ECLI:NL:GHARL:2023:9604

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
200.299.353
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over aansprakelijkheid aannemer voor stucwerk op ongeschikte panelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] Timmerwerken voor stucwerk dat is aangebracht op panelen van [appellant]. De zaak betreft een geschil over de vraag of [geïntimeerde] Timmerwerken de vader van [appellant] heeft gewaarschuwd voor de problemen die konden ontstaan door het aanbrengen van stucwerk op de panelen. In een eerder tussenarrest heeft het hof [appellant] toegelaten tegenbewijs te leveren tegen de stelling dat zijn vader was gewaarschuwd. Tijdens het getuigenverhoor zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder [geïntimeerde] en [naam1], die betrokken waren bij de werkzaamheden. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat [geïntimeerde] de vader van [appellant] heeft gewaarschuwd. De verklaringen van de getuigen waren tegenstrijdig en de verklaring van [geïntimeerde] werd niet voldoende ondersteund door andere getuigen. Het hof oordeelde dat [appellant] erin is geslaagd tegenbewijs te leveren en dat [geïntimeerde] Timmerwerken aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door het aanbrengen van het stucwerk. Het hof heeft de vordering van [appellant] gedeeltelijk toegewezen, inclusief schadevergoeding en proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.299.353
zaaknummer rechtbank 8061138
arrest van 14 november 2023
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiser
hierna: [appellant]
advocaat: mr. S.A. van Snippenburg
tegen
[geïntimeerde] Timmerwerken B.V.
die is gevestigd in [vestigingsplaats]
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna: [geïntimeerde] Timmerwerken
advocaat: mr. S.V.M. Stevens

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

Inleiding
1.1.
In deze zaak moeten de volgende vragen beantwoord worden: heeft [geïntimeerde] Timmerwerken de vader van [appellant] (hierna: [de vader] ) gewaarschuwd voor de problemen die zouden kunnen ontstaan als de voor een dakopbouw van [appellant] gebruikte panelen gestukt zouden worden en of een dergelijke waarschuwing aan [de vader] in plaats van [appellant] zelf gedaan mocht worden. Deze laatste vraag heeft het hof in zijn tussenarrest van 20 december 2022 bevestigend beantwoord. In datzelfde tussenarrest heeft het hof [appellant] toegelaten tegenbewijs te leveren tegen het in de procedure bij de kantonrechter bewezen geachte feit dat [de vader] gewaarschuwd is voor de problemen die kunnen ontstaan door stucwerk aan te brengen op de panelen.
1.2.
Naar aanleiding van dit arrest heeft [appellant] vier getuigen doen horen: zichzelf, de heer [geïntimeerde] , destijds bestuurder van [geïntimeerde] Timmerwerken, de heer [naam1] (volgens het proces-verbaal van enquête bij de kantonrechter) of [naam1] (volgens het proces-verbaal van enquête in hoger beroep)(hierna: [naam1] ) en de echtgenote van [appellant] , mevrouw [naam2] . [geïntimeerde] Timmerwerken heeft vervolgens afgezien van contra-enquête. Beide partijen hebben een memorie na getuigenverhoor genomen en partijen hebben het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.
De waardering van het tegenbewijs
1.3.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat voldoende is vast komen te staan dat [de vader] is gewaarschuwd voor de problemen die kunnen ontstaan door stucwerk aan te brengen op de panelen. De kantonrechter heeft dat oordeel gebaseerd op de verklaring van [geïntimeerde] in de procedure bij de kantonrechter en met name de getuigenverklaring van [naam1] . In de procedure bij de kantonrechter heeft geen contra-enquête plaatsgevonden. Volgens het proces-verbaal van het getuigenverhoor van [naam1] bij de kantonrechter is hij daar zonder tolk gehoord en heeft hij, voor zover relevant, verklaard:

Ik heb ook tegen de vader van [appellant] gezegd dat de platen niet mochten worden gestukt. Dat heeft [geïntimeerde] ook gezegd. Toen ik dat tegen [appellant] heb gezegd was ik alleen met hem. Later zal de heer [geïntimeerde] er ook geweest zijn maar ik weet niet wat daar is besproken.
