ECLI:NL:GHARL:2023:9552

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
200.333.022
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de weigering tot toelating in de wettelijke schuldsaneringsregeling na drie jaar oude schulden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van een appellant tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De appellant, een 38-jarige alleenstaande vader, had eerder een verzoek tot schuldsanering ingediend bij de rechtbank Overijssel, maar dit verzoek was op 25 september 2023 afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet ter zitting was verschenen en niet aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De appellant had meer dan € 14.000 aan schulden, waarvan de meeste ouder waren dan drie jaar.

In hoger beroep heeft de appellant zijn verzoek herhaald en het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat alle schulden langer dan drie jaar geleden zijn ontstaan en dat er geen doorslaggevend verwijt kan worden gemaakt aan de appellant voor het onbetaald laten van deze schulden. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de appellant, waaronder zijn problematische jeugd en de inspanningen die hij heeft geleverd om zijn situatie te verbeteren. Het hof was van mening dat de appellant voldoende had aangetoond dat hij in staat zou zijn om te voldoen aan de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard op de appellant. Dit arrest benadrukt het belang van de persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar en de noodzaak om te kijken naar de mogelijkheden voor rehabilitatie en schuldenlastverlichting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.333.022
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 300387)
arrest van 13 november 2023
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats]
die hoger beroep heeft ingesteld
hierna: [appellant]
advocaat: mr. J. Klomp.

1.De procedure bij de rechtbank

Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 25 september 2023 is het verzoek van [appellant] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.De procedure bij het hof

