeelvereiste ook niet is voldaan, omdat de activiteiten van Avi-Twente en Bioconversie voor minder dan 80% uitvoering van door de Gemeenten opgedragen taken behelzen. In dat kader voert zij ook aan dat de afspraken tussen de Twaalf Gemeenten en Stadt Münster over de verwerking van het huishoudelijk restafval van Stadt Münster niet voldoen aan de vereisten voor samenwerking, zoals vermeld in artikel 2.24c Aw 2012, zodat de verwerking van dat afval niet de uitvoering betreft van door de Gemeenten opgedragen taken, maar de uitvoering van afspraken met een derde. AVR voert verder aan dat de commerciële verwerking van afval door zusterbedrijf Twence eveneens moet worden betrokken in de beoordeling of aan het merendeelvereiste is voldaan. Maar zelf als het afval van Stadt Münster niet wordt meegenomen of de verwerking van afval door Twence buiten beschouwing wordt gelaten, dan nog wordt volgens AVR niet voldaan aan het merendeelvereiste.
3.4.
Twence c.s. en de Overige Gemeenten hebben aangevoerd dat AVR geen rechtens te respecteren belang heeft bij de overlegging van de gevorderde bescheiden, omdat de bewijslast voor de naleving door de Gemeenten van artikel 2.24b Aw 2012 niet bij AVR rust, maar bij de Gemeenten. Het hof passeert dit verweer. De rechtbank heeft geoordeeld dat AVR haar stellingen omtrent de schending van artikel 2.24b Aw 2012 op sommige onderdelen onvoldoende had uitgewerkt. AVR heeft er dus een voldoende processueel belang bij om haar stellingen verder uit te werken, onder meer door overlegging van bepaalde bescheiden van Twence c.s. en de Gemeenten te vorderen. Van strijd met de goede procesorde is evenmin sprake. Het is begrijpelijk dat AVR haar stellingen in dit hoger beroep wil uitwerken met informatie uit bescheiden die Twence c.s. en de Gemeenten moeten overleggen en daarom het incident opent vóór het nemen van de memorie van grieven.
3.5.
Relevant voor de beoordeling van de incidentele vordering is het verschil van inzicht over de koers van Twence c.s. tussen enerzijds de AOT-Gemeenten en anderzijds de Overige Gemeenten. De AOT-Gemeenten hebben regelmatig aarzelingen geuit of aan het toezicht- en merendeelvereiste is voldaan en of de samenwerking met Stadt Münster voldoet aan de eisen van artikel 2.24c Aw 2012. De AOT-Gemeenten wensen hun aandelen in de Holding van de hand te doen, maar hebben daarover nog geen overeenstemming kunnen bereiken met de Overige Gemeenten. Twence c.s. en de Overige Gemeenten hebben de kritische opmerkingen van de AOT-Gemeenten, kort gezegd, afgedaan als onderdeel van een strategie om een mooie prijs voor hun aandelen te krijgen, maar daarmee wordt naar het oordeel van het hof onvoldoende recht gedaan aan de ernst van de zorgen van de AOT-Gemeenten. Het hof aanvaardt dat AVR haar stellingen omtrent het niet voldaan zijn aan het toezicht- en merendeelvereiste – vereisten waarop zij als derde/concurrent van Twence c.s. weinig zicht heeft – mede uitwerkt aan de hand van de kritische opstelling van de AOT-Gemeenten.
Het toezichtvereiste
3.6.
AVR heeft verdedigd dat uit het arrest HvJ EU van 22 december 2022, ECLI:EU:C:2022:1022 (
Sambre & Biesme) zou volgen dat de holdingstructuur, zoals die bestaat tussen de Holding en Avi-Twente en Bioconversie, in het kader van een quasi-inbesteding niet meer is toegelaten. Het hof laat de juistheid van deze stelling in het midden, omdat een beslissing daarover voor de beoordeling van de vordering tot inzage in bescheiden niet nodig is. Het zal daarover als dat nodig is in de hoofdzaak een beslissing nemen.
3.7.
