ECLI:NL:GHARL:2023:910

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
22/01877 t/m 22/01943
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het hoger beroep inzake teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 12 juli 2022. Belanghebbende had verzoeken tot teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen ingediend, welke door de Inspecteur waren afgewezen. De Rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.

Het Hof oordeelde dat het hogerberoepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift was zes weken, en deze termijn was verstreken. Belanghebbende had het hogerberoepschrift op 23 augustus 2022 gedateerd, maar het was pas op 25 augustus 2022 door het Hof ontvangen, wat buiten de termijn viel. Het Hof overwoog dat de te late indiening niet verschoonbaar was, omdat belanghebbende geen omstandigheden had aangedragen die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie.

Het Hof verklaarde het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en belanghebbende werd gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Locatie Arnhem
nummers BK-ARN 22/01877 tot en met 22/01943
uitspraakdatum: 31 januari 2023
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 12 juli 2022, nummers AWB 19/2380 t/m AWB 19/2383, AWB 19/2560 en AWB 19/5921 t/m AWB 19/5982 in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Emmen(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft op de voet van artikel 14a van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 voor 67 personenauto’s verzoeken tot teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen bij de Inspecteur ingediend. Die verzoeken zijn door de Inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikkingen afgewezen.
1.2.
De door belanghebbende tegen die beschikkingen gemaakte bezwaren zijn door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroepen ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 12 januari 2023 te Arnhem. Aldaar is verschenen [naam1] namens de Inspecteur. Belanghebbende is zonder kennisgeving aan het Hof niet verschenen. Blijkens het dossier is belanghebbende door de griffier van het Hof bij aangetekend verzonden brief van 16 november 2022 uitgenodigd voor de zitting op 12 januari 2023 te Arnhem. Deze uitnodiging, gericht aan het door belanghebbende opgegeven adres [adres1] , [woonplaats] , is blijkens informatie van PostNL op 17 november 2022 om 11.17 uur bij belanghebbende bezorgd. Voor ontvangst ervan is een handtekening geplaatst.
1.6.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De Rechtbank heeft in de onderhavige zaken op 12 juli 2022 uitspraak gedaan. In de rechtsmiddelverwijzing onder de uitspraak is vermeld dat binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld bij het Hof. Een afschrift van deze uitspraak is door de griffier van de Rechtbank op 12 juli 2022 aangetekend aan belanghebbende verzonden naar het door hem opgegeven adres [adres2] , [woonplaats] . Blijkens gegevens van PostNL is de uitspraak op 13 juli 2022 om 14.10 uur bij belanghebbende bezorgd. Voor ontvangst ervan is een handtekening geplaatst.
2.2.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is gedagtekend 23 augustus 2022. Belanghebbende heeft het hogerberoepschrift op 24 augustus 2022 om 16.14 uur aangetekend verzonden naar het Hof. Het Hof heeft het hogerberoepschrift op 25 augustus 2022 ontvangen.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1.
De termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift bedraagt zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak van de rechtbank op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een (afschrift van een) uitspraak van een rechtbank wordt bekendgemaakt door aangetekende verzending ervan aan partijen. Een hogerberoepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een hogerberoepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Verwezen wordt naar de artikelen 6:7, 6:8, 6:9, 6:24 en 8:37 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
3.2.
Vertaald naar de onderhavige zaken betekent dit dat de hogerberoepstermijn op woensdag 13 juli 2022 is aangevangen en is geëindigd op dinsdag 23 augustus 2022. Het op 23 augustus 2022 gedagtekende hogerberoepschrift van belanghebbende is op 25 augustus 2022 door het Hof ontvangen. Dat is dus buiten de zeswekentermijn. Omdat het hogerberoepschrift op 24 augustus 2022 ter post is bezorgd, dat wil zeggen na afloop van de zeswekentermijn, is het bepaalde in artikel 6:9, lid 2, Awb niet van toepassing. Het hogerberoepschrift is dus te laat door belanghebbende ingediend.
3.3.
Niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep wegens het te laat indienen van het hogerberoepschrift blijft echter achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest (artikel 6:11 Awb).
3.4.
De griffier van het Hof heeft belanghebbende bij brief van 19 september 2022 erop gewezen dat het hogerberoepschrift te laat is ingediend, maar dat de te late indiening op grond van artikel 6:11 Awb ‘verschoonbaar’ kan zijn maar dat belanghebbende daarvoor wel de omstandigheden moet aandragen. Daarop heeft belanghebbende niet gereageerd.
3.5.
Belanghebbende is evenmin ter zitting verschenen, hoewel hij – gelet op het vermelde in onderdeel 1.5 van deze uitspraak – rechtsgeldig daarvoor is uitgenodigd.
3.6.
Geconcludeerd moet derhalve worden dat belanghebbende niets heeft aangedragen op grond waarvan kan worden geoordeeld dat hij met de te late indiening van het hogerberoepschrift niet in verzuim is geweest.
Slotsom
Het hoger beroep van belanghebbende is niet-ontvankelijk.

4.Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een vergoeding van het griffierecht en/of voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

Het Hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. V.F.R. Woeltjes, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2023
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
De voorzitter,
(R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 01 februari 2023
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.