1.4.
Tijdens het getuigenverhoor bij de kantonrechter heeft [geïntimeerde] , voor zover relevant, verklaard:

Ik heb gezegd dat op die platen niet gestukt mag worden. (…) Ik heb nagevraagd bij de leverancier, of er op cempanel platen gestukt mag worden, de leverancier zei dat dat niet kon. Dat heb ik tegen meneer [de vader][ [de vader] , toevoeging hof]
gezegd. Ik heb tegen [de vader] gezegd dat er andere platen op moesten, maar dat vond hij te duur. We hebben gezegd tegen de klant, het kan niet, maar als de klant het dan toch wil dan voeren we het toch uit. (…)
Op dat moment was de heer [naam1] er niet bij. Later zijn we nog een keer met zijn tweeën geweest en toen heeft [naam1] nog eens tegen [de vader] gezegd dat er niet op gestukt mocht worden. Ik zei nog tegen [naam1] , ja die man die wil dat, dus dan moeten we het maar doen. Ik heb om die reden ook gezegd dat er geen garantie op gegeven kan worden.
1.5.
In het getuigenverhoor in de procedure in hoger beroep heeft [geïntimeerde] , voor zover relevant, verklaard:

U vraagt mij wat ik kan verklaren over de vraag of [de vader] gewaarschuwd is. Ik zeg daarop het volgende: hij kreeg een brief van de gemeente dat het niet goed was met de opbouw. Ik heb toen nog gesuggereerd een revisietekening in te leveren, maar dat wilden ze niet. Zij wilden dat het gestuct werd en dat er een rond raam ingezet werd. Ik heb toen nog gezegd dat al de platen er dan af moesten, omdat deze platen die ademen niet, maar dat wilden ze niet. U vraagt mij naar meer details over hoe dat gegaan is. Ik werd gebeld door [de vader] die mij vertelde dat de gemeente de opbouw had afgekeurd. Ik heb toen gezegd, ik kom wel even langs en ik ben toen ’s morgensvroeg een keer daarnaartoe gegaan. Ik heb toen nog gevraagd: wil je niet toch een revisietekening? Want zij wilden geen stucwerk aan het begin toen we die opbouw zouden bouwen. (. . .) Ik heb toen nog gezegd: ik moet wel even kijken of dat kan, maar ik had al bedacht dat dat waarschijnlijk niet kon, want dat is wel eens vaker gebeurd. Ik ben toen naar onze bouwmaterialenhandel geweest om te vragen of je op die panelen kon stucen en ik heb toen gezegd dan kom ik een keertje langs met de stukadoor om het te bespreken. De bouwmaterialenhandel heeft toen gezegd dat je hier niet op kon stucen. Ik heb toen met hem gebeld en gezegd dat je er niet op kon stucen en gezegd: maar dan kom ik langs met de stukadoor en dan hebben we het erover wat we kunnen doen. (…) Die tweede afspraak met de stukadoor heeft plaatsgevonden bij [appellant] , [de vader] was erbij, ik was erbij en de stukadoor was erbij.
U vraagt mij wanneer die tweede bespreking ongeveer plaatsvond en ik denk dat het een week na de eerste bespreking was. Ik had toen ook een prijs voor nieuwe platen, maar [de vader] zei toen: dat wordt veel te duur, kan je het niet toch stucen? Ik heb toen gezegd: dat kan niet, maar hij wilde dat toch, want hij had blijkbaar met iemand gesproken die had gezegd dat als je voorzorgsmaatregelen had genomen, het toch kon. Ik heb toen ook gezegd dat hij hier geen garantie op kreeg. De stukadoor was ook bij deze bespreking, die heeft hem verteld dat je op deze panelen niet kon stucen, maar de stukadoor was niet bij de hele bespreking aanwezig, want die is naar zijn werk gegaan. De stukadoor was meneer [naam1] .