AVR heeft in de nrs. 3.21 e.v. van de conclusie van repliek een lange lijst met klachten van vooral de AOT-Gemeenten over het beleid van Twence c.s. weergegeven. De klachten hadden vooral betrekking op onvoldoende informatievoorziening over de volgende onderwerpen: de risico’s van het voortzetten van de quasi-inbesteding, mede in het licht van de afnemende hoeveelheden afval, de verwachte ontwikkelingen over de hoeveelheden afval en de keuze tussen tarieven op basis van kostprijs of marktconforme tarieven. Verder klagen de AOT-Gemeenten erover dat de jaarstukken van de vennootschappen niet altijd ter inzage worden gelegd en dat besluiten van het bestuur van de Holding ter uitoefening van het stemrecht in Avi-Twente en Bioconversie en omtrent investeringsbeslissingen niet altijd ter goedkeuring aan de Gemeenten worden aangeboden. De AOT-Gemeenten menen dat zij daardoor worden belemmerd in het effectieve toezicht op Twence c.s. Weliswaar hebben Twence c.s. en de Overige Gemeenten gereageerd op deze kritiek in hun conclusie van dupliek, maar AVR heeft niettemin aan de hand van de kritische geluiden van de AOT-Gemeenten voor de beoordeling van de vorderingen ex artikel 843a Rv voldoende aangevoerd in het kader van het toezichtvereiste van artikel 2.24b Aw 2012, in die zin dat een deel van de door haar gevorderde documenten en bescheiden nodig is om in de hoofdzaak te kunnen beoordelen of aan dit vereiste is voldaan.
Het merendeelvereiste
3.8.
AVR heeft verder aangevoerd dat de quasi-inbesteding niet voldoet aan het merendeelvereiste. Zij stelt dat de omzet van Twence c.s. voor minder dan 80% wordt behaald met activiteiten voor de Gemeenten. Twence c.s. en de Overige Gemeenten hebben gesteld dat zij het merendeelvereiste hebben berekend aan de hand van de totale tonnage die Avi-Twente en Bioconversie hebben verwerkt. In artikel 2.24a lid 4 Aw 2012 is bepaald dat de aanbestedende dienst het merendeelvereiste van meer dan 80% van alle activiteiten kan aantonen aan de hand van de gemiddelde totale omzet of een geschikte alternatieve op activiteit gebaseerde maatstaf. In de hoofdzaak zal het hof moeten beoordelen of het Twence c.s. en de Overige Gemeenten vrijstaat om de vervulling van het merendeelvereiste aan te tonen aan de hand van de tonnage die de Gemeenten hebben aangeleverd. Omdat het hof daarover nu geen beslissing neemt, zullen Twence c.s. en de Gemeenten worden verplicht niet alleen de relevantie informatie over de tonnage, maar ook die over de behaalde omzet te geven.
3.9.
In de hoofdzaak zal de stelling van AVR dat de tonnage afval afkomstig van Stadt Münster niet mag worden toegevoegd aan de tonnage die Avi-Twente en Bioconversie voor de Gemeenten verwerken een rol spelen in de toets of voldaan is aan het merendeelcriterium. Verder verdedigt AVR dat, als de samenwerking met Stadt Münster zich al verdraagt met het aanbestedingsrecht, het afval vanuit Stadt Münster moet worden verwerkt tegen de kostprijs. Twence c.s. en de Overige Gemeenten zijn het op beide punten met AVR oneens. Tussen partijen is niet in geschil dat als die tonnage niet in de berekening mag worden meegenomen, niet wordt voldaan aan het merendeelcriterium. De vragen of de tonnage al of niet mag worden meegenomen en zo ja al of niet tegen kostprijs, moet in de hoofdzaak worden beantwoord aan de hand van uitleg van artikel 2.24c Aw 2012. De over en weer tussen Stad Münster en de twaalf Gemeenten bestaande verplichtingen zijn vastgelegd in de Samenwerkingsovereenkomst van 13 december 2012 (productie 13 bij de conclusie van antwoord van Twence c.s. en de Overige Gemeenten). AVR heeft onvoldoende toegelicht waarom zij voor beantwoording van de vragen of de tonnage van Stadt Münster mag meetellen of niet en zo ja, tegen welke prijs, nog aanvullende documenten nodig heeft. Voor zover de vorderingen van AVR op de samenwerkingsovereenkomst met Stadt Münster betrekking hebben, zullen zij worden afgewezen.
