ECLI:NL:GHARL:2023:9599

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
200.320.960/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaal van proceskosten door eiser op gedaagde in hoger beroep na compensatie in eerdere procedure

In deze zaak heeft Innercore Music B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de vorderingen van Innercore tegen [geïntimeerde] werden afgewezen. De kern van het geschil betreft de proceskosten die Innercore op [geïntimeerde] wil verhalen, die niet zijn vergoed in een eerdere procedure tegen de commanditaire vennootschap The Men-O, waarvan [geïntimeerde] beherend vennoot is. In die procedure zijn de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat geen van de partijen de kosten vergoed kreeg. Het hof oordeelt dat de feitelijke proceskosten in de eerdere procedure niet als schade aan [geïntimeerde] kunnen worden toegerekend, omdat de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] niet op dezelfde wijze kan worden vastgesteld als die van The Men-O. Het hof benadrukt dat de proceskosten die in de procedure tegen The Men-O zijn gemaakt, niet als schade van [geïntimeerde] kunnen worden beschouwd, omdat hij niet betrokken was bij die procedure. Het hof laat het vonnis van de rechtbank in stand en wijst de vorderingen van Innercore af, waarbij het hof ook de proceskosten in hoger beroep voor zijn rekening neemt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.320.960/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 138676
arrest van 14 november 2023
in de zaak van
Bladehammer Music B.V., h.o.d.n. Innercore Music,
die is gevestigd in Haarlem,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna:
Innercore,
advocaat: mr. J. Mesman te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. C.L. Kock te Heemstede.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Innercore heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 14 september 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
• de dagvaarding in hoger beroep
• de memorie van grieven
• de memorie van antwoord
• een akte van Innercore en een antwoordakte van [geïntimeerde]

