ECLI:NL:GHARL:2023:9229

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
200.308.633
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoeken ex artikel 31 en 32 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in hoger beroep van Banketbakkerij ‘De Maro’ B.V.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep van Banketbakkerij ‘De Maro’ B.V. tegen een geïntimeerde. De Maro, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.N.A. Kilian, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Jagersma, heeft op 12 september 2023 verzocht om een beslissing op een incidentele vordering ex artikel 843a Rv, waarbij hij om gelegenheid vroeg om bepaalde stukken over te leggen. Daarnaast verzocht hij om herstel van kennelijke fouten in het eindarrest en om schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest.

Het hof heeft de verzoeken van de geïntimeerde beoordeeld. Het verzoek om de leeftijd van een bepaalde persoon, die in de processtukken door De Maro was genoemd, aan te passen, werd afgewezen. Het hof oordeelde dat dit geen kennelijke schrijffout betrof, maar een weergave van de stellingen van De Maro. De provisionele vordering op grond van artikel 223 Rv werd eveneens afgewezen, omdat deze alleen kan worden ingesteld in een aanhangig geding, wat hier niet het geval was.

Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde onvoldoende gemotiveerd had betwist dat hij aansprakelijk was voor de schade die De Maro had geleden. De vorderingen van De Maro tegen de geïntimeerde werden toegewezen. Het hof heeft de aanvulling van het arrest van 29 augustus 2023 goedgekeurd, waarbij de beslissing over de incidentele vordering van De Maro op grond van artikel 843a Rv werd afgewezen en werd bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten van het incident in hoger beroep draagt. Het arrest blijft verder in stand, met uitzondering van de aangebrachte aanvulling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.308.633
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 8967275)
beslissing op verzoeken ex artikel 31 en 32 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak van

Banketbakkerij ‘‘De Maro’’ B.V.

die is gevestigd in Waalwijk
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiseres
hierna: De Maro
advocaat: mr. J.N.A. Kilian
tegen

[geïntimeerde]

die woont in [woonplaats1]
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. F. Jagersma.
Het hof heeft in deze zaak op 29 augustus 2023 arrest gewezen.
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoek van mr. Jagersma van 12 september 2023 waarin namens [geïntimeerde] is verzocht alsnog te beslissen op de incidentele 843a Rv-vordering van De Maro, in die zin dat aan [geïntimeerde] alsnog gelegenheid wordt gegeven de door De Maro gevorderde stukken over te leggen zodat het hof op basis daarvan kan beslissen. Verder verzoekt [geïntimeerde] het hof de door hem gestelde kennelijke fouten in het eindarrest te herstellen. Daarbij vordert [geïntimeerde] bij wijze van voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv te bepalen dat de tenuitvoerlegging van het arrest wordt geschorst.
Bij brief van 22 september 2023 heeft mr. Kilian namens De Maro zich verzet tegen de door [geïntimeerde] ingediende herstelverzoeken en daarbij ook betwist dat het hof verplicht was om eerst op de incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv te beslissen. De Maro verzoekt alle door [geïntimeerde] ingediende verzoeken en de gevorderde voorlopige voorziening af te wijzen.
Het hof overweegt ten aanzien van de verschillende verzoeken als volgt.
Het verzoek van [geïntimeerde] om op grond van artikel 31 Rv de (in rechtsoverweging 3.7 van het arrest weergegeven) leeftijd van [naam1] van 19 jaar aan te merken als een kennelijke schrijffout die zich voor eenvoudig herstel leent en deze aan te passen, wordt afgewezen. Het gaat hier immers om een weergave van de stellingen van De Maro in haar processtukken en niet om een oordeel van het hof. De Maro stelde in haar processtukken daadwerkelijk dat [naam1] 19 jaar was ten tijde van zijn bestuurderschap van bepaalde vennootschappen en in die zin is dus geen sprake van een kennelijke schrijffout.
Ten aanzien van de provisionele vordering op grond van artikel 223 Rv geldt dat deze alleen in een aanhangig geding kan worden ingesteld, waarvan geen sprake meer is omdat in de procedure tussen de partijen op 29 augustus 2023 al een eindarrest is gewezen.
Anders dan [geïntimeerde] heeft betoogd heeft het hof niet verzuimd te beslissen op de door [geïntimeerde] bij conclusie van antwoord in het incident ex art 843a Rv ingestelde incidentele grief gericht tegen de proceskostenveroordeling van de kantonrechter. Uit de beslissing van het hof in rechtsoverweging 3.17 dat het hoger beroep van De Maro slaagt en dat [geïntimeerde] daarom de proceskosten zowel bij de kantonrechter als in hoger beroep moet betalen, volgt dat de incidentele grief over de toekenning van proceskosten aan [geïntimeerde] bij de kantonrechter niet slaagt. Dat ligt besloten in die beslissing en wat dat betreft is aanvulling dan ook niet aan de orde.
Omdat in het arrest inderdaad is verzuimd te beslissen op de vordering op grond van art 843a Rv wijst het hof het verzoek tot aanvulling op grond van artikel 32 Rv in die zin toe, zoals hierna zal worden toegelicht.
Op grond van art 209 Rv wordt op de incidentele vorderingen, indien de zaak dat meebrengt, eerst en vooraf beslist. Uit hetgeen het hof heeft beslist in rechtsoverweging 3.10 van het arrest volgt dat [geïntimeerde] de stellingen van De Maro onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen, met als conclusie dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de door De Maro geleden schade en de vorderingen tegen hem worden toegewezen. Bij deze stand van zaken had De Maro geen belang meer bij toewijzing van haar vordering op grond van artikel 843a Rv. Dit leidt dus tot afwijzing van deze incidentele vordering. Overigens heeft [geïntimeerde] in het incident gemotiveerd verweer gevoerd. [geïntimeerde] is dan ook niet de mogelijkheid onthouden die stukken tijdens de procedure in te dienen zoals hij in het kader van deze verzoeken heeft betoogd. Hij heeft zich immers bij antwoord in het incident op het standpunt gesteld dat hij deze stukken niet wilde overleggen en hij heeft ze ook niet bij memorie van antwoord alsnog overgelegd. Omdat De Maro bij aanvang van de procedure bij het instellen van die inzagevordering wel degelijk een procesbelang had, is het hof van oordeel dat de kosten in dit incident tussen de partijen moeten worden gecompenseerd.
Het hof bepaalt op grond van het voorgaande dat het arrest van 29 augustus 2023 in het dictum tussen 4.1 en 4.2 direct na het kopje “
in de zaak 200.308.633”wordt aangevuld met de nummers:
“4.1.1. wijst de incidentele vordering van De Maro op grond van art 843a Rv af”
en
“4.1.2. bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten van het incident in hoger beroep draagt”.
Deze aanvulling wordt gesteld op de minuut.
Voor het overige blijft het arrest, ook wat betreft de datum van uitspraak, geheel in stand. Voor de goede orde merkt het hof daarbij nog op dat de beslissing dat het bestreden vonnis wordt vernietigd (dictum onder 4.1) uiteraard alleen geldt voor zover het vonnis aan het oordeel van het hof is onderworpen (dus voor zover het vonnis betrekking heeft op de partijen in hoger beroep). De overige door [geïntimeerde] aangevoerde bezwaren en verzoeken betreffen geen kennelijke fouten in de zin van artikel 31 Rv en lenen zich niet voor een (herhaalde) beoordeling door het hof na het wijzen van een eindarrest.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.M.I. De Waele, H.L. Wattel en B.J. Engberts en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.