3.10.
AVR voert aan dat voor het merendeelvereiste ook relevant is de tonnage aan afval die Twence van derden betrekt. Zou dat niet zo zijn, dan zouden de regels omtrent quasi-inbesteding gemakkelijk kunnen worden omzeild door de activiteiten voor derden over te brengen naar een groepsmaatschappij, zo verdedigt zij. Volgens Twence c.s. en de Overige Gemeenten is deze tonnage niet relevant, omdat het gaat om het merendeelvereiste ten opzichte van Avi-Twente, respectievelijk Bioconversie. Deze rechtspersonen hebben immers overeenkomsten met de Gemeenten gesloten tot verwerking van hun afval. AVR heeft erop gewezen dat het Gerechtshof Den Haag over dit onderwerp prejudiciële vragen overweegt te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (arrest van 13 juni 2023, zaaknr. 200.290.736). Tussen partijen is overigens niet in geschil dat als de tonnage die Twence heeft verwerkt moet worden meegerekend, niet aan het merendeelvereiste is voldaan. Dit brengt mee dat het niet nodig is dat AVR de beschikking krijgt over aanvullende informatie over dit onderwerp uit andere documenten. Voor zover de vorderingen van AVR betrekking hebben op de tonnage aan Twence geleverde afval, zullen zij worden afgewezen.
3.11.
AVR voert ten slotte aan dat zelfs als de tonnage die door Stadt Münster wordt aangeboden of aan Twence wordt aangeboden, niet wordt meegewogen er dan nog steeds niet wordt voldaan aan het merendeelvereiste, omdat dan nog steeds niet meer dan 80% van het aan Avi-Twente en Bioconversie aangeboden afval van de Gemeenten afkomstig is. Volgens AVR zijn de rapporten van Accuracy die in opdracht van Twence c.s. en de Overige Gemeenten heeft onderzocht of de tonnage van afval van de Gemeenten in de jaren 2019, 2020 en 2021 meer dan 80% van alle tonnage bedroeg, niet bruikbaar. Uit de bijlagen 3 en 5 bij het rapport van Accuracy van 25 januari 2022 blijkt volgens AVR dat ook afval van derden is meegerekend bij de bepaling van het aandeel van de Gemeenten in de tonnages. Verder baseert AVR zich op brieven van AOT-Gemeenten aan Twence c.s. waarin de vrees wordt geuit dat het door de Gemeenten aangeleverde tonnage onvoldoende is om aan het merendeelvereiste te voldoen (zie de citaten in nrs. 3.101 van de conclusie van repliek). In de hoofdzaak zal, indien nodig, moeten worden beslist of de verwijten van AVR al of niet terecht zijn. Voor de vordering ex artikel 843a Rv heeft AVR voldoende gesteld over haar belang om aan de hand van documenten verder te worden geïnformeerd over de tonnages die worden verwerkt door Avi-Twente en Bioconversie.
Rechtmatig belang, rechtsbetrekking, gewichtige redenen
3.12.
AVR heeft voor de beoordeling van haar vorderingen in dit incident voldoende aannemelijk gemaakt dat bij het aangaan van de overeenkomsten tot verwerking van het afval van de Gemeenten door Avi-Twente en Bioconversie met ingang van 1 juli 2022 mogelijk de regels van het aanbestedingsrecht niet zijn nageleefd. AVR heeft daarmee ook voldoende toegelicht dat dit mogelijk tegenover haar onrechtmatig is en dat daarmee is voldaan aan het vereiste dat de opgevraagde bescheiden betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij zij partij is. Zij heeft om deze redenen ook een rechtmatig belang bij toewijzing van haar vordering.
3.13.