2.1
Bij ter griffie van het hof op 3 oktober 2023 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 25 september 2023.
[appellant] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met één productie en de op
24 oktober 2023 en 2 november 2023 door mr. Klomp toegezonden producties 2 t/m 6.
2.3
De zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2023. Hierbij is [appellant] verschenen, bijgestaan door mr. Klomp. Namens de beschermingsbewindvoerder [naam1] is [naam2] , waarnemend beschermingsbewindvoerder, verschenen.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
[appellant] , 38 jaar oud, is alleenstaand. Hij heeft een zoontje, dat bij zijn ex-partner woont. Hij ontvangt een uitkering ingevolge de Participatiewet en staat sinds
29 september 2020 onder beschermingsbewind. Zijn leefgeld bedraagt € 70 per week.
3.2
[appellant] heeft ruim € 14.000 aan schulden, waaronder een schuld aan de gemeente Emmen van € 1.004,31, een schuld aan de gemeente Velsen van € 1.662,07, een schuld aan [naam3] van € 1.500 en een schuld aan het CJIB van € 1.999,15.
Deze laatste schuld bestaat uit een door de Politierechter op 16 november 2020 aan [appellant] opgelegde schadevergoedingsmaatregel van € 1.869,38 (volgens het overzicht van het CJIB van 23 december 2022 bedraagt de vordering nog € 1.780,15) wegens vernieling en een WAHV-boete van € 219.
3.3
De rechtbank heeft het verzoek van [appellant] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat [appellant] gezien het feit dat hij niet ter zitting is verschenen en na die zitting slechts via bemiddeling door de waarnemend beschermingsbewindvoerder contact met hem mogelijk was, geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn toelatingsverzoek en in ieder geval niet bereid is de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling uit zichzelf na te komen.
Gelet op de inhoud en vijandige toon van het op 19 september 2023 met de griffier gevoerde telefoongesprek oordeelde de rechtbank verder dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zal nakomen.
Aangezien [appellant] niet ter zitting is verschenen om een toelichting op zijn toelatings-verzoek te geven, acht de rechtbank - tot slot - niet door [appellant] aannemelijk gemaakt dat hij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest.
3.4
Het hof is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat alle op de schuldenlijst van [appellant] vermelde schulden, teruggerekend vanaf de dag waarop het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is ingediend, langer dan drie jaar geleden zijn ontstaan. Het hof acht aannemelijk dat [appellant] door zijn grote achterstand op de arbeidsmarkt (waarover hierna bij 3.5 meer) geen doorslaggevend verwijt valt te maken dat hij die schulden de afgelopen drie jaar onbetaald heeft gelaten. Daarom spelen deze schulden bij de beoordeling van de goede trouw van [appellant] geen rol meer.
3.5
Anders dan de rechtbank, is het hof er voldoende van overtuigd geraakt dat [appellant] zal kunnen voldoen aan de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Hierbij overweegt het hof allereerst dat [appellant] ter zitting bij het hof heeft erkend dat hij niet op een adequate manier heeft gereageerd tijdens zijn telefoongesprek met de griffier van de rechtbank toen deze hem naar de reden vroeg van zijn afwezigheid op de toelatingszitting en hij heeft daarover tijdens de zitting zijn spijt betuigd. Tijdens het gesprek met de griffier besefte [appellant] dat hij zelf fout zat, dat zat hem eigenlijk dwars en door een paar keer te herhalen dat hij die fout had gemaakt, schoot hij uit zijn slof. Besproken is dat als [appellant] in de schuldsanering met de bewindvoerder te maken heeft, hij soms ook kan worden geconfronteerd met verwijten en dat hij daar dan op een redelijke manier mee om moet gaan. Hij heeft dat erkend en is zich daar bewust van.
Verder is het hof uit de stukken en de daarbij op de zitting gegeven toelichting duidelijk geworden dat [appellant] van heel ver is gekomen. [appellant] heeft een problematische jeugd gehad. Op jonge leeftijd is hij uit huis geplaatst en heeft hij, telkens voor korte duur, in verschillende internaten en instellingen gewoond. Ook kwam hij vaak met justitie in aanraking, waarbij hij van tijd tot tijd opeenvolgend gedetineerd is geweest. Door dit alles heeft hij nooit goed leren lezen en schrijven en is het hem tot dusver niet gelukt (voor een bestendige periode) betaald of vrijwilligerswerk te krijgen. Doordat de hem aangeboden leer- en werktrajecten steeds voortijdig werden beëindigd, is ook nu nog sprake van een aanzienlijke achterstand tot de arbeidsmarkt.
De ommekeer is ongeveer drie jaar geleden ingezet toen [appellant] de ernst van zijn situatie heeft ingezien en het nodige heeft gedaan om schoon schip te maken. [appellant] is de afgelopen drie jaar niet gedetineerd geweest en hij heeft vrijwillig de in het kader van zijn laatste detentie verplicht gestelde onderbewindstelling voortgezet. De waarnemend beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting zijn tevredenheid uitgesproken over de wijze waarop [appellant] meewerkt in het bewind, waarin ook geen nieuwe schulden zijn ontstaan en zelfs een bescheiden bedrag is gespaard.
Ter zitting heeft [appellant] er overtuigend blijk van gegeven dat hij gemotiveerd is om de positieve ontwikkelingen een passend vervolg te geven. Hij begrijpt dat hiervoor de door de beschermingsbewindvoerder geboden hulp en begeleiding van groot belang is, ook met het oog op de verplichtingen die voor hem zullen gaan gelden vanaf het moment van zijn toelating tot de schuldsaneringsregeling.
Over (een mogelijk onderzoek naar) de mentale gesteldheid van [appellant] heeft de beschermingsbewindvoerder, met instemming van [appellant] , inmiddels contact gelegd met Mediant. De problemen die [appellant] heeft ondervonden tijdens de leer- en werktrajecten, maar ook in het dagelijks leven, omdat hij het lezen en schrijven niet beheerst, zijn onderkend door de beschermingsbewindvoerder en ter zitting van het hof vrij uitgebreid besproken.
Om zijn mogelijkheden op het verkrijgen van een (betaalde) baan op de arbeidsmarkt te vergroten, is van belang dat [appellant] op zo kort mogelijke termijn de gelegenheid krijgt (en die gelegenheid ook zal benutten) om te gaan werken aan zijn lees- en schrijfvaardigheid.
De waarnemend beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting aangegeven dit samen met [appellant] te gaan bespreken met de uitkeringsinstantie, de gemeente Enschede.
Het hof heeft uitgebreid met [appellant] zijn inspannings- en informatieplicht besproken en de saneringsgezinde houding die van hem wordt verwacht. [appellant] is zich daarvan bewust en wil zich echt inzetten om met het wegwerken van deze schuldenlast de nieuwe wending in zijn leven een bestendig vervolg te geven. Hij heeft gezegd deze nieuwe kans te willen grijpen.
Nu er ook overigens geen redenen zijn om [appellant] niet tot de schuldsaneringsregeling toe te laten, slaagt zijn hoger beroep en zal het hof als volgt beslissen.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 25 september 2023 en, opnieuw recht doende:
verklaart de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing ten aanzien van [appellant] .
Dit arrest is gewezen door mrs. D.M.I. de Waele, I. Brand en A.E. de Vos, en is op
13 november 2023 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.