U vraagt mij hoe ik dan met [de vader] over het stucwerk heb gesproken. Ik heb hem uitgelegd dat die cempanel colorplaten een dichte structuur hebben en niet ademen, zodat je net als bij hout, er niet op kan stucen. Als je erop stuct valt het er op een gegeven moment van af. Zoals ik net zei, [de vader] had met iemand gesproken die zei dat als je voorzorgsmaatregelen nam, zoals een lijm erdoor en schuren, het wel moest kunnen. Ik heb dat ook besproken met de bouwmaterialenhandel en die zeiden dat dat niet kon, maar hebben mij toen het beste middel gegeven en ik heb de opbouw ook geschuurd en de naden tussen de platen dichtgemaakt met gaas, maar ik heb toen duidelijk tegen hem gezegd: geen garantie. Meneer [naam1] was er alleen aan het begin bij en die heeft tegen [de vader] gezegd dat je er niet op kon stucen en die is daarna weggegaan, want die kon verder niet veel doen. (…)
U vraagt mij of [naam1] mij ooit iets heeft verteld over contact met de familie [appellant] . Hij heeft verteld dat hij een keer koffie had gekregen van mevrouw [appellant] . Dat stond niet in zijn getuigenverklaring, maar dat is toen wel gezegd op de zitting. U houdt mij voor dat [naam1] in zijn getuigenverklaring bij de kantonrechter heeft verklaard dat toen hij tegen [appellant] zei dat je niet kon stucen op de panelen, hij alleen was met de heer [appellant] . Ik zeg u dat klopt niet, want ik was daar bij. Daarna is hij weggegaan en hij weet dus niet wat ik later met [de vader] heb besproken. (…)”
1.6.
[naam1] , die na [geïntimeerde] gehoord werd, heeft voor zover relevant, verklaard:
“(…)
U vraagt mij hoe vaak ik met iemand van de familie [appellant] heb gesproken voordat ik het stucwerk heb aangebracht. Ik zeg u dat [geïntimeerde] met de familie [appellant] gesproken heeft en ik vervolgens het werk gedaan heb. U vraagt mij of ik ooit bij een bespreking met de heer [geïntimeerde] geweest ben en de heer [appellant] . Ik ben geloof ik één keer bij een bespreking geweest met [geïntimeerde] en ik dacht met de vader [appellant] . U vraagt mij waar deze bespreking was. Ik zeg u iemand heeft toen voor mij de deur open gedaan. U vraagt mij waar dat was, dat was bij de woning. Iemand moest voor mij de deur opendoen zodat ik aan de slag kon. Toen ik aan het werk ging, was ik niet alleen, maar was er ook iemand van het timmerbedrijf aanwezig. De dag erna was er niemand en moest er iemand voor mij open doen. Ik heb nooit met iemand van de familie [appellant] gesproken. Mijn werkgever zegt mij welk werk ik moet doen en iemand heeft de deur voor mij open gedaan en toen heb ik het werk gedaan, maar ik heb niet met iemand gesproken. U vraagt mij te verduidelijken, omdat ik eerder zei dat ik een keer bij een bespreking geweest was. Ik bedoelde daarmee ik ben één keer daar geweest en iemand heeft de deur voor mij open gedaan. U vraagt mij of ik ooit met iemand van de familie [appellant] heb gesproken. Ik heb één keer met iemand gesproken tijdens de pauze, want toen kreeg ik koffie. Dat was met mevrouw [appellant] . Ik was toen ook niet alleen, er was ook ander personeel bij.
U vraagt mij welke gedachte ik had bij het stucwerk. Er zaten daar platen op, dat mag je niet stucen. Ik heb dat gezegd tegen [geïntimeerde] en we hebben toen speciale lijm daarop aangebracht. [geïntimeerde] heeft toen ook nog uitgezocht hoe dat moest. Ik heb niet tegen iemand anders dan [geïntimeerde] gezegd dat je niet op die platen kan stucen. Het is moeilijk om mij te herinneren, want het is lang geleden en ik kon niet elke dag werken want het was slecht weer, maar ik denk dat ik iets meer dan een week in werkdagen ben bezig geweest. Ik heb gedurende deze periode één keer koffie gekregen, want er was verder niemand.
