ECLI:NL:GHARL:2023:9425

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
200.328.663
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in civiele zaak met betrekking tot schenking en geldlening

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, die op 28 juli 2021, 22 december 2021 en 8 maart 2023 zijn uitgesproken. De rechtbank heeft in conventie geoordeeld dat een schenking van € 75.000,- aan [appellante] nietig is verklaard, terwijl de vordering met betrekking tot een geldlening van € 36.000,- is afgewezen. [appellante] heeft een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 8 maart 2023 ingesteld, omdat [geïntimeerde] conservatoir beslag heeft gelegd op haar woning en dreigt tot executie over te gaan.

Het hof heeft de schorsingsvordering van [appellante] afgewezen. Het hof overweegt dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van een vonnis blijft bestaan, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. De belangen van [appellante] bij schorsing zijn niet zwaarder gewogen dan die van [geïntimeerde] bij de tenuitvoerlegging van het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij in een noodsituatie verkeert en dat de executie van het vonnis haar onomkeerbare schade zou toebrengen. De vordering tot schorsing is afgewezen en [appellante] is veroordeeld in de kosten van het incident.

De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt, en het hof houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.328.663
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 386388
arrest van 7 november 2023
in de zaak van
[appellante]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie
hierna: [appellante]
advocaat: mr. A.J. Meijer
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats2]
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie en verweerster in reconventie
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. M. Wolkenfelt

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op 28 juli 2021, op 22 december 2021 en 8 maart 2023 heeft uitgesproken tussen [geïntimeerde] enerzijds en [appellante] en haar toenmalige echtgenoot anderzijds. De voormalig echtgenoot van [appellante] heeft geen hoger beroep ingesteld.
1.2.
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep, waarin [appellante] ook schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 8 maart 2023 (artikel 351 Rv) vordert;
  • de antwoordconclusie in het schorsingsincident.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen twisten in deze procedure over de vraag of [appellante] rechtsgeldig geld geschonken heeft gekregen (€ 75.000,-) en geld heeft geleend (€ 36.000,-) van de
- inmiddels overleden - vader van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] is door haar vader als enig erfgenaam en tot executeur/afwikkelingsbewindvoerder benoemd. Zij stelt dat de schenking vernietigbaar is wegens misbruik van omstandigheden en terugbetaald moet worden en ook dat de geldlening (inclusief wettelijke rente) dient te worden terugbetaald. Naast het voornoemde, vordert zij ook vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en een proceskostenveroordeling (conventie).
2.2.
De rechtbank heeft (in conventie) - nadat [geïntimeerde] in de gelegenheid is gesteld het bestaan van de schenking en de geldlening te bewijzen - bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, voor recht verklaard dat de schenking nietig is en heeft [appellante] en haar toenmalige echtgenoot hoofdelijk veroordeeld tot terugbetaling van het geschonken bedrag. De vordering met betrekking tot de geldlening heeft de rechtbank afgewezen. [appellante] en haar toenmalige echtgenoot zijn veroordeeld in de proceskosten.
2.3.
[appellante] is het niet eens met het vonnis van 8 maart 2023 en heeft daartegen hoger beroep ingesteld. Zij heeft ook een incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van dit vonnis ingesteld.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal de schorsingsvordering van [appellante] afwijzen en zal hierna uitleggen waarom.
Juridisch kader
3.2.
Wanneer een veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, is deze uitvoerbaar, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij bij uitvoering van het vonnis. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van het vonnis van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Nu de rechtbank geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal het hof de belangen van de partijen afwegen. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden. [1]
Het standpunt van [appellante] en [geïntimeerde]
3.3.
[appellante] stelt belang te hebben bij schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, omdat [geïntimeerde] al tijdens de procedure in eerste aanleg conservatoir beslag heeft gelegd op haar woning (waarvan zij en haar voormalig echtgenoot gezamenlijk eigenaar zijn). [geïntimeerde] heeft volgens haar gezegd niet bereid te zijn de uitkomst van de procedure in hoger beroep af te wachten voordat zij zal overgaan tot executoriale verkoop. [appellante] stelt dat zij niet de middelen heeft om zelf aan het vonnis te voldoen en dat dus te verwachten is dat zij haar woning zal verliezen. De executie zal voor haar grote gevolgen hebben. De woning heeft niet alleen grote emotionele waarde voor haar (gezin), maar is ook volledig aangepast aan haar fysieke beperkingen. Een nieuwe woning moet ook daarop aangepast zijn en is lastig te krijgen in de omgeving van [woonplaats1] (waar ook nog eens haar drie kinderen bij haar kunnen inwonen). Daarnaast is de verkoop van haar woning onomkeerbaar, zodat zij haar woning blijvend kwijt is wanneer zij in hoger beroep in het gelijk wordt gesteld. [geïntimeerde] heeft, kort gezegd, geconcludeerd tot afwijzing van de gevorderde schorsing.
Het oordeel van het hof
3.4.
Duidelijk is dat [appellante] het inhoudelijk niet eens is met het vonnis van de rechtbank. [appellante] heeft niet gesteld dat het vonnis van de kantonrechter berust op een kennelijke misslag of dat executie van het vonnis misbruik van recht zou opleveren. Het hof zal daarom beoordelen of op grond van de door [appellante] gestelde omstandigheden haar belang bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van [geïntimeerde] bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van het vonnis. Omdat de rechtbank niet heeft gemotiveerd waarom zij haar vonnis uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard, weegt het hof daarbij alle door [appellante] gestelde feiten en omstandigheden mee.
3.5.
Het hof stelt bij zijn belangenafweging voorop dat [geïntimeerde] een rechtens gegeven belang heeft bij de tenuitvoerlegging van het vonnis, namelijk het innen van de toegewezen geldsom. Daar staat tegenover het belang van [appellante] om dat bedrag niet te hoeven betalen voordat in hoger beroep over de kwestie is geoordeeld, het voorkomen van de executoriale verkoop van haar woning en (daarmee) het voorkomen dat zij haar woning moet ontruimen. Het hof gaat bij de beoordeling van dit incident uit van de inhoud van het bestreden vonnis. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellante] het bedrag van € 75.000,- in contanten heeft ontvangen, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. [appellante] heeft onvoldoende onderbouwd dat aan haar zijde sprake is van een onmogelijkheid te betalen en dat er door executie van het vonnis een noodsituatie zal ontstaan. Het hof is van oordeel dat het belang van [appellante] , ondanks de door haar gestelde persoonlijke omstandigheden, niet zwaarder weegt dan het belang van [geïntimeerde] bij de mogelijkheid tot onmiddellijke tenuitvoerlegging van het vonnis.
Conclusie
3.6.
Nu [appellante] op dit moment een onvoldoende zwaarwegend belang bij de schorsing heeft en er geen sprake is van een feitelijke of juridische misslag, zal het hof de vordering van [appellante] om de uitvoerbaarheid van het vonnis te schorsen afwijzen en haar veroordelen in de kosten van dit incident.
3.7.
Het hof zal bepalen dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [appellante] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 1.183,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
in de hoofdzaak in hoger beroep:
4.3.
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt;
4.4.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Prakke-Nieuwehuizen, D.M.I. de Waele en C.M.E. Lagarde, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad, 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.