2.De kern van de zaak

2.1
Innercore wil de proceskosten op [geïntimeerde] verhalen die niet zijn vergoed in een procedure waarin de commanditaire vennootschap waarvan hij beherend vennoot is, is veroordeeld tot betaling aan Innercore. In die procedure zijn de proceskosten gecompenseerd. Dit geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
Innercore verzorgde het zakelijk management van artiesten en ontving periodiek royaltyvergoedingen van EmuBands (Ltd). De commanditaire vennootschap The Men-O was tot 1 mei 2019 statutair medebestuurder van Innercore. Op die datum is deze cv ontslagen. [geïntimeerde] is enig beherend vennoot van The Men-O.
2.3
Tussen Innercore en The Men-O is na het ontslag een verschil van mening ontstaan over de nog aan The Men-O verschuldigde management fee. The Men-O heeft toen door wijziging van het bankrekeningnummer van Innercore in het account bij EmuBands bewerkstelligd dat EmuBands vergoedingen heeft uitbetaald op de bankrekening van The Men-O, terwijl die vergoedingen waren bestemd voor Innercore. The Men-O heeft hierdoor € 8.413,97 ontvangen van EmuBands, waarvan zij slechts € 3.630,- aan Innercore heeft doorbetaald. Innercore heeft The Men-O gedagvaard tot vergoeding van schade wegens het onrechtmatig ontvangen saldo. Het gerechtshof Amsterdam heeft The Men-O daarop op
7 september 2021 veroordeeld tot betaling van € 1.829,69 en rente. Omdat partijen in die procedure over en weer op enige punten in het ongelijk waren gesteld (The Men-O had een verrekenbare vordering tot betaling van management fee op Innercore), heeft het gerechtshof de proceskosten in beide instanties gecompenseerd. The Men-O heeft voldaan aan de veroordeling. Tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam is geen cassatie ingesteld, zodat de beslissingen van dat hof tussen die partijen vast staan (gezag van gewijsde hebben gekregen).
2.4
Nadat de advocaat van Innercore op 28 oktober 2021 had meegedeeld dat van cassatie tegen het arrest van 7 september 2021 werd afgezien, ontving [geïntimeerde] een
e-mail van de indirect meerderheidsaandeelhouder van Innercore, [naam1] . Deze schreef:
Ik dacht dat je jouw lesje wel geleerd had nu (...) Die kosten heb jij veroorzaakt door met jouw CV tot in hoger beroep, tegen beter weten in, verweer te voeren (…). Ik geef je een laatste kans om dit ruiterlijk met Innercore Music op te lossen. Innercore mag niet door jouw toedoen met schade blijven zitten, schade die alleen door jouw halsstarrige en misselijkmakende handelen is veroorzaakt en die jij zo hebt laten oplopen. Dit moet jij nu toch eindelijk ook inzien en de gevolgen van jouw handelen moet je aanvaarden. Daarom moet je 30.000 Euro als bijdrage in de gemaakte (advocaat)kosten vergoeden. Dat mag ook in een betalingsregeling. (…) Zo niet, dan gaat Innercore Music die schade persoonlijk op jou verhalen. De totale kosten komen dan veel hoger uit dan 30.000 Euro.
2.5
Dit bericht was voor de advocaat van [geïntimeerde] aanleiding om de advocaat van Innercore op 5 november 2021 het volgende te schrijven.
Cliënt ervaart de brieven aan hem (waarbij uw stelling dat u de instructies van uw cliënt afwacht niet anders kan worden gezien dan als pressiemiddel cliënt alsnog te bewegen gehoor te geven aan de eisen van uw cliënt) als zeer dreigend en intimiderend. Indien er een volgende procedure zou komen, zal cliënt de zaak aan de tuchtrechter voorleggen, want uw handelwijze is evident in strijd met de wijze waarop een advocaat zich, ook tegenover wederpartij, bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt behoort te gedragen.
2.6
[geïntimeerde] is op de wensen van Innercore niet ingegaan. Dat was voor Innercore aanleiding om bij de rechtbank te vorderen:
I. dat ‘voor recht’ wordt verklaard
(i) dat [geïntimeerde] in persoon jegens Innercore onrechtmatig heeft gehandeld door de uitbetalingsgegevens bij EmuBandS zodanig te manipuleren dat de voor Innercore bestemde gelden werden uitbetaald aan een ander dan Innercore, waardoor Innercore is benadeeld c.q. schade heeft geleden en nog lijdt:
(ii) dat [geïntimeerde] op die grond volledig en zonder korting aansprakelijk is voor alle daardoor door Innercore geleden en nog te lijden schade, waaronder de volledige kosten van de door Innercore gevoerde gerechtelijke procedures tegen The Men-0;
iii) dat [geïntimeerde] onrechtmatig jegens Innercore heeft gehandeld met het dreigen met een tuchtrechtelijke klacht;
II. dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot vergoeding van de door Innercore geleden en nog te lijden schade ter zake van de naar aanleiding van het onder I gevorderde door de rechtbank vastgestelde feiten, nader op te maken bij staat;
III. dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.
2.7
De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep van Innercore is dat deze vorderingen alsnog worden toegewezen.
Het oordeel van het hof
Inleiding
2.8
Het hof zal het bestreden vonnis in stand laten. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) van Innercore zullen daarbij thematisch worden behandeld.
Uitgangspunten bij de vergoeding van proceskosten
2.9
Het verbod van eigenrichting en de daarmee samenhangende vrijheid om een ander in rechte te betrekken of zich juist te verdedigen, kunnen meebrengen dat het gerechtvaardigd is om bij de verdeling van de kosten van een procedure rekening te houden met overwegingen van procesrisico en procesbeleid. Daarmee kan worden voorkomen dat die procesvrijheid in gevaar wordt gebracht door de vrees voor een veroordeling tot omvangrijke proceskosten. De regels uit het burgerlijk procesrecht [1] omtrent kostencompensatie en, vooral, de kostenveroordeling van de verliezende partij, zijn op dat uitgangspunt gebaseerd. Deze regels bevatten als hoofdregel een limitatieve en exclusieve regeling van de kosten waarin de partij kan worden veroordeeld die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld. Ze wijken dus af van het uitgangspunt dat degene die een toerekenbare onrechtmatige daad pleegt, verplicht is de daardoor veroorzaakte schade volledig te vergoeden. Dat neemt niet weg dat een verplichting de volledige proceskosten te vergoeden in buitengewone omstandigheden wel denkbaar is. Daarbij moet worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering gelet op de evidente ongegrondheid ervan, of een kansloos verweer, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past wel terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM.