U vraagt mij hoe het zit met mijn getuigenverklaring bij de rechter tijdens de eerdere procedure bij de rechtbank waarin ik heb gezegd dat ik tegen de vader van [appellant] heb gezegd dat de platen niet mochten worden gestuct. [geïntimeerde] is mijn werkgever, ik heb [geïntimeerde] gezegd dat het niet mocht. [geïntimeerde] heeft onderzoek gedaan. Vervolgens ben ik het gaan doen. Ik heb met niemand anders gesproken dan met [geïntimeerde] . U vraagt mij hoe dat dan zit met mijn verklaring bij de kantonrechter. Ik heb één keer met vader [appellant] gesproken toen hij de deur voor mij open deed. Ik was toen binnen aan het werk en nog niet aan de buitenkant. Als het slecht weer was werkte ik binnen en als het goed weer was werkte ik buiten. Dit was wel allemaal in 2012. Ik heb toen [appellant] voor mij open deed niet inhoudelijk met hem gesproken. Ik ben er niet voor om met de opdrachtgever te spreken. Dat doet [geïntimeerde] . Als [geïntimeerde] tegen mij zegt dat ik moet stucen, dan ga ik stucen. Niemand heeft mij ooit gevraagd of je moet stucen of niet moet stucen.
U vraagt mij hoe het kan dat in mijn getuigenverklaring bij de kantonrechter staat dat ik ook tegen de vader van [appellant] heb gezegd dat de platen niet mochten worden gestuct. U vraagt mij hoe dat getuigenverhoor gegaan is. Ik zeg u mij werd gevraagd wat ik gebruikt had, voorstrijk en dat soort dingen. Misschien heeft de rechter mij verkeerd begrepen. U vraagt mij of ik ooit met de familie [appellant] gesproken heb over het stucwerk. Ik krijg een opdracht van mijn werkgever en als die zegt dat ik het moet doen, moet ik het doen. U vraagt mij of ik ooit tegen iemand van de familie [appellant] heb gezegd dat je op deze platen niet kan stucen. Het is lang geleden. Ik weet het niet zeker, maar ik denk van niet. Ik heb één keer vader [appellant] gezien toen hij de deur open deed en één keer koffie gehad van mevrouw [appellant] en verder heb ik geen interactie gehad met de familie [appellant] . U houdt mij voor dat [geïntimeerde] een verklaring heeft afgelegd waarin hij zegt dat ik samen met hem bij de familie [appellant] geweest ben voordat het werk begon. U vraagt mij of ik mij een dergelijke bespreking herinner. Ik antwoord daarop ja. Ik ben een keer met [geïntimeerde] bij de familie [appellant] geweest, alleen voor de plek, niet om te vergaderen. [geïntimeerde] heeft mij toen laten zien wat ik moest doen. Ik heb toen niet met iemand van de familie [appellant] gesproken. Ik heb dit werk niet zelf aangenomen. [geïntimeerde] was de opdrachtgever. U vraagt het mij nog een keer, u legt mij uit dat mijn verklaring bij de eerdere rechter een belangrijke verklaring was en dat mede daarom de rechter [appellant] ongelijk heeft gegeven. U houdt mij ook voor dat mijn verklaring nu anders is en dat beide verklaringen onder ede zijn afgelegd en dat verklaringen onder ede waar moeten zijn. U vraagt mij hoe dit kan en vraagt mij of ik dan denk dat de eerdere rechter zich vergist heeft. Ja, dat moet zo zijn. (…)
U vraagt mij of wat ik vandaag verklaard heb, klopt. Ja, dat klopt. U vraagt mij of wat ik eerder bij de rechter in de procedure bij de rechtbank heb verklaard klopt, dat ene ding klopt niet. (…)
U vraagt mij of ik nog iets anders kan verklaren over de vraag of iemand de vader van [appellant] heeft gewaarschuwd dat het stucwerk niet op de panelen mocht. [geïntimeerde] heeft dat verteld. U vraagt mij hoe ik dat weet. Ik heb dat [geïntimeerde] verteld en als ik dat aan [geïntimeerde] heb verteld, heeft hij dat aan de vader van [appellant] verteld. Ik was daar niet bij. Bij voorlezen verbeter ik dit: de eerste dag waren wij met z’n drieën, ik, [geïntimeerde] en vader [appellant] . Ik heb toen tegen [geïntimeerde] gezegd dat je op deze platen niet mocht stucen en [geïntimeerde] heeft dat aan vader [appellant] gezegd. (…)
Op de vraag van meneer [geïntimeerde] of ik samen met hem daar geweest ben en met [de vader] heb gesproken, zeg ik, ik ben op de eerste dag van de werkzaamheden buiten daar samen met [geïntimeerde] geweest en ik denk dat [de vader] daarbij aanwezig was. Op de eerste dag van de werkzaamheden aan de buitenkant waren vader [appellant] en [geïntimeerde] daar. Ik heb toen gesproken of je op die platen kon stucen. Ik heb toen tegen [geïntimeerde] gezegd dat je niet mocht stucen en [geïntimeerde] heeft het tegen de vader van [appellant] gezegd. U houdt mij voor dat dit anders is dan wat ik eerder verklaard heb. Meneer, het is lang geleden. Wij doen ons best. Ik heb ook zoiets niet eerder meegemaakt. (…)
1.7.
