In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die door de heffingsambtenaar is opgelegd op 2 november 2021. De naheffingsaanslag van € 3,12 werd vergezeld van kosten van € 65,30. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. Vervolgens heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde. Hierna heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 17 oktober 2023 zijn beide partijen niet verschenen. Het geschil draait om de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De heffingsambtenaar stelt dat de auto van belanghebbende op 22 oktober 2021 om 20.39 uur is gecontroleerd door een scanauto, die vaststelde dat er geen geldig parkeerrecht was. Belanghebbende betwist dit en stelt dat de bewijsvoering niet rechtsgeldig is, omdat de rol van de ambtenaar en de gebruikte gegevens niet duidelijk zijn.
Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd. Het Hof stelt dat de gemeente vrij is in de keuze van de controlemethoden, mits deze binnen de wettelijke kaders blijven. Het standpunt van belanghebbende dat alleen een ambtsedige verklaring van een beëdigd ambtenaar rechtsgeldig bewijs kan leveren, wordt verworpen. De vrije bewijsleer in het belastingrecht staat het gebruik van gegevens van een scanauto toe, en het is aan de rechter om te beoordelen of de heffingsambtenaar het belastbare feit aannemelijk heeft gemaakt. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.