Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: [appellant]
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure bij het hof
[appellant] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren.
24 oktober 2023 en 2 november 2023 door mr. Klomp toegezonden producties 2 t/m 6.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
29 september 2020 onder beschermingsbewind. Zijn leefgeld bedraagt € 70 per week.
Deze laatste schuld bestaat uit een door de Politierechter op 16 november 2020 aan [appellant] opgelegde schadevergoedingsmaatregel van € 1.869,38 (volgens het overzicht van het CJIB van 23 december 2022 bedraagt de vordering nog € 1.780,15) wegens vernieling en een WAHV-boete van € 219.
Gelet op de inhoud en vijandige toon van het op 19 september 2023 met de griffier gevoerde telefoongesprek oordeelde de rechtbank verder dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zal nakomen.
Aangezien [appellant] niet ter zitting is verschenen om een toelichting op zijn toelatings-verzoek te geven, acht de rechtbank - tot slot - niet door [appellant] aannemelijk gemaakt dat hij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest.
Hierbij overweegt het hof allereerst dat [appellant] ter zitting bij het hof heeft erkend dat hij niet op een adequate manier heeft gereageerd tijdens zijn telefoongesprek met de griffier van de rechtbank toen deze hem naar de reden vroeg van zijn afwezigheid op de toelatingszitting en hij heeft daarover tijdens de zitting zijn spijt betuigd. Tijdens het gesprek met de griffier besefte [appellant] dat hij zelf fout zat, dat zat hem eigenlijk dwars en door een paar keer te herhalen dat hij die fout had gemaakt, schoot hij uit zijn slof. Besproken is dat als [appellant] in de schuldsanering met de bewindvoerder te maken heeft, hij soms ook kan worden geconfronteerd met verwijten en dat hij daar dan op een redelijke manier mee om moet gaan. Hij heeft dat erkend en is zich daar bewust van.
Verder is het hof uit de stukken en de daarbij op de zitting gegeven toelichting duidelijk geworden dat [appellant] van heel ver is gekomen. [appellant] heeft een problematische jeugd gehad. Op jonge leeftijd is hij uit huis geplaatst en heeft hij, telkens voor korte duur, in verschillende internaten en instellingen gewoond. Ook kwam hij vaak met justitie in aanraking, waarbij hij van tijd tot tijd opeenvolgend gedetineerd is geweest. Door dit alles heeft hij nooit goed leren lezen en schrijven en is het hem tot dusver niet gelukt (voor een bestendige periode) betaald of vrijwilligerswerk te krijgen. Doordat de hem aangeboden leer- en werktrajecten steeds voortijdig werden beëindigd, is ook nu nog sprake van een aanzienlijke achterstand tot de arbeidsmarkt.
De ommekeer is ongeveer drie jaar geleden ingezet toen [appellant] de ernst van zijn situatie heeft ingezien en het nodige heeft gedaan om schoon schip te maken. [appellant] is de afgelopen drie jaar niet gedetineerd geweest en hij heeft vrijwillig de in het kader van zijn laatste detentie verplicht gestelde onderbewindstelling voortgezet. De waarnemend beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting zijn tevredenheid uitgesproken over de wijze waarop [appellant] meewerkt in het bewind, waarin ook geen nieuwe schulden zijn ontstaan en zelfs een bescheiden bedrag is gespaard.
Ter zitting heeft [appellant] er overtuigend blijk van gegeven dat hij gemotiveerd is om de positieve ontwikkelingen een passend vervolg te geven. Hij begrijpt dat hiervoor de door de beschermingsbewindvoerder geboden hulp en begeleiding van groot belang is, ook met het oog op de verplichtingen die voor hem zullen gaan gelden vanaf het moment van zijn toelating tot de schuldsaneringsregeling.
Over (een mogelijk onderzoek naar) de mentale gesteldheid van [appellant] heeft de beschermingsbewindvoerder, met instemming van [appellant] , inmiddels contact gelegd met Mediant. De problemen die [appellant] heeft ondervonden tijdens de leer- en werktrajecten, maar ook in het dagelijks leven, omdat hij het lezen en schrijven niet beheerst, zijn onderkend door de beschermingsbewindvoerder en ter zitting van het hof vrij uitgebreid besproken.
Om zijn mogelijkheden op het verkrijgen van een (betaalde) baan op de arbeidsmarkt te vergroten, is van belang dat [appellant] op zo kort mogelijke termijn de gelegenheid krijgt (en die gelegenheid ook zal benutten) om te gaan werken aan zijn lees- en schrijfvaardigheid.
De waarnemend beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting aangegeven dit samen met [appellant] te gaan bespreken met de uitkeringsinstantie, de gemeente Enschede.
Het hof heeft uitgebreid met [appellant] zijn inspannings- en informatieplicht besproken en de saneringsgezinde houding die van hem wordt verwacht. [appellant] is zich daarvan bewust en wil zich echt inzetten om met het wegwerken van deze schuldenlast de nieuwe wending in zijn leven een bestendig vervolg te geven. Hij heeft gezegd deze nieuwe kans te willen grijpen.
Nu er ook overigens geen redenen zijn om [appellant] niet tot de schuldsaneringsregeling toe te laten, slaagt zijn hoger beroep en zal het hof als volgt beslissen.
4.De beslissing
13 november 2023 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.