[appellant] heeft in zijn getuigenverhoor in het hoger beroep, voor zover relevant, verklaard:
“ (…)
U vraagt mij hoe dat ging nadat ik van de gemeente had gehoord dat de afbouw was afgekeurd. Wij hebben toen contact opgenomen met de heer [geïntimeerde] en besproken dat er alsnog gestuct moest worden. U vraagt mij wie ik bedoel met wij en ik denk dat ik dat geweest ben. U vraagt mij ook hoe ik contact heb opgenomen, dat weet ik niet meer precies maar dat was per telefoon en met appjes, een combinatie daarvan. Wat daar toen is besproken, is dat er alsnog gestuct moest worden. Er is toen helemaal niet gewaarschuwd dat dat stucen niet zou kunnen. De heer [geïntimeerde] is toen ook nog een keer bij ons thuis geweest.
U vraagt mij of ik meer kan vertellen over de conversatie met de heer [geïntimeerde] . Dat was niet prettig. Wij dachten dat we klaar waren. Mij was verteld dat er gebouwd was conform de tekening. Nu bleek dat het huis toch weer in de steigers moest en dat geeft natuurlijk weer overlast. Wij hadden net de kleine, die was in 2010 geboren. U vraagt mij of er toen ook gesproken is over de kosten. De heer [geïntimeerde] heeft toen een nieuwe offerte uitgebracht en we hadden weinig keuze dan daarmee akkoord te gaan. Als wij het niet deden, zou de gemeente het desnoods voor ons doen. U vraagt mij of ik in meer detail kan verklaren over wat er over het stucwerk is besproken. De heer [geïntimeerde] heeft een offerte gemaakt en heeft toen tussen neus en lippen door gezegd: ik weet niet of je op die panelen kan stucen. Dat moest hij uitzoeken. (…) De heer [geïntimeerde] heeft dat toen zelfstandig uitgezocht. Later bleek dat hij een of ander hechtmiddel door het stucwerk moest doen. Ik weet niet meer of dat hechtmiddel door het stucwerk of op de gevel moest, ik weet alleen nog dat er een hechtmiddel gebruikt moest worden, volgens de heer [geïntimeerde] .
1.8.
Het hof oordeelt dat [appellant] er in is geslaagd tegenbewijs te leveren tegen het in de procedure bij de kantonrechter bewezen feit dat [de vader] gewaarschuwd is voor de problemen die kunnen ontstaan door stucwerk aan te brengen op de panelen. Het hof komt tot die conclusie omdat er te veel twijfel bestaat over zowel het antwoord op de vraag of [geïntimeerde] bij deze tweede bijeenkomst heeft gewaarschuwd en wat deze waarschuwing dan precies inhield.
1.9.
