ECLI:NL:GHARL:2023:890

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
200.318.905
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter inzake VvE-bijdrage

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, dat op 10 augustus 2022 is uitgesproken. De zaak betreft een geschil over de betaling van de VvE-bijdrage door [appellante] c.s., die een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. De VvE heeft [appellante] c.s. gedagvaard en hoofdelijke nakoming van de betalingsverplichting gevorderd, wat door de kantonrechter is toegewezen. [appellante] is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij tevens een incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis heeft ingediend.

Het hof heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat de uitvoerbaarheid bij voorraad kan worden geschorst indien het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij. [appellante] heeft aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder heeft aangekondigd dat bij tenuitvoerlegging van het vonnis, executoriale verkoop van haar appartement zal plaatsvinden, wat een onomkeerbare situatie zou creëren. De VvE heeft geen verweer gevoerd tegen de incidentele vordering, waardoor het hof de vordering heeft toegewezen en de tenuitvoerlegging van het vonnis van 10 augustus 2022 heeft geschorst. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak, die in de stand waarin deze zich bevindt, zal worden voortgezet.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.318.905
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 9583063
arrest van 31 januari 2023
in het incident ex artikel 351 Rv in de zaak van
[appellante] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld en eiseres is in het incident,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna [appellante] te noemen,
advocaat: mr. C.M. van Ommeren,
tegen
de vereniging van eigenaars Patiobebouwing IV te Scheveningen, gelegen aan de [adres1] 1 tot en met 13 en de [adres2] 4 tot en met 16,
die is gevestigd in [vestigingsplaats] ,
die niet is verschenen in het hoger beroep,
en bij de kantonrechter optrad als eiseres,
hierna de VvE te noemen,

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 10 augustus 2022
tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
 de dagvaarding in hoger beroep met daarin een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 10 augustus 2022.
1.2.
De VvE is niet in de procedure verschenen. Tegen haar is verstek verleend. Vervolgens heeft [appellante] de stukken voor het wijzen van arrest in het incident aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[appellante] en [naam1] (hierna tezamen: [appellante] c.s.) zijn eigenaar van het appartementsrecht van de woning aan het adres [adres1] in [plaats1] en lid van de VvE.
2.2.
De VvE heeft de maandelijkse (voorschot)bijdrage in de exploitatiekosten (hierna: de VvE-bijdrage) vastgesteld op € 265,14. [appellante] c.s. heeft ten aanzien van deze VvE-bijdrage een betalingsachterstand laten ontstaan. De VvE heeft [appellante] c.s. meerdere malen tot betaling gemaand.
2.3.
De VvE heeft [appellante] c.s. gedagvaard in de procedure bij de kantonrechter en, samengevat, hoofdelijke nakoming van de betalingsverplichting door [appellante] c.s. van de VvE-bijdrage gevorderd. De kantonrechter heeft de vordering tot een bedrag van
€ 6.724,05, vermeerderd met wettelijke rente, toegewezen en [appellante] c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van dat bedrag en in de buitengerechtelijke incassokosten, de verschenen wettelijke rente en de proceskosten.
2.4.
[appellante] is het niet eens met het oordeel van de kantonrechter. Zij heeft daarom hoger beroep ingesteld. Zij heeft daarnaast een incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van 10 augustus 2022 ingesteld.

3.Het oordeel van het hof in het incident

Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.1.
Het hof stelt het volgende voorop. Wanneer een veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, is deze uitvoerbaar, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand, zolang in hoger beroep nog niet is beslist, zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van het vonnis van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Als blijkt dat de beslissing van de kantonrechter op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden.
3.2.
De rechtbank heeft geen gemotiveerde beslissing gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Het hof zal de incidentele vordering daarom beoordelen aan de hand van een belangenafweging die dient plaats te vinden in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van het vonnis.
3.3.
[appellante] heeft onweersproken gesteld belang te hebben bij de incidentele vordering. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder heeft aangekondigd dat zij, bij tenuitvoerlegging van het vonnis, zeer waarschijnlijk zullen overgaan tot executoriale verkoop van haar appartement. Er is dan ook sprake van een situatie die later onmogelijk ongedaan kan worden gemaakt waardoor er een noodtoestand zal ontstaan, aldus [appellante] . Tot slot stelt [appellante] dat het vonnis gebaseerd is op een feitelijke misslag.
3.4.
De VvE heeft geen verweer gevoerd tegen de incidentele vordering, heeft de door [appellante] aangevoerde belangen bij schorsing dus niet weersproken en heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de incidentele vordering zou moeten worden afgewezen. Gelet hierop zal het hof de incidentele vordering toewijzen.
De conclusie
3.5.
Het hof zal vanwege het voorgaande de tenuitvoerlegging van het vonnis van 10 augustus 2022 schorsen. De beslissing over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
3.6.
Het hof zal bepalen dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich blijkens het roljournaal bevindt. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof, recht doende:
in het incident:
4.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 10 augustus 2022;
4.2.
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot daarover bij het eindarrest in de hoofdzaak zal worden beslist;
in de hoofdzaak in hoger beroep:
4.3.
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt;
4.4.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, S.C.P. Giesen en K. Mans en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2023.