In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een belanghebbende en de invorderingsambtenaar van de gemeente Midden-Groningen. De zaak betreft de vergoeding van invorderingsrente en de proceskostenvergoeding die de rechtbank Noord-Nederland op 20 mei 2022 had vastgesteld. De invorderingsambtenaar had eerder een bedrag van € 0,53 aan invorderingsrente vergoed, maar na bezwaar werd dit bedrag verhoogd naar € 1,00. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en veroordeelde hem in de proceskosten van de invorderingsambtenaar tot € 271.
De belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij kennelijk onredelijk gebruik had gemaakt van procesrecht. Het Hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht, gezien het geringe financiële belang van € 0,47 aan invorderingsrente. Het Hof benadrukte dat het recht op toegang tot de rechter niet onbeperkt is en dat er voorwaarden zijn waaronder proceskostenveroordelingen kunnen plaatsvinden.
Het Hof concludeerde dat de belanghebbende en zijn gemachtigde in deze procedure niet redelijk hebben gehandeld, vooral gezien het feit dat de gemachtigde op 'no cure no pay'-basis werkte en het proces voornamelijk gericht leek op het incasseren van proceskostenvergoeding. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder termen aanwezig te achten voor een veroordeling in de proceskosten.