Ten aanzien van de vraag of bij de tweede bijeenkomst is gewaarschuwd geldt het volgende. [geïntimeerde] heeft dat duidelijk verklaard en verklaard dat [naam1] daarbij – in het begin – aanwezig was. De verklaring van [geïntimeerde] wordt echter niet ondersteund door [naam1] . Weliswaar bevestigt [naam1] dat hij dacht één keer bij een bespreking te zijn geweest met [geïntimeerde] en – naar hij dacht – [de vader] ; maar eerder in zijn verklaring verklaart hij ook dat hij nooit met iemand van de familie [appellant] heeft gesproken. [naam1] verklaart verder dat hij tegen [geïntimeerde] heeft gezegd dat op de platen niet gestukt kon worden, maar dat hij dat niet tegen iemand anders heeft gezegd. [naam1] neemt verder aan dat [geïntimeerde] dat vervolgens tegen [de vader] heeft gezegd, maar zegt ook dat hij daar niet bij was. Weliswaar lijkt hij later te zeggen dat hij er misschien toch bij was, maar zijn eerste spontane verklaring, niet in antwoord op een specifieke vraag van [geïntimeerde] over een bijeenkomst, is op dit punt duidelijk. Of er bij deze tweede bespreking dus een mededeling aan [de vader] is gedaan en, zo ja, wat de inhoud daarvan was wordt naar het oordeel van het hof dus uitsluitend ondersteund door de verklaringen van [geïntimeerde] . Daartegenover staat de schriftelijke verklaring van [de vader] waarin niets gezegd wordt over een waarschuwing en de verklaring van [appellant] en zijn echtgenote die ontkennen dat er gewaarschuwd is of daarvan gehoord te hebben.
1.10.
Ten aanzien van de inhoud van de waarschuwing geldt het volgende. [appellant] zelf stelt in zijn getuigenverklaring dat [geïntimeerde] heeft gezegd dat hij uit moest zoeken of je op de panelen kon stuken. Klaarblijkelijk was dat dus een onderwerp waar nog over gesproken moest worden. Dat blijkt ook uit de schriftelijke verklaring van [de vader] waarin staat: “
Na veel heen en weer gebeld hebben wij besloten dan maar €5000 te betalen want er moest speciale lijm op de gevel aangebracht worden en speciaal lijm door het stucwerk voor hechting.” Ook [geïntimeerde] bevestigt dat gesproken is over aanvullende maatregelen die genomen konden worden. Partijen zijn het er dus over eens dat er initieel gesproken is over de vraag of er op de panelen gestukt kon worden. Volgens geen van de verklaringen is bij het eerste gesprek over dit onderwerp aangegeven dat er niet gestukt kon worden: ook [geïntimeerde] zelf heeft immers verklaard dat hij heeft gezegd dat hij nog “
wel even moest kijken of dat kon”. Ook in het telefoongesprek van [geïntimeerde] met [de vader] heeft [geïntimeerde] volgens zijn verklaring weliswaar gezegd dat je op de panelen niet kon stuken, maar ook “(…)
dan kom ik langs met de stukadoor en dan hebben we het erover wat we kunnen doen.” Dat is onvoldoende voor een waarschuwing voor de problemen die kunnen ontstaan door stucwerk aan te brengen op de panelen, omdat deze mededeling suggereert dat aanvullende maatregelen – die ook daadwerkelijk zijn getroffen – stuken toch mogelijk zouden kunnen maken.
1.11.
Het komt er dus op aan of tijdens de tweede bespreking, waar volgens [geïntimeerde] [naam1] bij aanwezig was, gewaarschuwd is voor de problemen die kunnen ontstaan door stucwerk aan te brengen op de panelen, ondanks de genomen maatregelen. [geïntimeerde] heeft verklaard dat hij dat gezegd heeft: hij wijst erop dat hij heeft gezegd, “het kan niet”, dat [de vader] toen heeft gezegd dat hij het toch wilde en dat [geïntimeerde] dan geen garantie gaf. [naam1] echter verklaart slechts dat hij gezegd heeft dat je op de panelen niet kon stuken. Dat ook aangegeven is dat de genomen maatregelen ook niet hielpen, heeft hij niet verklaard. Dat klopt ook met de verklaring van [geïntimeerde] zelf, die verklaart dat [naam1] alleen bij het begin aanwezig was. Ook andere verklaringen bevestigen niet dat [geïntimeerde] inderdaad heeft gezegd: “geen garantie” of anderszins heeft gewaarschuwd dat stuken tot problemen zou leiden, ondanks de genomen maatregelen. Als bewijs voor de inhoud van de waarschuwing is dus uitsluitend de verklaring van [geïntimeerde] aanwezig. Daartegenover staan de verklaringen van [appellant] en zijn echtgenote.