2.1
Van een dergelijk misbruik of van onrechtmatigheid was in de hiervoor genoemde procedure echter geen sprake. Daaraan doet niet af dat in die procedure het handelen van The Men-O als onrechtmatig is gekwalificeerd. Zoals hiervoor overwogen, had Innercore ondanks de in die procedure vastgestelde onrechtmatigheid van het handelen van The Men-O in beginsel immers slechts beperkt aanspraak op vergoeding van proceskosten.
2.11
De principiële vraag is dan allereerst of Innercore de niet vergoede proceskosten wél kan verhalen op een derde die niet in die procedure betrokken was. In beginsel kan dat inderdaad. Daarbij geldt dan niet de hiervoor genoemde strikte maatstaf, maar zijn de algemene regels voor aansprakelijkheid en schadevergoeding van toepassing, zoals het vereiste causale verband [2] : voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade.
2.12
De vervolgvraag is, of in dit geval de feitelijke proceskosten in de procedure tegen The Men-O op grond van het leerstuk onrechtmatige daad als schade van [geïntimeerde]
(als derde partij) kunnen worden gevorderd. Zoals de rechtbank ook al heeft overwogen, is dat niet het geval. Het hof licht dat hierna toe.
De gevorderde schade
2.13
De vordering op [geïntimeerde] is gebaseerd op het standpunt dat hij bij de procedure die tot de veroordeling van The Men-O heeft geleid, was te beschouwen als derde in de hiervoor bedoelde zin. Dat uitgangspunt is juist: The Men-O was zowel formeel als materieel [3] partij in de procedure die Innercore had aangespannen, en [geïntimeerde] was dat niet.
2.14
Onbestreden is bovendien dat [geïntimeerde] (net als The Men-O) onrechtmatig heeft gehandeld. De vraag blijft dan echter wel of de feitelijke proceskosten in de procedure tegen The Men-O als schade van [geïntimeerde] kunnen worden gevorderd.
2.15
Voor de beantwoording van die vraag is van belang dat het verwijt aan [geïntimeerde] feitelijk identiek is aan het verwijt dat The Men-O is gemaakt: aan het onrechtmatige gedrag van The Men-O lag uitsluitend het handelen van [geïntimeerde] ten grondslag. Hij is degene die heeft bewerkstelligd dat EmuBands betalingen die voor Innercore bedoeld waren, aan The Men-O heeft verricht door het bankrekeningnummer van Innercore in dat van The Men-O te veranderen. Door dit onrechtmatige handelen zijn gelden van Innercore in het vermogen van The Men-O gevloeid en heeft Innercore in zoverre schade geleden. De aansprakelijkheid van zowel The Men-O als [geïntimeerde] in privé is daarop gebaseerd.
Voor de goede orde voegt het hof hieraan toe dat het standpunt van Innercore in dit hoger beroep ongefundeerd is, dat de grondslag van de vordering in de procedure tegen The Men-O zou zijn gelegen in het leerstuk ongerechtvaardigde verrijking (in plaatst van onrechtmatige daad). Aan het geschetste uitgangspunt zou het ook niets veranderen.
2.16
De hiervoor genoemde schade (vermogensvermindering door het wegsluizen van geld) moet worden onderscheiden van schade die bestaat uit de proceskosten die moeten worden gemaakt om die vermogensvermindering ongedaan te maken (het terugvorderen van dat geld). Een rechtsvordering tegen [geïntimeerde] tot vergoeding van die vermogensschade zou immers wel toewijsbaar zijn, terwijl de feitelijke kosten van de procedure niet op hem zouden kunnen worden verhaald. De hiervoor besproken procesrechtelijke regels ten aanzien van de proceskosten zouden daaraan ook in zijn geval in de weg staan.
2.17
Bovendien moet worden bedacht dat [geïntimeerde] als enig beherend vennoot van The Men-O met zijn persoonlijk vermogen aansprakelijk is voor de schade die The Men-O Innercore heeft berokkend en tot betaling waarvan die partij is veroordeeld. Voor schulden van The Men-O is hij namelijk hoofdelijk aansprakelijk. Ten aanzien van deze aansprakelijkheid is dus sprake van vereenzelviging van [geïntimeerde] in persoon en in zijn positie van beherend vennoot van The Men-O.
2.18
Het voorgaande brengt mee dat geen relevant onderscheid bestaat tussen (i) kosten die in een procedure tegen The Men-O zijn gemaakt en (ii) kosten die in een procedure tegen [geïntimeerde] zouden zijn gemaakt, om op basis van dezelfde feitelijke grondslag hetzelfde doel te bereiken. De proceskosten die in de procedure tegen The Men-O zijn gemaakt, en die niet op The Men-O kunnen worden verhaald, zijn onder de geschetste omstandigheden dan ook niet als schade aan het onrechtmatige gedrag van [geïntimeerde] toe te rekenen.
2.19
Op al het voorgaande, en op de constatering dat Innercore geen belang heeft bij de gevraagde verklaringen voor recht, stranden de vorderingen onder I (i) en (ii) en de daarop gebaseerde schadevordering onder II. De kans dat Innercore andere schade heeft geleden dan de schade die hiervoor is besproken, is bij gebrek aan onderbouwing namelijk niet aannemelijk.
De dreiging met tuchtrechtelijke maatregelen
2.2
Zoals de Deken van de orde van advocaten van Noord-Holland in een brief van
18 november 2021 al meedeelde en ook de rechtbank heeft overwogen, valt niet in te zien dat de onder 2.5 geciteerde aankondiging van een klachtprocedure tegenover Innercore of haar advocaat als onrechtmatig moet worden beschouwd. Omdat elke inhoudelijke onderbouwing van dat standpunt ontbreekt, hoeft dit oordeel niet te worden toegelicht. Daarop strandt vordering I (iii) en de schadevordering die daarop is gebaseerd (II).
De conclusie
2.21
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat Innercore in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Vordering III strandt op die constatering. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak.
De beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 14 september 2022;
veroordeelt Innercore tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 343 aan procedurele kosten
€ 1.183 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (1 procespunt x appeltarief II);
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad; wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, J. Smit en M. Aksu, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
14 november 2023.

Voetnoten

1.Artikelen 237-240 Rv
2.HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2366. Zie artikel 6:98 BW.
3.HR 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:22015:760.