ECLI:NL:GHARL:2023:9161

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
200.327.235
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van een ouder over een minderjarige met hechtingsproblemen en FAS

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2017. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, had tot dan toe het gezag over haar kind. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om beëindiging van het gezag, omdat het kind ernstige hechtingsproblemen vertoonde en recentelijk was gediagnosticeerd met het foetaal alcohol syndroom (FAS). De rechtbank had op 16 februari 2023 het gezag van de moeder beëindigd en de gecertificeerde instelling (GI) benoemd tot voogdes.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 september 2023, waarbij de moeder via een beeldbelverbinding aanwezig was, werd duidelijk dat de moeder zich zorgen maakte over de situatie van haar kind in het pleeggezin. Het hof overwoog dat de belangen van het kind voorop staan en dat stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie essentieel zijn. De moeder had aangegeven dat zij instemde met de GI als voogd, omdat het kind veel hulpverlening nodig heeft. Het hof concludeerde dat de gronden voor beëindiging van het gezag van de moeder waren voldaan en bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank.

De beslissing van het hof houdt in dat de moeder niet langer het gezag over haar kind heeft, maar dat er wel aandacht is voor de betrokkenheid van de pleegouders en de mogelijkheid van een toekomstige plaatsing bij de grootouders. Het hof benadrukte het belang van een zorgvuldige overgang voor het kind en de noodzaak van samenwerking tussen alle betrokken partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.327.235
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 542246)
beschikking van 31 oktober 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R. Vermeer te Utrecht,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Utrecht,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: de GI,
[de pleegouders],
wonende op een geheim adres,
verder te noemen: de pleegouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 16 mei 2023;
- het verweerschrift van de raad met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 26 september 2023 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
- de moeder (door middel van een beeldbelverbinding), bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.

3.De feiten

3.1
Uit de relatie van de moeder en [de vader] (hierna: [de vader] ) is, voor zover hier van belang, [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ) geboren [in] 2017 in [plaats1] .
Tot de bestreden beschikking had de moeder het gezag over [de minderjarige] .
3.2
Bij beschikking van 19 november 2018 heeft de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van drie maanden, welke termijn telkens is verlengd, voor het laatst tot 4 december 2022.
Op 28 december 2022 heeft de raad opnieuw een ondertoezichtstelling verzocht. Op 9 januari 2023 heeft de kinderrechter het verzoek toegewezen en [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 9 juli 2023.
3.3
Bij beschikking van 19 november 2018 heeft de kinderrechter de GI gemachtigd [de minderjarige] uit huis te plaatsen. In juni 2019 is [de minderjarige] weer thuis bij de moeder en [de vader] gaan wonen.
Bij beschikking van 4 mei 2020 heeft de kinderrechter (bekrachtigd door dit hof) de GI gemachtigd [de minderjarige] uit huis te plaatsen tot 4 mei 2021. Deze machtiging is daarna telkens verlengd, laatstelijk tot 4 december 2022.
Op 28 december 2022 heeft de raad opnieuw een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing ingediend nu de machtiging per abuis was verlopen. In de beschikking van 9 januari 2023 heeft de kinderrechter de GI een machtiging verleend om [de minderjarige] tot 9 juli 2023 uit huis te plaatsen.
3.4
[de minderjarige] is geplaatst in het gezin van de pleegouders.
Hij verblijft sinds januari 2023 doordeweeks bij [naam1] (hierna ook: het jongenshuis).

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover van belang, op verzoek van de raad, het gezag van de moeder over [de minderjarige] beëindigd en de GI benoemd tot voogdes. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de beëindiging van het gezag van de moeder over [de minderjarige] .
De moeder verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de raad dat ziet op het beëindigen van haar gezag over [de minderjarige] af te wijzen.
4.3
De raad voert verweer en hij verzoekt het hof de verzoeken van de moeder af te wijzen, met bekrachtiging van de bestreden beschikking.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2
Gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Verdrag inzake de rechten van het kind overweegt het hof dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van het kind voorop staan. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.
5.3
Het blijk geven van duurzame bereidheid van de ouder(s) om het kind in het pleeggezin waar het verblijft te laten opgroeien dient in de beoordeling te worden betrokken, maar staat – gelet op het belang van het kind bij stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie – niet (zonder meer) in de weg aan beëindiging van het gezag.
5.4
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat aan de gronden voor de beëindiging van het gezag van de moeder over [de minderjarige] is voldaan. Ter aanvulling overweegt het hof dat het nog steeds niet goed gaat met [de minderjarige] . Volgens de GI lijdt hij onder trauma en heeft hij hechtingsproblemen. Hij is recent gediagnosticeerd met FAS (foetaal alcohol syndroom).
Het hof overweegt dat de moeder en haar netwerk niet achter de plaatsing van [de minderjarige] in het jongenshuis staan. Dit is voor de moeder dan ook de voornaamste reden van het hoger beroep; zij weet dat het perspectief van [de minderjarige] niet meer bij haar ligt maar zij wil betrokken blijven omdat zij zich zorgen maakt om [de minderjarige] in het jongenshuis.
Op de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de GI inmiddels onderzoek doet naar de mogelijkheid van plaatsing van [de minderjarige] bij de grootouders aan moederszijde (hierna: de grootouders), waar ook zijn twee oudere zussen verblijven. De moeder staat achter deze plaatsing; het proces gaat in overleg met alle betrokkenen. De GI is momenteel op zoek naar een geschikte school en hulpverlening in de omgeving van de grootouders. Verder zullen er afspraken moeten worden gemaakt om te waarborgen dat de pleegouders een rol blijven spelen in het leven van [de minderjarige] ; de pleegmoeder is immers de belangrijkste hechtingsfiguur van [de minderjarige] . Om de overgang naar de grootouders zo goed mogelijk te laten verlopen, verblijft [de minderjarige] sinds kort in de weekenden steeds vaker bij de grootouders in plaats van bij de pleegouders. Dit verblijf zal langzaam worden uitgebreid.
5.5
Aan de bezwaren van de moeder tegen de gezagsbeëindiging wordt inmiddels tegemoet gekomen. De moeder heeft op de mondelinge behandeling laten weten dat zij ermee kan instemmen dat de GI de voogdij over [de minderjarige] behoudt, omdat [de minderjarige] vanwege zijn problematiek veel hulpverlening nodig heeft en er voor hem veel geregeld moet worden. Dit is ook in lijn met het advies van de raad.

6.De slotsom

Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 februari 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, te weten de beëindiging van het gezag van de moeder over [de minderjarige] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, K.A.M. van Os-ten Have en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 31 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.