1.12.
De verklaringen van [geïntimeerde] moeten echter met behoedzaamheid worden gewaardeerd omdat hij optrad en optreedt voor [geïntimeerde] Timmerwerken. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat hij belang heeft bij de uitkomst van dit geding. Ook de verklaringen van [de vader] , [appellant] en zijn echtgenote moeten echter met behoedzaamheid worden gewaardeerd omdat ook zij belang hebben bij de uitkomst van dit geding.
1.13.
Voor het slagen van tegenbewijs is voldoende dat het door [geïntimeerde] Timmerwerken geleverd bewijs wordt ontzenuwd, dat wil zeggen dat er zodanige twijfel wordt gezaaid dat de door [geïntimeerde] Timmerwerken te stellen en te bewijzen feiten niet langer als bewezen kunnen worden beschouwd. Waar zoals hier de verklaring van [geïntimeerde] staat tegenover de verklaringen van [de vader] , [appellant] en zijn echtgenote, terwijl de verklaring van [naam1] onvoldoende steun biedt voor de verklaring van [geïntimeerde] , kan naar het oordeel van het hof niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat [geïntimeerde] [de vader] heeft gewaarschuwd voor de problemen die kunnen ontstaan door stucwerk aan te brengen op de panelen, ondanks de genomen maatregelen. [appellant] is daarmee in zijn tegenbewijs geslaagd [geïntimeerde] Timmerwerken heeft afgezien van contra-enquête en heeft overigens in hoger beroep ook geen specifiek bewijsaanbod gedaan om nader bewijs te leveren. Het hof concludeert dan ook dat niet is komen vast te staan dat [de vader] is gewaarschuwd voor de problemen die zouden kunnen ontstaan als de voor een dakopbouw van [appellant] gebruikte panelen gestukt zouden worden.
1.14.
Dit oordeel van het hof wordt niet anders als de taalproblemen bij het verhoor met [naam1] worden meegewogen. Tijdens zijn verhoor bleek dat [naam1] niet altijd begreep wat er werd gezegd, omdat hij niet goed Nederlands spreekt. Uit het proces-verbaal van het getuigenverhoor bij de kantonrechter blijkt niet dat [geïntimeerde] destijds een tolk heeft meegenomen. Ook [appellant] heeft in het getuigenverhoor bij het hof geen tolk meegenomen. Dat maakt dat slechts met voorzichtigheid conclusies uit de verklaring van [naam1] getrokken kunnen worden. Daarmee biedt de verklaring echter nog geen steun aan de verklaring van [geïntimeerde] . Ook de verklaring bij de kantonrechter, die wel de verklaring van [geïntimeerde] ondersteunde, moet gezien het slechte Nederlands van [naam1] met wantrouwen bekeken worden. [geïntimeerde] Timmerwerken heeft er in haar memorie na enquête op gewezen dat zij bij het getuigenverhoor voor het gebrekkige Nederlands van [naam1] aandacht heeft gevraagd. [geïntimeerde] Timmerwerken heeft echter [naam1] , na het getuigenverhoor bij het hof, niet alsnog in contra-enquête opgeroepen om met behulp van een tolk nogmaals gehoord te worden. Dat had wel voor de hand gelegen als [geïntimeerde] Timmerwerken de getuigenverklaring van [naam1] onvoldoende duidelijk of betrouwbaar vond voor het bewijs van de stellingen waarvoor hij de bewijslast heeft.
Afdoening van het geschil
1.15.