AVR vordert overlegging van een groot aantal documenten, door haar gerubriceerd van a) tot en met q). Twence c.s. en de Overige Gemeenten hebben er terecht op gewezen dat de vordering in die omvang niet toewijsbaar is, omdat het informatie betreft waarover AVR al beschikt of die onvoldoende verband houdt met de rechtsbetrekking in geschil of die niets toevoegt aan de beoordeling van een louter juridisch verschil van inzicht of die bedrijfsvertrouwelijke gegevens betreft die Twence c.s. en de Gemeenten op grond van gewichtige redenen niet behoeven over te leggen. Het hof zal daarom Twence c.s. en de Gemeenten bevelen om de navolgende documenten aan AVR ter beschikking te stellen:
Algemeen
1. de enkelvoudige jaarrekeningen van Avi-Twente, Bioconversie en Twence over de jaren 2019, 2020 en 2021,
2. alle concepten van en het daarop geleverde commentaar op de overeenkomsten die Avi-Twente en Bioconversie omstreeks 1 juli 2022 met de Gemeenten hebben gesloten,
Met betrekking tot het toezichtvereiste
3 alle documenten die betrekking hebben op een verschil van inzicht over het beleid van Twence c.s. tussen een of meer van de Gemeenten enerzijds en Twence c.s. anderzijds,
4. alle documenten waaruit blijkt dat de organen van Twence c.s. hebben geweigerd informatie ter beschikking te stellen aan een of meer van de Gemeenten,
Met betrekking tot het merendeelvereiste
5. alle documenten waarin ter discussie staat of in de jaren 2019, 2020 en 2021 wordt voldaan aan de 80%-norm ter zake van de omzet of de tonnage.
3.14.
Mocht een van de hierboven genoemde onderwerpen worden besproken in een document dat voor het overige onderwerpen betreft die niet relevant zijn voor dit geschil, dan kunnen die passages worden zwart gemaakt.
3.15.
Omdat de Gemeenten overheidslichamen zijn die ook zonder prikkel van het verbeuren van dwangsommen rechterlijke uitspraken zullen naleven, omdat hetzelfde geldt voor rechtspersonen die door de Gemeenten worden gecontroleerd en omdat anders executiegeschillen dreigen met als inzet of een bepaald document nu wel of niet binnen de reikwijdte van de veroordeling valt, zullen de gevorderde dwangsommen worden afgewezen.
De conclusie
3.16.
De incidentele vordering zal zoals in 3.13 weergegeven worden toegewezen. De beslissing omtrent de proceskosten zal het hof aanhouden tot het eindarrest. In de hoofdzaak zal de zaak naar de rol worden verwezen voor het nemen van de memorie van grieven en zal verder iedere beslissing worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
In het incident
veroordeelt Twence c.s. en de Gemeenten om binnen een maand na betekening van dit arrest de navolgende documenten ter beschikking te stellen aan AVR:
Algemeen
1. de enkelvoudige jaarrekeningen van Avi-Twente, Bioconversie en Twence over de jaren 2019, 2020 en 2021,
2. alle concepten van en het daarop geleverde commentaar op de overeenkomsten die Avi-Twente en Bioconversie omstreeks 1 juli 2022 met de Gemeenten hebben gesloten,
Met betrekking tot het toezichtvereiste
3 alle documenten die betrekking hebben op een verschil van inzicht over het beleid van Twence c.s. tussen een of meer van de Gemeenten enerzijds en Twence c.s. anderzijds,
4. alle documenten waarin de organen van Twence c.s. hebben geweigerd informatie ter beschikking te stellen aan een of meer van de Gemeenten,
Met betrekking tot het merendeelvereiste
5. alle documenten waarin ter discussie staat of wordt voldaan aan de 80%-norm ter zake van de omzet of de tonnage.
houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan tot hierover bij eindarrest zal worden beslist;
wijst het anders of meer gevorderde af;
in de hoofdzaak in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum 26 maart 2024 voor memorie van grieven namens AVR
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. de Vries, A.A. van Rossum en S.M. Evers , en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.