In deze zaak gaat het om een samenwerkingsovereenkomst tussen Ludinga Vastgoed B.V. en de Gemeente Harlingen met betrekking tot de ontwikkeling en realisatie van een uitbreidingsplan. De projectontwikkelaar, Ludinga, heeft eigen grond verkocht die deel uitmaakt van het totale plangebied. De kosten voor het in exploitatie brengen van deze gronden vallen onder de exploitatieverordening. Partijen hebben afgesproken dat de ontwikkelingskosten door de gemeente mede worden omgeslagen over de eigen grond van Ludinga, maar dit gebeurde zonder een toereikende basis in de exploitatieverordening. Hierdoor zijn de bepalingen van de overeenkomst die betrekking hebben op de financiële bijdrage van de gemeente nietig verklaard, omdat er geen uitzondering op de verordening was gemaakt voor het gebied dat door de projectontwikkelaar aan eindgebruikers is geleverd.
Het hof heeft in hoger beroep de procedure voortgezet na een eerder arrest en heeft partijen gevraagd om nadere berekeningen van de vorderingen. De gemeente concludeerde dat zij na berekeningen nog een bedrag van € 51.389,57 aan Ludinga diende te betalen, wat ook is gebeurd. Het hof heeft vastgesteld dat er overeenstemming is bereikt over de financiële afwikkeling van het geschil, waardoor de vorderingen van de gemeente zijn afgewezen. De door Ludinga gevraagde verklaring voor recht omtrent de nietigheid van een deel van de overeenkomst is toegewezen.
Wat betreft de proceskosten heeft het hof bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt, maar dat de gemeente moet terugbetalen wat Ludinga aan proceskosten heeft betaald. De gemeente is als de overwegend in het ongelijk gestelde partij aangemerkt en moet de proceskosten van Ludinga in het hoger beroep vergoeden. Het hof heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en afgewezen wat verder is gevorderd.