Het hof heeft in zijn tussenarrest van 20 december 2022 in r.o. 3.1 tot en met 3.5 geoordeeld dat het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] er zelf voor heeft gekozen om de gekleurde panelen zonder stucwerk voor de opbouw te gebruiken en er daarmee bewust voor heeft gekozen om af te wijken van de vergunning en de bouwtekening (rechtsoverweging 2.7 van het vonnis van 5 maart 2021) in stand blijft. De mogelijke toerekenbare tekortkoming van [geïntimeerde] Timmerwerken die aan het hof voorligt, bestaat dus slechts uit het aanbrengen van het stucwerk op een ongeschikte ondergrond (de panelen) en niet uit het aanbrengen van de panelen zelf. De consequentie daarvan is dat alleen de schade die het gevolg is van het aanbrengen van de stuclaag voor vergoeding in aanmerking komt. [appellant] heeft vervangende schadevergoeding gevorderd (art. 6:87 BW). Het hof heeft in r.o. 3.5 geoordeeld dat als [geïntimeerde] Timmerwerken [de vader] niet gewaarschuwd heeft voor de problemen hij aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade, die ten minste gelijk is aan het betaalde bedrag voor het aanbrengen van het ondeugdelijke stucwerk. Het hof heeft ook geoordeeld dat onbetwist is dat voor het aanbrengen van deze stuclaag € 4.300 is berekend. [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd dat zijn schade wegens het aanbrengen van stucwerk op een ongeschikte ondergrond hoger is dan dit bedrag, zodat het hof de schade zal begroten op dit bedrag. [appellant] heeft wettelijke rente gevorderd over de schade vanaf 1 juni 2019 als dag van verzuim. Dat heeft [geïntimeerde] Timmerwerken niet betwist, zodat het hof dat zal toewijzen.
1.16.
[appellant] heeft ook € 726 aan expertisekosten gevorderd, met wettelijke rente vanaf 26 januari 2019. Het betreft expertisekosten voor een rapport van TBA naar de oorzaak van het loslaten van het stucwerk en naar de kosten van herstel. [appellant] heeft op grond van art. 6:96 lid 2 BW recht op kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. [geïntimeerde] Timmerwerken heeft deze kosten en de datum van verzuim ook niet betwist. Het hof zal dit bedrag daarom toewijzen.
1.17.
[appellant] maakt ook aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Op vervangende schadevergoeding is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing. Verzuim is na 1 juli 2012 ingetreden. Het hof stelt vast dat [appellant] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het hof zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, dat wil zeggen € 555,-.
Slotsom
1.18.
Het hoger beroep van [appellant] slaagt gedeeltelijk. Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] Timmerwerken slaagt niet, zoals het hof in het tussenarrest van 20 december 2022 in r.o. 3.5 heeft overwogen. Het hof zal de uitspraak van de kantonrechter vernietigen. Omdat [geïntimeerde] Timmerwerken grotendeels in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten zowel van het principaal hoger beroep als van de procedure bij de kantonrechter veroordelen. Het hof zal wettelijke rente over de proceskosten in de procedure bij de kantonrechter toewijzen, omdat deze rente alleen in eerste aanleg gevorderd is. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [1] [geïntimeerde] Timmerwerken zal worden veroordeeld in de proceskosten van het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep.
1.19.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

2.De beslissing

Het hof:
2.1.
vernietigt de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, van 27 maart 2020 en 5 maart 2021;
2.2.
veroordeelt [geïntimeerde] Timmerwerken om aan [appellant] te betalen:
a. € 4.300,-, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 juni 2019 tot de dag van voldoening;
b. € 726,-, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 26 januari 2019;
c. € 555,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
2.3.
veroordeelt [geïntimeerde] Timmerwerken tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
a. € 486,- aan griffierecht;
b. € 104,54 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde] Timmerwerken;
c. € 747,- aan salaris van de gemachtigde van [appellant] (3 procespunten x € 249);
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] in het principaal hoger beroep:
d. € 338,- aan griffierecht;
e. € 109,71 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde] Timmerwerken;
f. € 2.508,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (3 procespunten (maximaal aantal procespunten bij tarief I) x appeltarief € 836);
g. € 170,- aan getuigentaxen;
2.4.
veroordeelt [geïntimeerde] Timmerwerken tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] in het incidenteel hoger beroep:
€ 1.254,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (1/2 x 3 procespunten x appeltarief € 836);
2.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
2.6.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.S.A. van Dam, M. Schoemaker en L.A. de Vrey en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 november 2023.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.